Raad van de Europese Unie

| | | |

|RAAD VAN                 |                                       |NL         |
|DE EUROPESE UNIE         |                                       |           |
|14634/06 (Presse 298)                                                      |
|(OR. en)                                                                   |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|Betreft:                                                                   |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|Buitengewone zitting van de Raad                                           |
|Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken       |
|Brussel, 7 november 2006                                                   |
|Voorzitter mevrouw Tarja FILATOV                                           |
|minister van Arbeid van Finland                                            |
|                                                                           |
|Voornaamste resultaten van de Raadszitting                                 |
|De zitting van vandaag werd belegd om de Raad in staat te stellen een      |
|politiek akkoord te bereiken over een ontwerp-richtlijn tot wijziging van  |
|Richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van|
|de arbeidstijd. Aan het eind van de besprekingen betreurde het             |
|voorzitterschap het dat opnieuw geen gekwalificeerde meerderheid voor een  |
|van de ingediende compromisteksten kon worden bereikt.                     |
INHOUD1

DEELNEMERS 4

BESPROKEN PUNTEN

RICHTLIJN OVER DE ARBEIDSTIJD 6

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

Geen

DEELNEMERS

De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:

België:
de heer Peter VANVELTHOVEN minister van Werk

Tsjechië:
de heer Petr ?IMERKA vice- minister van Arbeid en Sociale Zaken

Denemarken:
de heer Claus Hjort FREDERIKSEN minister van Werkgelegenheid

Duitsland:
de heer Gerd ANDRES parlementair staatssecretaris van Economische Zaken en Arbeid

Estland:
de heer Jaak AAB minister van Sociale Zaken

Griekenland:
de heer Savvas TSITOURIDIS minister van Werkgelegenheid en Sociale Zekerheid de heer Georgios KONSTANTOPOULOS staatssecretaris van Volksgezondheid en Sociale Solidariteit

Spanje:
de heer Jesús CALDERA SÁNCHEZ- CAPITÁN minister van Arbeid en Sociale Zaken

Frankrijk:
de heer Gérard LARCHER toegevoegd minister van Werkgelegenheid, Arbeid en Integratie van jongeren in het beroepsleven

Ierland:
de heer Tony KILLEEN onderminister, ministerie van Ondernemingen, Handel en Werkgelegenheid (belast met Arbeidsvraagstukken, waaronder Opleiding)

Italië:
de heer Cesare DAMIANO minister van Arbeid en Sociaal Beleid

Cyprus:
de heer Antonis VASSILIOU minister van Arbeid en Sociale Zekerheid

Letland:
mevrouw Lelde LICE-LICITE plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Litouwen:
mevrouw Vilija BLINKEVI?I?T? minister van Sociale Zekerheid en Arbeid

Luxemburg:
de heer François BILTGEN minister van Arbeid en Werkgelegenheid, minister van Cultuur, Hoger Onderwijs en Onderzoek, minister van Eredienst

Hongarije:
de heer Gábor CSIZMÁR staatssecretaris, ministerie van Werkgelegenheid en Arbeid

Malta:
de heer Louis GALEA minister van Onderwijs, Jeugdzaken en Werkgelegenheid

Nederland:
de heer Henk van HOOF staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Oostenrijk:
de heer Martin BARTENSTEIN minister van Economische Zaken en Arbeid

Polen:
mevrouw Anna KALATA minister van Arbeid en Sociaal Beleid

Portugal:
de heer Fernando MEDINA staatssecretaris van Werkgelegenheid en Beroepsopleiding

Slovenië:
de heer Janez DROBNI? minister van Arbeid, Gezin en Sociale Zaken

Slowakije:
mevrouw Viera TOMANOVÁ minister van Arbeid, Sociale Zaken en Gezin

Finland:
mevrouw Tarja FILATOV minister van Arbeid

Zweden:
de heer Sven Otto LITTORIN minister van Werkgelegenheid

Verenigd Koninkrijk:
de heer Alistair DARLING minister van Handel en Industrie

Commissie:
de heer Vladimír ?PIDLA lid

De regeringen van de toetredende staten waren als volgt vertegenwoordigd:

Bulgarije:
de heer Dimitar DIMITROV vice- minister van Arbeid en Sociaal Beleid

Roemenië:
de heer Gheorghe BARBU minister van Arbeid, Sociale Solidariteit en Gezinszaken

BESPROKEN PUNTEN

RICHTLIJN OVER DE ARBEIDSTIJD

De zitting van vandaag werd belegd om de Raad in staat te stellen een politiek akkoord te bereiken over een ontwerp-richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd , op basis van een aantal door het voorzitterschap (14676/06) en delegaties ingediende compromisteksten.

Alle delegaties en de Commissie waren ingenomen met de vastbeslotenheid van het voorzitterschap om tot algemene overeenstemming te komen.

Aan het eind van de besprekingen echter en gezien de verschillen in de arbeidsmarktsituaties en in de standpunten van de lidstaten over de eventuele noodzaak van en voorwaarden voor handhaving van de opt-out, betreurde het voorzitterschap het dat opnieuw geen gekwalificeerde meerderheid voor een van de voorgestelde opties kon worden bereikt.

De Commissie betreurde het dat niet tot een overeenkomst kon worden gekomen en kondigde aan te zullen nadenken over eventueel te ondernemen actie.

De doelstellingen van het Commissievoorstel waren tweeledig:

Ten eerste te ontsnappen aan de mogelijke gevolgen van de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie, met name de arresten in de zaken SIMAP en Jaeger , volgens welke aanwezigheidsdiensten van gezondheidswerkers en andere werknemers volledig als arbeidstijd moeten worden aangemerkt wanneer zij fysiek aanwezig moeten zijn op hun werkplek.

Ten tweede een aantal bepalingen herzien van Richtlijn 2003/88/EG betreffende de mogelijkheid om de maximale wekelijkse arbeidstijd (48 uur) niet toe te passen indien de werknemer met het verrichten van dergelijke arbeid instemt (de "opt-out"-bepaling).

Het belangrijkste vraagstuk dat nog moest worden opgelost betrof de "opt- out"-bepaling en de eventuele geleidelijke afschaffing van het gebruik ervan.

Voorgestelde rechtsgrondslag: artikel 137, lid 2, van het Verdrag - gekwalificeerde meerderheid van stemmen voor een besluit van de Raad; medebeslissingsprocedure met het Europees Parlement. Het Europees Parlement heeft op 11 mei 2005 zijn advies in eerste lezing uitgebracht (8725/05) en de Commissie heeft op 31 mei 2005 haar gewijzigde voorstel ingediend (9554/05).

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

Geen


---
. PB L 299 van 18.11.2003, blz. 9.
. Arrest van het Hof van 3 oktober 2000 in zaak C-303/98, Sindicato de Médicos de Asistencia Publica (SIMAP) tegen Consellaria de Sanidad y Consumo de la Generalidad Valenciana, Jur. 2000, blz. I- 07963.
. Arrest van het Hof van 9 september 2003 in zaak C-151/02, verwijzing voor een prejudiciële beslissing: Landesarbeidsgericht Schleswig-Holstein (Duitsland) in de procedure voor die rechtbank tussen Landeshauptstadt Kiel en Norbert Jaeger, Jur. 2003, blz. I- 08389.