Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen van de leden Tjon-A-Ten en Koenders over de mensenrechtensituatie in de Filipijnen

17-11-2006 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Tjon-A-Ten en Koenders over de mensenrechtensituatie in de Filipijnen. Deze vragen werden ingezonden op 3 november 2006 met kenmerk 2060702470.

De Minister
van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

De Minister
voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, en mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van de leden Tjon-A-Ten en Koenders over de mensenrechtensituatie in de Filipijnen.

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van de tijdens de 115e zitting van de Inter- Parliamentary Union (IPU) aangenomen resolutie met de oproep tot vrijlating van de Filipijnse parlementariër Crispin Beltran, die zonder deugdelijk arrestatiebevel door de Filipijnse autoriteiten is gearresteerd en al meer dan zeven maanden op arbitraire gronden gevangen wordt gehouden?

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Welke bilaterale en multilaterale stappen acht u in dezen effectief om te ondernemen?

Antwoord

De regering zal in EU-verband deze zaak onder de aandacht blijven brengen van de Filipijnse autoriteiten.

Vraag 3

Deelt u de mening dat de Filipijnse overheid een "klimaat van straffeloosheid " heeft gecreëerd, waarbinnen leger en politie ongestraft methodes ter bestrijding van critici kunnen toepassen die vanuit democratisch oogpunt ontoelaatbaar zijn? 1) Hoe beoordeelt u meer in het algemeen de democratische ontwikkelingen in de Filipijnen?

Antwoord
De effectiviteit in opsporing, vervolging en berechting van (verdachten van) de vele moordzaken laat bepaald te wensen over. Het aantal onopgeloste moorden is op alarmerende wijze toegenomen sedert het afbreken eind 2004 van de vredesbesprekingen onder auspiciën van de Noorse regering tussen de autoriteiten en het communistische National Democratric Front.

Vanuit democratisch oogpunt en de beginselen van de rechtsstaat is dit een zorgelijke ontwikkeling, in het bijzonder wanneer sprake is van ook een vermoeden van betrokkenheid van leger en politie bij de gewraakte moorden.

De Filipijnse regering heeft de moorden nadrukkelijk veroordeeld en heeft in september 2006 een onderzoekscommissie ingesteld. Deze moet haar rapport nog uitbrengen.

Vraag 4

Kunt u aangeven welke stappen zijn gezet tegen de achtergrond van de bijna dagelijkse rapportages over moorden op politieke activisten, verdwijningen en andere mensenrechtenschendingen en welke vervolgstappen u van plan bent hiertegen te nemen? 2) Hoe beoordeelt u de ten aanzien van de (oppositie)groeperingen gepleegde mensenrechtenschendingen?

Antwoord

Het aantal Filipijnse mensenrechtenorganisaties dat zowel bij de ambassade in Manilla als bij het Ministerie van Buitenlandse zaken aandacht heeft gevraagd voor de onopgeloste moorden is de laatste maanden sterk toegenomen. Mede naar aanleiding van het uitroepen van de noodtoestand door de Filipijnse regering eind februari jl. heeft Nederland in EU-verband aandacht gevraagd voor de instabiele situatie in de Filipijnen. In de marge van de ASEM-top (Helsinki 10-11 september 2006) heeft de Finse president Halonen in een gesprek met president Arroyo de zorgen van de EU geuit ten aanzien van de mensenrechtensituatie, democratie en rechtsstaat in de Filipijnen en gevraagd op welke manier de EU zou kunnen helpen. Daags na de Top heeft de voorzitter van de Europese Commissie Barroso tijdens een bezoek van president Arroyo aan Brussel nogmaals de zorgen van de EU geuit. Tevens heeft voorzitter Barroso aangegeven dat de Commissie in samenwerking met de EU-lidstaten zal onderzoeken hoe, in het kader van de EU-hulpprogramma's, hulp kan worden geboden. Als voorbeeld werd daarbij gedacht aan versterking van het juridische apparaat in de Filipijnen.

De Nederlandse regering heeft geen zicht op de feiten die aan arrestaties van oppositieleden als Crispin Beltran ten grondslag liggen. De Nederlandse regering is van mening dat gearresteerde personen in staat van beschuldiging gesteld moeten worden, conform de bepalingen in het Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten. Het is vervolgens aan de rechter om de gronden van de beschuldiging te toetsen. Willekeurige arrestatie en detentie druist in tegen de grondbeginselen van een democratische rechtsstaat en is dan ook niet geoorloofd.


1) Amnesty International report "Growing number of political killings risks retaliatory" http://news.amnesty.org/index/ENGASA350082006


2) Aanhangsel Handelingen nr. 1570, vergaderjaar 2005-2006
* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl