Gemeente Utrecht


2006 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
131 Vragen van de heer M. Cavusoglu
(vragen binnengekomen op 27 oktober 2006
en antwoorden verzonden door het college op 21 november 2006)

Tegen het besluit van de burgemeester d.d. 21 juni 2005 (besluit op bezwaar 19 december 2005) om aan de vergunning voor het koffiehuis Feminine aan de Helfrichlaan de voorwaarde te verbinden van het sluitingstijdstip van 23.00 uur, heeft de eigenaresse mevrouw Karouni meerdere procedures aangespannen. Dit omdat horeca in Utrecht in principe onbeperkt open mag blijven. In de bezwaarfase heeft zij een voorlopige voorziening gevraagd om haar zaak niet voortijdig - vanwege onvoldoende omzet - te hoeven sluiten.

Op 2 augustus 2006 heeft de Raad van State het verzoek voorlopige voorziening (in hoger) beroep behandeld. De staatsraad, mr. Slump, heeft de burgemeester bij die gelegenheid voorgesteld de openingstijden bij wijze van proef te verruimen, zodat bij de behandeling van de bodemzaak zou blijken of en in hoeverre er gegronde aanleiding bestond voor het preventief opleggen van de openingsbeperking.
Bij brief van 16 augustus heeft de burgemeester de Raad van State meegedeeld met het voorstel akkoord te gaan en de openingstijden door de week te verruimen tot 1.00 uur en in het weekend tot 2.00 uur.

GroenLinks is met dit besluit zeer content. Het is van groot belang om horeca-gelegenheden gelijk te behandelen. En alleen beperkende maatregelen op te leggen indien hiervoor gegronde redenen zijn. Met het wegnemen van de beperkende maatregel, komt het college het koffiehuis tegemoet. In de ogen van GroenLinks zou het niet meer dan logisch zijn om de proceskosten die hebben geleid tot het intrekken van de beperkende maatregel te betalen.

Het college blijkt hier echter niet toe bereid, getuige het afwijzingsverzoek van de burgemeester op 30 augustus.

Dit leidt tot de volgende vragen:

1. Het college heeft tot 2 augustus 2006 consequent vol gehouden dat zij gegronde reden had om de openingstijden preventief te beperken. Welke redenen lagen hieraan ten grondslag?


Wij verwijzen de vragensteller naar de brief d.d. 9 juni jl. die de burgemeester aan de leden van de raad en aan de fractievoorzitters heeft gezonden en in het bijzonder naar passages over problemen in Kanaleneiland en het voorkomen van verplaatsing van deze problemen. Bij de totstandkoming van de Horecaverordening 2004 is door de raad de wens geuit om ook bij wijze van preventieve maatregel de sluitingstijden van horecabedrijven in een woonomgeving te kunnen beperken. In dit geval is de betreffende bepaling van de verordening conform de doelstelling toegepast.

2. Welke veranderingen hebben zich sinds 2 augustus voorgedaan dat deze redenen nu niet meer van kracht zijn?


Geen. De vergunning, inclusief de daarin opgenomen beperking van de openingstijden, is ongewijzigd van kracht. Tot 15 februari 2007 wordt het voorschrift ten aanzien van de openingstijden onder bepaalde voorwaarden niet gehandhaafd. Dit om te bezien of en welke effecten een verruiming van de openingstijden heeft. Aan het einde van de proefperiode zal de burgemeester een besluit nemen over het al dan niet wijzigen van de exploitatievergunning op het punt van de toegestane openingstijden.

3. Kan het college aangeven welke kosten mevrouw Karouni tot dusver heeft moeten maken om de preventief opgelegde beperking in rechte te betwisten? Kan het college tevens aangeven tot welke omzetderving de preventief opgelegde beperking heeft geleid?


Zie het antwoord op vraag 4

4. Kan het college uitleggen dat de redenen voor het preventief opleggen van de openingstijden (en dus het niet toelaten van een proeftijd) proportioneel zijn, d.w.z. opwegen tegen schade die mevrouw Karouni als gevolg daarvan tot op heden heeft gelegen?


De gemeente beschikt niet en hoeft niet te beschikken over inzicht in de gemaakte kosten van rechtsbijstand, noch over gegevens betreffende omzet, bedrijfskosten en bedrijfsresultaten. Op de vraag of en in welke mate er sprake is van omzetderving kunnen wij dan ook geen antwoord geven. De exploitanten van het koffiehuis hebben voorafgaand aan de vergunningverlening geen exploitatieprognose overgelegd. Ook hebben zij geen indicatie verschaft van de bedrijfseconomische effecten die een beperking van de openingstijden tot gevolg zou hebben. Uit het feit dat de exploitatie, ondanks de opgelegde sluitingstijd, is gestart moet dan ook worden afgeleid dat deze exploitanten binnen de in de vergunning toegestane mogelijkheden zeker mogelijkheden zagen tot een rendabele exploitatie.

5. Is het college bij heroverweging bereid om mevrouw Karouni althans de kosten te vergoeden voor het verzoek voorlopige voorzieningen bij de Raad van State (1066 euro), ook in het geval dat zij daar niet strikt juridisch toe verplicht zou zijn. Zo niet, op welke overwegingen is dit gebaseerd?


Neen, omdat hiertoe noch juridisch, noch anderszins termen voor zijn. De gemeente volgt in dezen de voorschriften die zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht. In gevallen waarin de rechter bepaalt dat de gemeente griffierecht en andere proceskosten dient te vergoeden vindt uiteraard vergoeding plaats conform de rechterlijke uitspraak.


---- --