Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Havengildediner 2006

Toespraak | 24-11-2006 | Amsterdam | Karla Peijs, minister van Verkeer en Waterstaat

Alleen de uitgesproken tekst geldt.

Dames en heren,

Dit is de vierde keer dat ik uw gast mag zijn op het Havengildediner. In mijn ogen is de politieke en maatschappelijke aandacht voor de haven van Amsterdam in die jaren alleen maar gegroeid, en niet alleen bij u en mij. Ik heb dat bijvoorbeeld gemerkt in de overleggen over de Noordvleugel en over het MIT, ons meerjarige investeringsprogramma. Maar natuurlijk heb ik het vooral ook gemerkt in de Kamer. Laat ik het zo zeggen: mevrouw Van Oudenallen heeft misschien niet al mijn collega's duidelijk in het vizier, maar mij wel.

Overigens wil ik daar wel meteen achteraan zeggen dat zij niet de enige is die scherp in de gaten heeft dat het belang van de Amsterdamse haven snel groeit. Dit jaar noteert u wéér vijftien procent meer olie, kolen, agribulk, zand, grind en andere goederen achter de zeesluis bij IJmuiden. En de rek lijkt er nog lang niet uit. Vandaar dat ik de motie-Van Oudenallen, die vraagt om een nader onderzoek van het CPB naar de tweede zeesluis, ook van harte heb overgenomen. Ik zie die motie als een ondersteuning van mijn beleid. Ook ik wil graag precies weten hoe de cijfers zich ontwikkelen en wanneer de tijd rijp is om nieuwe grote stappen te zetten. Alle onderbouwing is daarbij welkom, en zeker die van het CPB.

Voordat u nu denkt dat ik dit jaar die tweede zeesluis wél in mijn achterzak heb zitten, zeg ik hier maar meteen achteraan dat het nog niet zover is. Het momentum komt wel wat dichterbij. En ik luister ook heel goed naar al die bedrijven die de tweede sluis hoog op hun verlanglijstje hebben staan. Maar het lijkt me niet wijs om nu de zorgvuldigheid, die we samen hadden afgesproken, los te laten. En in Sinterklaas gelooft u vast ook al een tijdje niet meer. Zo'n CPB up-date, bijvoorbeeld, moet er eerst gewoon komen. We hebben het hier ten slotte niet over zomaar een projectje, maar over een investering van een slordige 600 miljoen. Daar zou een hoop belastinggeld bij zitten en dat kunnen we maar één keer uitgeven, dus dat moeten we goed beargumenteren.

En ter geruststelling, als blijkt dat het een verstandige beslissing zou zijn, dan kunnen de dingen ook snel gaan. Dat wijst de praktijk uit. Zo heb ik u vorig jaar een pakket maatregelen van rond de 80 miljoen euro gepresenteerd om de bereikbaarheid van de haven te verbeteren. En ik denk dat ik mag zeggen dat we er samen in slagen om dat geld snel en effectief weg te zetten. Eind mei was de verdiepte IJgeul bijvoorbeeld al klaar. In 2008 is het Noordzeekanaal op diepte en volgend jaar is het Middensluis-eiland al geknipt en geschoren, zodat de manoeuvreerruimte daar een stuk groter wordt. Dat gaat dus allemaal snel, en daar mogen we elkaar de hand voor schudden, want we doen het samen.

Los van deze infrastructurele maatregelen zijn we ook op andere fronten voortvarend bezig om de concurrentiepositie van het bedrijfsleven in de havens van Amsterdam te verbeteren. Ik noem vanavond graag nog eens onze gezamenlijke inzet voor het `één-vergunningen-loket' dat medio maart bij Corus van start is gegaan. Doel van dit project is het versoepelen van de vergunningverlening waar ieder bedrijf vroeg of laat mee te maken krijgt. Uitbreiden of vernieuwen is voor bedrijven namelijk een moeilijke aangelegenheid geworden. Lange en taaie procedures zorgen voor veel afbreukrisico's en hoge administratieve lasten. En daar zit niemand op te wachten. Corus, de provincie, mijn ministerie en de overig betrokken partijen werken nu samen aan oplossingen die moeten leiden tot een efficiënter vergunningverleningsproces en minder administratieve lasten. Ook op dit vlak dus geen gebrek aan actie.

Wat minder goed van de grond komt gaat - en dat is onderhand een van mijn stokpaardjes - is de gezamenlijke promotie van de Nederlandse zeehavens in het buitenland. Ik begrijp dat de samenwerking tussen Amsterdam en Rotterdam op een laag pitje is komen te staan en dat vind ik jammer. Jammer voor u, en jammer voor Nederland. Dat zou anders moeten, als u het mij vraagt. Vooral ook omdat niemand er iets aan heeft om elkaar vliegen af te vangen. Het gaat erom dat de Nederlandse zeehavens allemaal hun sterke punten hebben en elkaar prachtig aanvullen. Dat is een goed verhaal dat het verdient om verteld te worden. Ik herhaal daarom nog maar eens dat ik graag bereid ben om een gezamenlijk initiatief voor Holland Ports te ondersteunen. Maar dan moet u wel aan het werk. Geen woorden maar daden, zal ik maar zeggen, in de hoop dat ook Amsterdammers zich daardoor aangesproken voelen.

En ook al ik ga daar straks niet meer direct over, ik zou u vanavond toch graag nog mee willen geven dat verdergaande samenwerking ook op andere fronten zijn nut kan hebben. Niet alleen met het oog op een sterke positie in het buitenland, maar ook omdat twee nu eenmaal meer weten dan een. Denk bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van innovatieve financieringsconstructies, die best wel eens zouden kunnen helpen om een tweede zeesluis mogelijk te maken. En of verzelfstandiging van het Havenbedrijf Amsterdam een voorwaarde is voor zo'n nauwere samenwerking, daar moet u wat mij betreft, in deze regio zelf onderzoek naar gaan doen. Maar ik zou dat geen gek idee vinden en ik kan me voorstellen dat ook andere havengebieden dat gaan doen.

Samenwerking is dus een kernbegrip. Wat ik hiermee eigenlijk van u vraag, is een stuk enthousiasme en belangenbehartiging. En als er iemand in deze zaal is die daar over mee kan praten, dan is het de heer Yke Vermeiden, die vandaag afscheid neemt van Amsterdam Ports Association. U moet het mij maar niet kwalijk nemen, mijnheer Vermeiden, dat ik u hier even als lichtend voorbeeld op een voetstuk zet. Want wat u ruwweg de afgelopen vijfentwintig jaar voor het Noordzeekanaalgebied gedaan hebt, grenst aan het ongelooflijke. Iedereen roemt uw enorme inzet als promotor van deze regio. In die zin is de politieke en maatschappelijke aandacht waar ik het aan het begin van mijn verhaal over had, vooral ook uw verdienste.

Waar ik zelf altijd veel bewondering voor heb, is dat mensen zoals u dat vrijwilligerswerk weten te combineren met het runnen van een succesvol bedrijf. In uw geval Oiltanking Amsterdam BV. Dat zijn vaak geen veertigurige werkweken waar je het dan over hebt, en dan is zomaar een paar honderd uur per jaar extra voor de goede zaak al helemaal bijzonder.

Wat je ook vaak ziet bij de Yke Vermeidens van deze wereld, is dat zij verder kijken dan hun eigen neus lang is. Met andere woorden: dat hun maatschappelijke betrokkenheid niet ophoudt bij de grenzen van hun bedrijf of brancheorganisatie. U hebt zich bijvoorbeeld jarenlang belangeloos ingezet voor het wees- en kinderziekenhuis in Klaipeda in Litouwen. Ik vind dat mooi. Als er meer mensen waren zoals u, dan zou het normen- en waardendebat al lang niet meer gaan over het waarom, maar over het hoe.

Kortom, mijnheer Vermeiden, u bent een bijzonder mens. Zij die u kennen, noemen u een man van nooit aflatend enthousiasme; een inspirator zelfs. Die complimenten mag u in uw zak steken. Maar wat u niet in uw zak mag steken is datgene wat ik u nu ga opspelden. U voelde het inmiddels waarschijnlijk al aankomen, maar ik mag u tot mijn genoegen meedelen dat het Hare Majesteit de Koningin heeft behaagd u te benoemen tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Het is voor mij een grote eer om u de bijbehorende versierselen op te spelden.

Dank u wel.