LOGO presenteert Raamwerk nieuw terugkeer- en opvangbeleid 07/12/2006
Het Landelijk Overleg Gemeentebesturen Opvang- en terugkeerbeleid
(LOGO) presenteert vandaag een notitie 'Raamwerk terugkeer- en
opvangbeleid voor een nieuw kabinet'. Deze is toegezonden aan alle
fracties in de Tweede Kamer.
Landelijk Overleg Gemeentebesturen Opvang- en terugkeerbeleid (LOGO)
Raamwerk terugkeer- en opvangbeleid voor een nieuw kabinet
Inleiding
De inzet van de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie is voor
wat betreft het terugkeer- en opvangbeleid de afgelopen jaren vooral
gericht geweest op uitstroom van asielzoekers uit de rijksopvang. In
de meeste gevallen werden slechts de voorzieningen stopgezet, de
betrokken asielzoekers op straat gezet en door de IND met onbekende
bestemming (mob) vertrokken verklaard. Zelfs indien een asielzoeker
bijvoorbeeld nog een procedure voor een verblijfsvergunning op
medische gronden heeft en op basis van deze procedure rechtmatig in
Nederland verblijft, wordt de betrokkene op straat gezet. Het
realiseren van deze uitstroom is in de praktijk het belangrijkste
argument in het huidige terugkeer- en opvangbeleid gebleken. Wie nog
in procedure was móest wel een ander onderkomen zoeken. In dat gat
zijn vele LOGO-gemeenten gesprongen. Een tweede essentieel
uitgangspunt van het kabinet was dat het daadwerkelijk vertrek de
verantwoordelijkheid is van de betrokkene zelf. Belemmeringen bij het
verkrijgen van reisdocumenten zijn daarbij niet serieus genomen: wie
niet weg gaat heeft dat aan zichzelf te wijten, zo is de redenering
van de minister. Een verblijfsvergunning op grond van het
buitenschuldcriterium wordt dan ook nauwelijks toegekend.
Daarnaast heeft de minister door het veelvuldig toepassen van het
middel vreemdelingenbewaring getracht asielzoekers ook daadwerkelijk
het land uit te zetten. De cijfers wijzen echter uit dat minister
Verdonk er niet in is geslaagd ook daadwerkelijk meer asielzoekers te
laten terugkeren dan haar ambtelijke voorgangers. Wel is het gevolg
van het beleid van de huidige minister dat er vele asielzoekers thans
dakloos in Nederland rondzwerven. Het zijn in de praktijk vooral
gemeenten, maatschappelijke organisaties, kerken en de burgers op
lokaal niveau die hiermee worden geconfronteerd en daarop inspringen.
Het zijn immers burgers die zij kennen en hier veelal ook gewoon mogen
zijn. Vanwege deze reden en ter voorkoming van openbare orde problemen
van diverse aard, zijn er in veel gemeenten noodopvangvoorzieningen
gerealiseerd voor specifiek gedefinieerde groepen asielzoekers (m.n.
legaal verblijvende asielzoekers en asielzoekers die actief en
controleerbaar meewerken aan hun terugkeer).
Hoe het beleid in de praktijk uitwerkt staat in het rapport De
Rekening dat op 5 december vorig jaar door de VNG en ruim 100 Colleges
van B&W werd onderschreven en aan de ministerraad gezonden. (Dit
rapport is te downloaden via www.logogemeenten.nl).
Ook zijn er veel burgemeesters die (in hun hoedanigheid als
korpsbeheerder) ter voorkoming van problemen in het kader van de
openbare orde, ontruimingen opschorten als er geen vervolgopvang is en
de mensen uitsluitend zonder enige voorziening achter de slagboom van
het asielzoekerscentrum op straat belanden.
De doelstelling voor een nieuw beleid dient dan ook te zijn om
illegaliteit zoveel mogelijk tegen te gaan. Dit betekent dat er in
principe slechts twee uitkomsten mogelijk zijn: ofwel er wordt een
verblijfsvergunning verstrekt ofwel de vreemdeling keert daadwerkelijk
terug naar het land van herkomst. Tot die uitkomsten bereikt zijn is
de rijksoverheid verantwoordelijk voor de opvang. Dat laat onverlet
dat men voor de uitvoering wel een beroep op de gemeenten zou kunnen
doen, zowel voor de daadwerkelijke opvang als voor bijvoorbeeld
begeleiding bij terugkeer. Dat zou in samenwerking met de IND en
maatschappelijke organisaties kunnen worden opgepakt.
Het op straat zetten van al dan niet uitgeprocedeerde asielzoekers zou
daarmee in principe tot het verleden moeten behoren. In dit raamwerk
worden alvast een aantal voorstellen geformuleerd teneinde deze
doelstelling te realiseren.
Generaal pardon voor asielzoekers die vóór 1 april 2001 asiel
aanvroegen
Er dient een algemeen pardon te komen voor asielzoekers die onder de
oude vreemdelingenwet asiel hebben aangevraagd in Nederland en thans
nog in Nederland zijn (al dan niet uitgeprocedeerd). Onlangs hebben
451 van de 458 Nederlandse gemeenten, die dagelijks geconfronteerd
worden met de gevolgen van het huidige terugkeer- en opvangbeleid,
zich uitgesproken voor een dergelijk algemeen pardon.
Het betreft hier asielzoekers die meer dan 5 jaar in Nederland
verblijven (en een aantal zelfs meer dan 10 jaar) en die, zo is ons
uit de praktijk bekend, inmiddels vaak zijn ingeburgerd. De kinderen
van deze asielzoekers zijn vaak vernederlandst en hebben weinig
binding met het land van herkomst van hun ouders.
Indien asielzoekers die onder de oude vreemdelingenwet asiel hebben
aangevraagd enigszins aannemelijk kunnen maken dat ze al die tijd in
Nederland hebben gewoond en geen ernstige misdrijven hebben gepleegd,
komen ze voor dit pardon in aanmerking. Gemeenten kunnen vervolgens
zorgdragen voor verdere inburgering en integratie van deze
vreemdelingen.
Overigens zal een generaal pardon in tegenstelling tot wat minister
Verdonk aangeeft juist leiden tot een verlichting van de werkdruk van
de ketenpartners. Immers door een generaal pardon worden in één keer
alle dossiers, die reeds allemaal bekend zijn bij de IND, afgehandeld.
Het gevolg hiervan is dat de IND dan niet meer allerlei beslissingen
hoeft te nemen in lopende of toekomstige procedures, de rechterlijke
macht geen uitspraak meer hoeft te doen in lopende of toekomstige
procedures, het COA deze mensen uiteindelijk niet meer (opnieuw) hoeft
op te vangen, de VD deze mensen niet meer (opnieuw) in bewaring hoeft
te stellen en niet meer hoeft uit te zetten.
Een maximale behandeltermijn
In het nieuwe beleid dient opnieuw een variant op het zogeheten
driejarenbeleid geïntroduceerd te worden teneinde te voorkomen dat een
asielzoeker jarenlang op een definitieve beslissing van de IND moet
wachten, zoals nu vaak gebeurt in procedures. Gedacht zou kunnen
worden aan een beleid waarbij de overschrijding van de huidige
wettelijke beslistermijn van 6 maanden van art. 25 en 42 Vw (en die,
indien nader onderzoek noodzakelijk is, verlengd kan worden tot
maximaal 1 jaar) met drie maanden, automatisch leidt tot de afgifte
van een verblijfsvergunning. Dit geldt dus zowel voor de reguliere als
de asielprocedure.
Voor de wettelijke beslistermijn in de bezwaarprocedure in reguliere
zaken geldt dat een overschrijding van de wettelijke beslistermijn van
art. 7:10 Awb (inclusief de mogelijkheid om de beslissing voor ten
hoogste vier weken te verdagen conform art. 7:10 lid 3 Awb) met 6
weken, automatisch leidt tot de afgifte van een verblijfsvergunning.
Indien uitstel van vertrek o.g.v. art. 64 Vw (medische noodsituatie)
wordt gevraagd dient een overschrijding van de wettelijke
beslistermijn van 6 maanden tot gevolg te hebben dat geacht wordt
artikel 64 Vw te zijn toegewezen tot 6 maanden nadat de termijn door
de IND is overschreden. In dit geval hoeft de wettelijke beslistermijn
dus niet met 3 maanden overschreden te zijn, daar het hier gaat om
medisch ernstige en spoedeisende situaties en toewijzing van een art.
64 Vw - verzoek niet leidt tot een verblijfsvergunning maar slechts
tot uitstel van vertrek. Voor de bezwaarprocedure in het kader van een
artikel 64 Vw - procedure geldt, dat overschrijding van de wettelijke
beslistermijn van art. 7:10 Awb tot gevolg heeft dat geacht wordt
artikel 64 Vw te zijn toegewezen tot 6 maanden nadat de termijn door
de IND is overschreden. Dit voorkomt dat een asielzoeker lang moet
wachten op een beslissing in een dergelijke procedure.
Om te voorkomen dat de procedure (zowel asiel als regulier) een aantal
malen bij de rechter in de beroepsfase voorkomt en de procedure
daardoor alsnog lang duurt, dient het principe ingevoerd te worden dat
als de rechter de vreemdeling twee maal in één procedure in de
beroepsfase in het gelijk stelt, er een verblijfsvergunning verstrekt
dient te worden. Dit principe zou je ook kunnen omschrijven als two
strikes and youre out. Invoering van dit principe zal tevens leiden
tot kwaliteitsverbetering bij de IND bij de behandeling van verzoeken.
Naar een sluitend beleid
Een nieuw terugkeer- en opvangbeleid dient als uitgangspunt te hebben
dat het sluitend is. Onder sluitend wordt verstaan dat het beleid in
principe slechts tot twee uitkomsten kan leiden. Ofwel het beleid
voorziet in de verstrekking van een verblijfsvergunning ofwel het
beleid voorziet in het daadwerkelijke vertrek naar het land van
herkomst. Het op straat zetten van asielzoekers past hier niet in.
Uit de praktijk is gebleken dat het op straat zetten van asielzoekers
niet bijdraagt aan het vertrek naar het land van herkomst (met name
niet voor asielzoekers die nog een procedure hebben lopen en op basis
hiervan rechtmatig in Nederland verblijven), dat het veelal slechts
leidt tot humanitair onaanvaardbare situaties en tot problemen in het
kader van de openbare orde. Het op straat zetten van asielzoekers zou
met een nieuw beleid tot het verleden moeten behoren.
Daarom dient er een opvangfaciliteit te komen voor overige
vreemdelingen die al dan niet een procedure hebben en waarvoor zorg en
opvang noodzakelijk is uit medische en/of humanitaire overwegingen
(bijv. ernstig zieke mensen, slachtoffers van mensenhandel, vrouwen
met een afhankelijke verblijfsvergunning en waarvan de relatie
beëindigd is, etc).
Daadwerkelijke terugkeer
Daadwerkelijke terugkeer dient centraal te staan in een nieuw beleid.
In het huidige beleid (Vreemdelingenwet 2000) staat automatische
toepassing van de maatregelen die mogelijk zijn bij overschrijding van
de vertrektermijn (zie o.a. art. 45 Vw) centraal. Gebleken is dat het
automatisch toepassen van deze maatregelen in de hand werkt dat men
met onbekende bestemming (mob) vertrekt. Voor deze mensen is er
bovendien geen terugkeerregeling. Het onverkort vasthouden aan de 28
dagen vertrektermijn bijvoorbeeld, leidt slechts tot vele dakloze
asielzoekers en werkt daarnaast in veel gevallen contraproductief, in
die zin dat asielzoekers die op straat staan eerst dagelijks proberen
te overleven en dan pas denken aan het ondernemen van
terugkeeractiviteiten. Temeer nu is gebleken uit de
terugkeerdocumenten van de IND dat het in de meeste gevallen niet
mogelijk is om binnen de gestelde finale vertrek termijn van 28 dagen
vervangende reisdocumenten te verkrijgen van de diplomatieke
vertegenwoordiging van het land van herkomst, kan niet worden volhard
in de toepassing van deze maatregel. Nu ook de Tweede Kamer op 26
april 2006 een motie van deze strekking in meerderheid heeft
aangenomen willen we er van uitgaan dat de finale vertrek termijn
wordt aangepast aan de daadwerkelijk benodigde tijd om te kunnen
vertrekken en dat de betrokkenen tussentijds worden voorzien van
opvang via de rijksoverheid.
De inzet dient dan ook gericht te zijn op het daadwerkelijk laten
terugkeren van asielzoekers. Er dient bijv. meer gekeken te worden
welke knelpunten er bij de asielzoeker zijn om terug te keren en
indien mogelijk dienen deze knelpunten weggenomen te worden.
Het voorkomen van illegaliteit
Teneinde te voorkomen dat uitgeprocedeerde asielzoekers de
illegaliteit in verdwijnen dienen Rijk, gemeenten, lokale en
maatschappelijke organisaties en NGOs samen te werken.
Belangrijk uitgangspunt is dat het rijk haar verantwoordelijkheid
neemt en de andere partners in staat stelt hun aandeel te leveren.
Lokaal / regionaal zou maatwerk geleverd kunnen worden middels het
oprichten van een aantal steunpunten. Deze steunpunten zouden een
methodiek kunnen hanteren vergelijkbaar aan die van het huidige ex -
ama project Perspectief in de gemeente Utrecht.
Ook zou men voor asielzoekers die volledig zijn uitgeprocedeerd en
waarvan de vertrektermijn is verstreken, een meer sobere
opvangvoorziening kunnen realiseren met een pakket bijzondere
maatregelen ten einde prikkels te creëren om actieve en controleerbare
medewerking te verkrijgen bij terugkeer.
Taskforce mensenhandel
Er dient een Taskforce mensenhandel in het leven geroepen te worden
die met name ook (ex) - amas als aandachtsgebied heeft. Voorkomen
dient te worden dat ex-amas tijdens of vlak na hun verblijf in
Nederland slachtoffer worden van mensenhandel. Hiervoor zou men o.a.
aan de volgende maatregelen kunnen denken:
- verhoging van de strafmaat voor mensenhandel met betrekking tot
deze doelgroep
- effectieve bescherming van de aangevers/getuigen van mensenhandel
(in veel gevallen zal dit betekenen dat de betreffende
aangever/getuige een verblijfsvergunning dient te krijgen).
- De capaciteit bij politie en justitie moet worden uitgebreid op het
terrein van de bestrijding van mensenhandel.
De LOGO-gemeenten doen deze voorstellen vanuit de verantwoordelijkheid
die wij als lokale overheid hebben om de lokale problemen m.b.t.
dakloze vreemdelingen, waar wij in de praktijk jarenlang mee
geconfronteerd zijn geweest en waarvoor het beleid van de
Rijksoverheid geen oplossingen biedt, maar ze juist creëert, het hoofd
te kunnen bieden. Het opvang- en terugkeerbeleid dient naar de volle
overtuiging van het LOGO een nieuwe, effectievere invulling te krijgen
die uitgaat van uitvoerbaarheid en niet van Haagse politieke
wenselijkheid. Dit laatste leidt namelijk niet tot resultaat.
Van onze kant zijn wij bereid om hierbij vanuit onze eigen
verantwoordelijkheid en inmiddels opgedane expertise constructief en
actief bij te dragen aan de oplossing voor de thans gerezen problemen.
Met de hiervoor genoemde voorstellen hoopt het LOGO de eerste aanzet
daarvoor te hebben geleverd.
Landelijk Overleg Gemeentebesturen inzake Opvang- en terugkeerbeleid
(LOGO).
7 december 2006