Vervolging van gezinsvoogd Savanna
Den Haag, 8 december 2006
Het Openbaar Ministerie in Den Haag gaat over tot vervolging van de
gezinsvoogd van Savanna, het 3-jarige meisje waarvan het lichaam op 21
september 2004 werd gevonden in de kofferbak van een auto in de
omgeving van Holten. De gezinsvoogd wordt dood door schuld dan wel het
toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld verweten (art. 307
en/of 308 van het Wetboek van Strafrecht).
De gezinsvoogd wordt, kort gezegd, verweten dat zij onvoldoende
onderzoek heeft verricht naar en onvoldoende acht heeft geslagen op
signalen omtrent mishandeling van Savanna.
Het Openbaar Ministerie is van oordeel dat gelet op de ernst van het
feit, het stelselmatig mishandelen en het uiteindelijk overlijden van
het kind ,in dit geval ook over de gedragingen en het nalaten van de
gezinsvoogd door de rechter een oordeel zal moeten worden gegeven.
Overigens beklemtoont het OM dat de strafrechtelijke aansprakelijkheid
van de moeder en stiefvader van Savanna voorop staat. Moeder en
stiefvader zijn op 26 januari 2006 door het Gerechtshof te Den Haag
veroordeeld, tot respectievelijk 6 en 2 jaar gevangenisstraf. In beide
gevallen met tbs met dwangverpleging.
De officier van justitie heeft kort geleden aan de verdachte een
kennisgeving gezonden, waarin mededeling wordt gedaan van het
voornemen de vervolging voort te zetten. Hiertegen is inmiddels door
de verdachte een bezwaarschrift ingediend bij de Rechtbank Den Haag.
De datum van de behandeling van dit bezwaarschrift is nog niet bekend.
Bij toewijzing van het bezwaarschrift komt het vervolgingsrecht van de
officier van justitie te vervallen en eindigt de zaak. Indien het
bezwaar wordt verworpen volgt later de openbàre behandeling van de
strafzaak.
Achtergrond
Op 21 september 2004 is het OM een onderzoek gestart naar het
overlijden van Savanna. In dat strafrechtelijk onderzoek heeft het OM
medio november 2004 besloten ook de rol van de gezinsvoogd nader te
bezien. In het onderzoek kwam naar voren dat er meermalen signalen aan
de gezinsvoogd zouden zijn afgegeven door in meer of mindere mate bij
het gezin betrokken hulpverleners over de zorgelijke toestand waarin
Savanna zich bevond. Deze signalen hebben, zo bestaat het vermoeden,
niet of onvoldoende geleid tot maatregelen door de gezinsvoogd.
Op 14 maart 2005 is op vordering van het OM door de
rechter-commissaris een gerechtelijk vooronderzoek geopend naar, kort
gezegd, het handelen en niet-handelen door de gezinsvoogd.
In dit gerechtelijk vooronderzoek zijn op vordering van het OM,
respectievelijk op verzoek van de verdediging, 35 getuigen gehoord
door de rechter-commissaris in de periode van juni 2005 tot en met
juni 2006. De verdachten uit de oorspronkelijke strafzaak, buren en
kennissen van het gezin zijn gehoord, evenals een betrokken
psychiater, sociaal psychiatrische verpleegkundigen, een arts van het
bureau voor consultatie, maatschappelijk werkers en een
vertrouwensarts van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Verder
zijn een Inspecteur voor de jeugdzorg en Inspecteurs voor de
gezondheidszorg door de rechter-commissaris gehoord. Er ook is
onderzoek gedaan naar de feitelijke organisatie van het werk in de
jeugdzorginstelling waar de gezinsvoogd werkte. Daarnaast zijn twee
deskundigen benoemd om rapportages uit te brengen over de moeder van
Savanna en over het onder toezicht gestelde kind.
Op 3 augustus 2006 is het gerechtelijk vooronderzoek door de
rechter-commissaris afgesloten.
De bevindingen uit het onderzoek wijzen naar het oordeel van het
Openbaar Ministerie uit dat signalen over de zorgelijke toestand van
Savanna door professionele hulpverleners en andere bij het gezin
betrokkenen zijn afgegeven en dat deze signalen de gezinsvoogd ook
daadwerkelijk hebben bereikt. Met deze signalen heeft, zo lijkt het,
de gezinsvoogd onvoldoende gedaan. Los daarvan lijkt zij zich
onvoldoende op eigen initiatief inzicht te hebben verschaft in de
problematiek en voorgeschiedenis van moeder. Door na laten te
handelen, waar handelen geboden was en waar juist zij, als gezinsvoogd
bovendien ook gehouden was te handelen, meent het Openbaar Ministerie
dat haar het verwijt van schuld aan het overlijden en/of aan het zwaar
lichamelijk letsel van Savanna kan worden gemaakt.
Natuurlijk zijn door het Openbaar Ministerie bij zijn beslissing om de
zaak aan de rechter voor te leggen meegewogen de moeilijke
omstandigheden waaronder gezinsvoogden in het algemeen hun werk moeten
doen. Dat neemt niet weg dat zich situaties kùnnen voordoen waarin de
strafrechter een oordeel zou moeten uitspreken. Naar het oordeel van
het Openbaar Ministerie is dit zo een geval.
Openbaar Ministerie