CD&V

VLAAMS ACTIEPLAN SUÏCIDEPREVENTIE
8% MINDER STERFTE DOOR ZELFDODING TEGEN 2010

Zelfdoding is in Vlaanderen de belangrijkste doodsoorzaak bij twintigers, dertigers en bij mannen ook bij veertigers. Tussen 2001 en 2003 stierven jaarlijks meer dan 1.100 mensen per jaar door zelfdoding. Daarmee scoort Vlaanderen zeer slecht in de Europese rangorde: bijna 50% hoger dan het Europese gemiddelde. De ernst van het probleem wordt nog duidelijker wanneer het aantal zelfmoordpogingen - 10 tot 20 keer meer - aan dit getal wordt toegevoegd. Een overdosis geneesmiddelen is daarbij de meest voorkomende methode.

120 zelfdodingen per jaar vermijden
De gezondheidsconferentie over preventie van depressie en zelfdoding heeft geleid tot een ontwerp van Vlaamse gezondheidsdoelstelling waarbij we de sterfte door zelfdoding tegen 2010 met 8% willen verminderd hebben t.o.v. 2000. Dit betekent concreet 120 zelfdodingen per jaar vermijden en een daling van het aantal suïcidepogers, het aantal personen met suïcidale gedachten en het aantal personen met depressie. Om dit te realiseren werd het Vlaams Actieplan suïcidepreventie ontwikkeld, dat steunt op 5 strategieën. Per strategie sommen we telkens een of meerdere concrete acties op die genomen (zullen) worden.


1. Geestelijke gezondheid m.b.t. het individu en de maatschappij bevorderen
* Zelfbeoordelingstest. Via de website van "fit in je hoofd" kan een zelfbeoordelingstest worden ingevuld. De bezoeker ontvangt per e-mail een persoonlijk advies over zijn profiel en hoe hij ermee kan omgaan, gekaderd in het concept van de 10 stappen.
* Ervaringsfora. We starten fora, ondersteund door psychologen, waar persoonlijke ervaringen kunnen worden uitgewisseld. Hierbij zal ook aandacht zijn voor specifieke doelgroepen, zoals de holebi's. Het pilootproject start op in het najaar 2006.


2. Laagdrempelige telezorg bevorderen

Momenteel wordt in Vlaanderen telefonische hulpverlening verzorgd door het Centrum ter Preventie van Zelfmoord, Tele-onthaal, Kinderen en jongerentelefoon en de Holebitelefoon. In een vroeg stadium van een crisis kan door middel van telefonische hulpverlening een escalatie, met zelfdoding tot gevolg, voorkomen worden. Ze kunnen de beller ook naar de juiste hulpverlening leiden. Deze eerste 3 organisaties bieden ook online hulpverlening via chatboxen.. Voor steeds meer mensen vervangt het Internet de functie van de telefoon. De toegankelijkheid van het zorgaanbod wordt hierdoor verhoogd. De drempel voor hulpverlening online ligt erg laag, vooral voor jongeren en mensen met een auditieve handicap.
* We verhogen de kwaliteit van de zorg, stemmen de telezorg-diensten op elkaar af en breiden de online hulpverlening uit. We subsidiëren in 2007 het Centrum ter Preventie van Zelfmoord en maken een protocol op met de reguliere zorg en tussen de diensten met telefonische hulpverlening (inhoudelijke en praktische afstemming). Geraamd bedrag: 53.000 euro.


3. Deskundigheid van professionelen bevorderen en netwerking optimaliseren
* Deskundigheidsbevordering van de huisarts via e-learning
* Meer dan de helft van de mensen die suïcide plegen of een suïcidepoging doen, raadplegen nog een huisarts in de maand voor de feiten. Als vertrouwenspersoon en veelzijdig professional kan een huisarts wezenlijk bijdragen tot het voorkomen van zelfdoding, onder meer door verziekte situaties snel te detecteren en met verstand van zaken in te grijpen.
* - Online leerpakket voor 1.000 huisartsen: Het e-learningpakket 'zelfdodingspreventie' is een elektronisch interactief leerpakket, dat huisarten in drie weken intensieve studie 3 essentiële leermodules laat doorlopen. Ondertussen hebben al 370 huisartsen deelgenomen aan de cursus via een elektronisch leerpakket. We breiden dit pakket uit, zodat tegen 2009 zeker 1.000 huisartsen de cursus hebben gevolgd. Daarnaast kan de huisarts ook terecht op een gespecialiseerde website, met informatie op maat uit betrouwbare bronnen.
* Deskundigheidsbevordering van andere professionelen.
* Over het thema zelfdoding is er in Vlaanderen reeds een groot aanbod. Via het aanbieden van
* e-learningpakketen, een integratie van deze problematiek in de basisopleidingen en naschoolse vormingen op maat willen we dit aanbod beter promoten en de kennis bij de professionelen (politie, CLB-medewerkers, personeel in rust- en verzorgingstehuizen en ziekenhuizen, begeleiders van jongeren, volwassenen en ouderen) bevorderen.
* Zorg voor personen met depressie en suïcidale gedachten binnen de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg
* We willen de hulpverlening voor personen met depressie en/of suïcidale gedachten binnen de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg efficiënter maken: een daling van de wachtlijsten en de behandelingsduur en een efficiëntere behandeling.
* - Trapsgewijze zorg in alle CGG's. In West-Vlaanderen ligt het aantal zelfdodingen het hoogst. Het proefproject in het CGG West-Vlaanderen zal na positieve evaluatie vanaf juli 2007 aan alle CGG's worden overgedragen. De doelstelling is te komen tot een meer doeltreffende werkwijze in de CGG's op basis van het getrapte zorgmodel: beginnen met een algemeen zorgaanbod, om stapsgewijs over te gaan op specialistische zorg indien nodig.
* Het uitlokken van zelfdoding tegengaan

* 1. Aanbevelingen voor de media met betrekking tot berichtgeving over zelfdoding
* Het ontwikkelen van richtlijnen voor de media die beschrijven hoe de media kunnen berichten over suïcide en zelfbeschadigend gedrag en hoe ze de preventieve mogelijkheden onder de aandacht kunnen brengen, zonder de kans op imitatie de hoogte in te jagen, zijn noodzakelijk en efficiënt. Eerder werd door de Vlaamse Overheid al een folder met mediarichtlijnen ontwikkeld die in 2004 via 'De Journalist' werd verspreid onder journalisten. Er is echter nood aan een herlancering van de richtlijnen, vele journalisten hebben namelijk geen weet van het bestaan ervan.
* - Medio 2007 brengen we de richtlijnen opnieuw onder de belangstelling en onderzoeken we een collectieve gezondheidsovereenkomst met de perssector. Elke organisatie die de pers in verband met suïcidaliteit te woord staat, wordt gevraagd om de aanbevelingen voor de media telkens opnieuw te communiceren.
* 2. Beschikbaarheid van middelen verminderen
* · beveiliging toegang spoorwegen, voornamelijk in de omgeving van psychiatrische ziekenhuizen.
* · Bruggen en hoge gebouwen beveiligen

* · CO verklikkingssystemen in wagens

* · medicatie:

* ----aanpassingen van de grootte van de verpakkingen.
* ----Aanpassing van de vorm van de verpakking. Doordruktabletten in plaats van losse tabletten.
* · Vuurwapens: inleveren van niet geregistreerde wapens
* Aandacht voor specifieke doelgroepen Zelfdoding komt in 90% van de gevallen voort uit de aanwezigheid van een psychiatrische stoornis. Vooral depressie, schizofrenie, persoonlijkheidsstoornissen en middelengebruik verhogen het risico. Naast deze specifieke doelgroep zijn er nog andere groepen waar de kans op su ïcide hoog is. - Bij jongeren is er de laatste jaren een stijgende trend te zien. - Ook kinderen van ouders met psychiatrische stoornissen lopen een hoger risico op psychiatrische stoornissen en ook op suïcidaliteit. - Tevens lopen nabestaanden na zelfdoding een groter risico om depressieve gevoelens en suïcidale gedachten te ontwikkelen, niet alleen omdat ze een zelfdoding ervaren hebben, maar ook omdat het vaak een al kwetsbare groep treft. Bij elke suïcide zijn er ook minstens 6 nabestaanden direct betrokken. Deze nabestaanden krijgen immers niet altijd de verdiende en noodzakelijke aandacht, noch van hulpverleners, noch door vrienden en familie. - Uit internationaal onderzoek blijkt dat homo's en lesbiennes een hoger risico lopen op het ontwikkelen van een psychische stoornis en suïcidale gedachten. - Tot slot is de suïcidepoging de duidelijkste klinische risicofactor voor suïcide: het risico van suïcide is 150 maal hoger dan in de algemene bevolking. Na een suïcidepoging overlijdt één procent na één jaar door suïcide, na tien jaar is dit tien procent.

ACTIES NAAR DEZE DOELGROEPEN:
Naar suïcidepogers (via de spoedgevallendienst)
Het risico op suïcide is 150 maal hoger bij iemand die al een poging achter de rug heeft i.v.m. de algemene bevolking. Na een suïcidepoging overlijdt één procent na één jaar door suïcide, na tien jaar is dit tien procent. Hier lopen al twee projecten rond, die positief zijn geëvalueerd.
* Het verzekeren van een degelijke psychosociale evaluatie en opvang van patiënten die zich na een suïcidepoging aandienen voor verzorging in een Algemeen Ziekenhuis . Dit is belangrijk om verschillende redenen: de poging wordt ernstig genomen; de patiënt wordt empathisch beluisterd en krijgt (vaak voor het eerst) de gelegenheid zijn problematiek te bespreken; de problematiek wordt in kaart gebracht; er gebeurt een inschatting van het risico o.m. op herval en een toeleiding naar zorg; de vervolgzorg wordt besproken, gemotiveerd en opgezet. Ook de naasten worden hierbij betrokken en ondersteund.
* Optimalisering van de samenwerking van de spoedgevallendienst met de eerste lijn (o.m. huisartsen), de psychiatrische afdeling van algemene ziekenhuizen (PAAZ), psychiatrische ziekenhuizen, ambulante geestelijke gezondheidszorg zoals CGG.
* è We breiden deze aanpak uit over heel Vlaanderen. We hopen dat tegen 2010
* alle spoedgevallendiensten in Vlaanderen gebruik kunnen maken van deze methodiek.

Naar mensen met psychiatrische aandoeningen zoals schizofrene psychose Tenminste 10% van de schizofrene patiënten overlijdt door suïcide. Men veronderstelt dat 50% van de schizofrene patiënten een suïcidepoging onderneemt.
* In 2007 start een proefproject rond vroegdetectie, gericht op jongvolwassenen. Na een positieve evaluatie breiden we dit project rond vroegdetectie van jongvolwassenen met schizofrenie uit naar heel Vlaanderen. We hebben een bedrag van 221.000 euro vrijgemaakt.

Het vroegdetectieteam zal in staat moeten zijn om aangemelde personen binnen een korte termijn bij voorkeur in een neutrale omgeving (bijvoorbeeld thuis, op school of bij de huisarts) te evalueren. Indien inderdaad een (toegenomen risico van) psychotische problematiek vastgesteld wordt, zal de persoon in kwestie ofwel verwezen worden voor een correctie diagnostiek en aangepaste behandeling of zal deze persoon behandeld en opgevolgd worden in een neutrale omgeving.

Naar personen met recidiverende depressies
MBCT (Mindfulness-based cognitive therapy ) is een vorm van cognitieve groepstherapie, waarbij de patiënt leert mediteren en die meditatietechnieken leert aan te wenden om meer afstand te nemen van negatieve stemmingen en cognities. Deze therapie wordt aangeboden aan personen met minstens drie perioden van depressie in de voorgeschiedenis ter preventie van recidief depressie. Uit de literatuur blijkt dat het aantal relapsen van depressie zonder een dergelijke strategie 66% bedraagt terwijl dit mét de MBCT slechts 37% is Op dit ogenblik wordt uitgetest of MBCT ook werkt bij de Vlaamse bevolking. Dit gebeurt in een pilootproject in de regio Gent, tot eind 2007.

Naar jongeren

* We sluiten collectieve gezondheidsovereenkomsten met de scholen, jeugdverenigingen en jeugdhuizen waarin concreet preventieve maatregelen in het kader van suïcidepreventie worden beschreven en in tijd zijn vastgelegd.

Voor scholen kan deze collectieve gezondheidsovereenkomst bestaan uit een geïntegreerd schoolactieplan gericht op: schooldirectie, onderwijzend personeel, ouders en jongeren (zowel primair als secundair onderwijs).

Naar kinderen van ouders met psychiatrische problemen (K.O.P.P.) Kinderen van ouders met een psychische stoornis vormen zelf een risicogroep voor psychische stoornissen. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat 30 à 70% van de kinderen van ouders met een psychiatrisch probleem zelf een psychische stoornis ontwikkelt. Deze zijn voornamelijk het resultaat van spanningsvolle opvoedingssituaties en niet op de eerste plaats erfelijk bepaald. Tot op heden worden de gevolgen voor de kinderen van de psychiatrische problematiek van de ouder nog te vaak over het hoofd gezien. Professionele ondersteuning van de kinderen van ouders met psychiatrische problemen kan de ontwikkeling van depressies en andere psychische problemen in een latere fase vermijden. Er bestaan verschillende types preventieve interventies, maar in de internationale literatuur hebben vooral gezinsgerichte interventies hun effectiviteit aangetoond. Ze richten zich zowel op ouders als op hun kinderen, wat de aanpak van verschillende bronnen van risico en bescherming mogelijk maakt. De enige meermaals onderzochte KOPP-interventie is deze ontwikkeld door Beardslee.
* We gaan de effectiviteit van de Beardslee-interventie na in Vlaanderen aan de hand van een interventiestudie (eén groep krijgt de Beardslee-interventie, een andere groep een minimale interventie en een derde groep krijg niets(twee psycho-educatieve lezingen over de ziekte van de ouder en de gevolgen voor de kinderen) aangeboden krijgt en ten slotte een groep die geen interventie krijgt. Het project t.w.v. 400.000 euro loopt tot eind 2008.

Naar nabestaanden na zelfdoding
Nabestaanden na zelfdoding lopen een groter risico om depressieve gevoelens en suïcidale gedachten te ontwikkelen, niet alleen omdat ze een zelfdoding ervaren hebben, maar ook omdat het vaak een al kwetsbare groep treft. Het aantal nabestaanden in de Vlaamse populatie wordt geraamd op 110.000, waarvan 8% lijdt aan een depressie.
* We organiseren en ondersteunen over heel Vlaanderen en Brussel-hoofdstad 16 werkgroepen. De werkgroepen krijgen vorming en worden gepromoot via folders. Ze worden vooral geleid door hulpverleners uit CGG's, ervaringsdeskunidgen en nabestaanden.
* Organiseren van een jaarlijkse dag voor nabestaanden na zelfdoding.
* Er is een nieuwe website, speciaal voor kinderen en jongeren, waar betrokkenen contacten kunnen leggen. Naar holebi's
Binnen dit project worden pakketten voor deskundigheidsbevordering van hulpverleners ontwikkeld, specifiek gericht op de problematiek van homoseksuelen en lesbiennes in relatie tot depressie en zelfdoding. Daarnaast worden ook vormingen aangboden aan holebihulpdiensten over thematiek zelfdoding. Dit project wordt uitgevoerd door de Holebifederatie.

Afstemming binnen het Vlaamse beleid en met het federale beleid

Dit plan spitst zich doelbewust toe op personen met een hoog risico op suïcide. Maar minister Vervotte voert een transversaal beleid naar andere groepen die óók in aanraking komen met suïcide. Dit plan moet dan ook gezien worden als aansluitend bij de andere beleidsmaatregelen zoals de aanpak van intrafamiliaal geweld en verslavingsproblematiek.

Preventie van depressie en suïcide kan immers niet worden verengd tot een louter psychologische of medische aanpak. Ook factoren buiten de gezondheidszorg (onderwijs, bedrijfswereld, ...) hebben invloed op suïcide. Deze brede aanpak van preventieve maatregelen op verschillende niveaus, zal de meest succesvolle manier zijn om een daling van het aantal zelfdodingen op lange termijn te bewerkstelligen.

Onderwijs
Met onder andere de minister van Onderwijs is er alvast een gezamenlijke intentieverklaring 'Gezondheidsbevordering bij kinderen en jongeren in de setting school' om de gezondheid en dus ook de geestelijke gezondheid bij de schoolgaande jeugd te bevorderen. Door de minister van Onderwijs werd al een gezondheidscoördinator aangesteld om een strategisch plan gezondheidsbevordering op school uit te werken. Ook de commissie gezondheidbevordering binnen de VLOR kan als forum fungeren om relevante acties in functie van suïcidepreventie bij schoolgaande jongeren te verkennen, te bespreken, aanzetten tot uitvoering te geven en aanbevelingen te formuleren.

Kansarmoedebestrijding en werkgelegenheid

* Zowel kansarmoedebestrijding als een daling van het werkloosheidscijfer zijn belangrijke onderdelen van het facettenbeleid ter preventie van zelfdoding.
* Personen die in armoede leven hebben onder invloed van de uitsluitingsprocessen waarmee ze geconfronteerd worden, niet enkel vaker te maken met gezondheidsproblemen, ze blijken ook minder adequaat om te gaan met gezondheidsproblemen en maken minder adequaat gebruik van gezondheidsvoorzieningen.
* In de laatste 50 jaar is er ook duidelijk een verband te zien tussen werkloosheid en het sterftecijfer door zelfdoding (vb tijdens oliecrisissen).


CD&V
Wetstraat 89
1040 Brussel
Tel : 02.238.38.11
Fax : 02.230.43.60
www.cdenv.be
E-mail : inform@cdenv.be