Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Beter spoor leidt naar nieuwe deeltjes

28 november 2006

In deeltjesversnellers ontstaan bij botsingen tussen elementaire deeltjes vaak nieuwe deeltjes. Het afgelegde traject van deze deeltjes is echter lastig te traceren. NIKHEF-onderzoeker Thijs Cornelissen ontwikkelde een algoritme waarmee die deeltjessporen worden gereconstrueerd en dat wordt toegepast in een Europees onderzoeksinstituut voor deeltjesfysica. Zijn methode geeft meer inzicht in de herkomst van deeltjes die bij botsingen ontstaan. Cornelissen promoveert op 12 december aan de Universiteit van Amsterdam.

Cornelissen werkte vorig jaar mee aan de ontwikkeling van de ATLAS-detector van de Large Hadron Collider (LHC), de nieuwe deeltjesversneller van de Europese Organisatie voor Nucleair Onderzoek (CERN) in Génève. Materie is opgebouwd uit zeer kleine deeltjes, die te klein zijn om met een microscoop te kunnen zien. Met deeltjesversnellers zijn deze deeltjes wel te bestuderen. Een deeltjesversneller versnelt deeltjes tot extreem hoge energieën, waarna ze op elkaar botsen en nieuwe deeltjes vrijkomen. De geproduceerde deeltjes passeren verschillende onderdelen van de versneller en de detector voordat de detector een reconstructie van hun spoor maakt.

Gekromde sporen

De detector meet precies de positie van een deeltje dat door de detector komt. Uit deze verzameling punten kan met computerberekeningen het spoor van het deeltje worden herleid. De sporen zijn gekromd door de aanwezigheid van een magnetisch veld in de detector. Uit deze kromming wordt de impuls van het deeltje berekend.

Het deeltjesspoor wordt beïnvloed door het materiaal in de detector, zoals koper en aluminium van de kabels en magneten. De deeltjes verliezen een deel van hun energie als deze door een laagje materiaal komen, waardoor de kromming van het spoor verandert. Meervoudige verstrooiing van de deeltjes beïnvloedt ook de richting van het spoor. In zijn proefschrift beschrijft Cornelissen een algoritme dat probeert te corrigeren voor deze materiaaleffecten, om zo de best mogelijke resolutie op de spoorreconstructie te behalen. Die reconstructie is van groot belang om te kunnen bepalen welke deeltjes zijn ontstaan bij de botsing.

Kosmische deeltjes

Het algoritme van Cornelissen is getest met gesimuleerde data en toegepast op echte data, vastgelegd door prototypes van de detectoren die in ATLAS zullen worden gebruikt. Zo zijn ook sporen van kosmische deeltjes goed te detecteren en reconstrueren. Dat is van groot belang voor de start van de LHC en de echte metingen van het ATLAS-experiment, die voor eind 2007 staan gepland.

Cornelissen voltooide zijn promotie-onderzoek bij het Nederlands Instituut voor Subatomaire Fysica (NIKHEF), een onderzoeksinstituut van NWO.

..............................

Meer informatie bij:

* Drs. Thijs Cornelissen (NIKHEF)

* t: +31(0)20 592 2000, tgcornel@nikhef.nl
* promotie 12 december

* promotor Prof. dr. Frank Linde, copromotoren prof. dr. Stan Bentvelsen, dr. Peter Kluit (UvA)