ChristenUnie
Bijdrage spoeddebat motie-Dijsselbloem over opschorten
uitzettingen asielzoekers
Bijdrage spoeddebat motie-Dijsselbloem over opschorten uitzettingen
asielzoekers
dinsdag 12 december 2006 15:00
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Voorzitter. Een eventuele
pardonregeling, hoe ook omschreven, behoeft de dialoog van het
gebruikelijke gemeen overleg tussen kabinet en parlement. Deze zin is
wat ambtelijk van toon en woordkeus, maar mijn fractie is het van
harte eens met deze zin uit de brief van het kabinet. Wij waren en
zijn van mening dat het overleg over een pardon bij de formatie
thuishoort. Dat overleg moet dus in het kader van de
formatiebesprekingen worden gevoerd, en niet daarvoor. Daarom leggen
wij deze overweging ten overvloede graag nog eens duidelijk vast in de
nieuwe motie die zojuist is ingediend. Wij hebben dat in het debat van
twee weken geleden ook aangegeven, maar het is blijkbaar nodig om dat
nog eens vast te stellen in de motie.
De brief van het kabinet vervolgens lezend, constateer ik dat het
kabinet één belangrijke reden heeft om de motie van twee weken geleden
niet uit te voeren. De afbakening van de groep voor wie een pas op de
plaats zou moeten gelden, is niet duidelijk, schrijft het kabinet. Aan
dit probleem willen wij graag tegemoetkomen. In de nieuw ingediende
motie wordt de groep voor wie een pas op de plaats zou moeten gelden,
omschreven volgens de criteria die de minister zelf al heeft
ontwikkeld. Het gaat om de groep voor wie zij nu ook al een pas op de
plaats maakt. Dat zou de groep moeten zijn voor wie die pas op de
plaats langer zou moeten gelden, namelijk totdat in de formatie is
gesproken over een generaal pardon. Deze nieuwe motie is geen
motie-light, zoals de heer Van der Staaij meende. Het is een motie die
in essentie hetzelfde vraagt als de eerste motie, maar op deze manier
willen wij de onduidelijkheden en misverstanden wegnemen die blijkbaar
bij het kabinet zijn gerezen. Het gaat ons er niet om een generaal
pardon te regelen. Het gaat ons erom mensen die van deze nieuwe
politieke werkelijkheid, het feit dat een meerderheid in het parlement
voor een pardon is, zouden kunnen profiteren, geen slachtoffer te
laten worden van een lange formatieperiode. Als indieners van de motie
hebben wij goed en serieus naar de vragen van het kabinet geluisterd.
Wij vragen de minister nu ook naar de Kamer te luisteren en de motie,
blijkens de ondertekening gesteund door een meerderheid van de Kamer,
uit te voeren.
De heer Van de Camp (CDA): Voorzitter. Ik heb de indruk dat mevrouw
Huizinga, in navolging van de heer Dijsselbloem, de motie-Bos c.s. op
stuk nr. 1100 van 30 november nu ook afzwakt. Er staat namelijk na het
"spreekt uit als haar mening", dat er op zo kort mogelijke termijn een
pardonregeling moet komen. Welke termijn had mevrouw Huizinga op dat
moment voor ogen?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Wij hadden toen de formatie
voor ogen.
De heer Van de Camp (CDA): Ik heb toen met de eerste indiener van de
motie gedebatteerd, maar ik had niet de indruk dat hij op dat moment
de uitkomst van de informatie wilde afwachten.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Ik kan heel moeilijk
debatteren over indrukken die de heer Van de Camp in het debat met een
ander heeft opgedaan. Onze inzet bij de eerste en bij deze motie is
dat besprekingen over een generaal pardon bij de formatie moeten
plaatsvinden. Natuurlijk willen wij dat graag zo snel mogelijk
regelen. Dat spreekt vanzelf.
De heer Van de Camp (CDA): Is de groep van 30 november vandaag nog
dezelfde?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Jazeker. In dat debat heeft
onze fractievoorzitter, de heer Rouvoet, gezegd: "al zouden het er
26.000 worden". Daarmee gaf hij aan dat wij doelden op de groep die
onder het project Terugkeer valt. Deze groep is hetzelfde gebleven,
maar ze is in deze motie wel duidelijker omschreven, naar criteria die
door de minister ontwikkeld zijn.
De heer Van de Camp (CDA): Ik had zelf de indruk dat de heer
Dijsselbloem deze groep in eerste termijn verder heeft ingeperkt.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Die indruk had ik niet.
De heer Dijsselbloem (PvdA): Ik hecht eraan om het debat scherp te
houden. De heer Van de Camp spreekt steeds over indrukken die hij aan
mijn bijdrage heeft overgehouden. Op zijn vraag hoe het zit met het
snel tot stand brengen van die regelingen, heb ik hem geantwoord dat
er om verschillende redenen snelheid geboden is, alleen al voor de
mensen zelf, maar uiteraard ook om te voorkomen dat er bij anderen
verkeerde verwachtingen ontstaan. Ik heb hierop volgens mij helder
geantwoord: snelheid is geboden. Ik ben blij dat dit nu in ieder geval
duidelijk is.
De heer Weekers (VVD): Toch is er wel wat verwarring over de doelgroep
die door de diverse ondertekenaars van de motie wordt bedoeld. Bedoelt
de fractie van de ChristenUnie alleen maar de mensen die in beeld zijn
in het kader van het project "Terugkeer" en die ook in overheidsopvang
zitten?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Met de mensen voor wie de
opschorting zou moeten gelden, bedoelen wij de groep die de minister
die heeft gedefinieerd. De minister heeft gezegd dat zij het
buitengewoon lastig vindt om te weten om welke groep het in de motie
gaat, maar zij heeft bij de opschorting van de uitzendingen tot het
moment van dit debat wel de groep gedefinieerd die wij op het oog op
hadden. Dit is dus een buitengewoon gelukkige omstandigheid, die er
ook op wijst dat in het debat van twee weken geleden misschien niet zo
heel veel onduidelijkheid is geweest over de doelgroep.
De heer Weekers (VVD): Kan het misschien zo zijn dat er in die zin nog
wel onduidelijkheid bestaat dat de minister weliswaar een bepaalde
doelgroep op het oog had, maar dat de rechter hierover anders denkt?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Alles is natuurlijk mogelijk,
maar wat u met deze vraag precies bedoelt, is mij eigenlijk niet
duidelijk.
De heer Weekers (VVD): Ik zal het u vertellen. De rechtbank in Den
Haag heeft gisteren een uitspraak gedaan over iemand die niet in
overheidsopvang verbleef, die bij de IND definitief buiten beeld was
geraakt en die dus niet behoorde tot de doelgroep van het
terugkeerproject. De rechter heeft uitgesproken dat het niet
uitgesloten is dat de betrokkene wel degelijk binnen de reikwijdte van
de motie valt. Daarom heeft hij geoordeeld dat hij eerst maar de
uitkomst van dit debat zou moeten afwachten. Er is dus kennelijk nog
heel wat onduidelijk, en niet alleen bij een flink aantal leden van
deze Kamer, maar ook bij de rechterlijke macht.
Mevrouw Huizinga Heringa (ChristenUnie): Het lijkt mij nu juist dat er
geen onduidelijkheid bij de rechterlijke macht heerst. En voor zover
onze criteria blijkbaar tekortschieten, is de rechter ervoor om die
verder vorm te geven. Dit lijkt mij een uitstekende gang van zaken en
ik ben dan ook buitengewoon blij met deze rechterlijke uitspraak.
De heer Weekers (VVD): Ik denk dat deze voorlopige uitspraak dat dit
geval mogelijk ook binnen de reikwijdte van de motie Bos valt, voor de
minister een extra aansporing moet zijn om zelf haar beleidslijnen te
bepalen en daarnaar te handelen.
---
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Voorzitter. Ik vond het tot
nu toe een heel merkwaardig debat. Het ging over de motie, waarin
wordt gevraagd de uitzetting van een afgebakende groep tijdelijk op te
schorten, in afwachting van hoe tijdens de formatie wordt gesproken
over een mogelijk generaal pardon. De minister noemt die tijdelijke
opschorting een feitelijk pardon. Dat is voor haar reden om nu al aan
te geven dat zij niet denkt dat zij de motie gaat uitvoeren. Als de
motie wordt aangenomen, hecht mijn fractie zeer aan een
kabinetsreactie op hoe het kabinet denkt met de motie om te gaan.
---
In stemming komt de motie-Dijsselbloem c.s. over verlenging van de pas
op de plaats in het uitzettingenbeleid (19637, nr. 1111).
De voorzitter: Bij wijze van uitzondering zit er dit keer geen
minister in vak K. De aanwezige ministers zitten allemaal op hun
plaats in de Kamer.
---
De heer Wilders (PVV): Voorzitter. Ik verzoek om hoofdelijke stemming.
De voorzitter: Ik stel voor om aan dit verzoek te voldoen.
---
Daartoe wordt besloten.
Vóór stemmen de leden: Blom, Van Bommel, Bos, Bouchibti, Bouwmeester,
Bussemaker, Cramer, Crone, Van Dam, Depla, Dibi, Jasper van Dijk,
Dijksma, Dijsselbloem, Duyvendak, Eijsink, Van Gent, Gerkens, Van
Gerven, Gesthuizen, Van Gijlswijk, Gill'ard, Van der Ham, Hamer,
Heerts, Huizinga-Heringa, Irrgang, Jacobi, Jansen, Kalma, Kant,
Karabulut, Koenders, Koser Kaya, Kuiken, Langkamp, Leerdam, Van
Leeuwen, Leijten, Lempens, Luijben, Marijnissen, Ortega-Martijn,
Ouwehand, Pechtold, Peters, Polderman, Poppe, Van Raak, Roefs, Roemer,
De Rooij, Rouvoet, Samsom, Slob, Smeets, Spekman, Thieme, Tichelaar,
Timmermans, Ulenbelt, Van der Veen, Van Velzen, Vendrik, Verbeet,
Vermeij, Voordewind, Waalkens, De Wit, Wolbert, Wolfsen, Abel,
Albayrak, Azough en Besselink.
Tegen stemmen de leden: Van Bochove, Boekestijn, Bosma, Brinkman, Ten
Broeke, Van der Burg, Van de Camp, Çörüz, Dezentjé Hamming, Van Dijck,
Jan Jacob van Dijk, Donner, Ferrier, Fritsma, Van Geel, Van Gennip,
Graus, Griffith, Van Haersma Buma, Haverkamp, Hessels, Van Heugten,
Van Hijum, Van der Hoeven, Ten Hoopen, Jager, Joldersma, Van der
Knaap, Koopmans, Koppejan, Jules Kortenhorst, Roland Kortenhorst, De
Krom, Madlener, Mastwijk, Van Miltenburg, Neppérus, De Nerée tot
Babberich, Nicolaï, Omtzigt, De Pater-van der Meer, Remkes, De Roon,
Rutte, Schermers, Schinkelshoek, Schippers, Schreijer-Pierik,
Snijder-Hazelhoff, Spies, Van der Staaij, Sterk, Teeven, Verburg,
Verdonk, Verhagen, Van der Vlies, Jan de Vries, Van Vroonhoven-Kok,
Weekers, Wijn, Wilders, Zijlstra, Agema, Aptroot, Atsma, Van Baalen,
Balkenende, Van Beek, Biskop, Blanksma-van den Heuvel en Blok.
De voorzitter: Ik constateer dat deze motie met 75 tegen 72 stemmen is
aangenomen.