Radboud Universiteit Nijmegen


Nijmeegse sociologen onderzochten reacties op etnische minderheden

Etnische tolerantie in Nederland in vergelijkend perspectief

Hoe reageren autochtone Nederlanders op etnische minderheden en wat is daarin de afgelopen jaren veranderd? Sociologen van de Radboud Universiteit Nijmegen deden een serie onderzoeken, waarbij ze inzoomden op het jaar van de moord op Pim Fortuyn. De gebeurtenissen in dat jaar, concluderen zij in een wetenschappelijk artikel dat op 20 december verschijnt in het tijdschrift Mens en Maatschappij, hebben niet geleid tot een duidelijke afname van de etnische tolerantie in Nederland, maar die was al lang niet meer zo hoog als weleer werd gedacht.

Hoe reageren autochtone Nederlanders op de komst en aanwezigheid van etnische minderheden? Wat is daarin de afgelopen jaren veranderd? En hoe steekt Nederland in dit opzicht af tegen de rest van Europa? Dat zijn de drie vragen die dr. Marcel Coenders, dr. Marcel Lubbers en prof. dr. Peer Scheepers, sociologen en methodologen verbonden aan het Institute for Social Cultural Research van de Radboud Universiteit Nijmegen onderzochten. Ze analyseerden data die zijn verzameld eind 2002, begin 2003, een jaar na de opkomst en dood van Pim Fortuyn, en vergeleken die met eerdere data én met gegevens uit andere Europese landen. Samengevat komen hun conclusies hierop neer: Nederland is na Fortuyn niet minder tolerant geworden en staat er in een Europese vergelijking in de middenmoot.

Etnische distantie, etnische dreiging
De gegevens waar de Nijmeegse sociologen zich baseerden, komen uit een groot Europees onderzoek waarin tal van vragen over immigranten en etnische minderheden zijn beantwoord. De belangrijkste aspecten waaronder die vragen vallen, zijn `etnische distantie' (vragen over bezwaren tegen een immigrant als baas of een interetnisch huwelijk van een familielid) en `etnische dreiging' (of men meent dat door de komst van minderheden de economische positie of de culturele eigenheid wordt aangetast). De reacties lopen flink uiteen: 17,7 procent van de Nederlanders heeft problemen met de baas of het huwelijk; 55,1 procent van de ondervraagde Nederlanders ervaart etnische dreiging.

Historisch perspectief
Wat zeggen deze getallen? Coenders, Lubbers en Scheepers plaatsen in hun artikel `"Het tolerante land" in historisch en landenvergelijkend perspectief' de Nederlandse gegevens uit 2003 allereerst in de geschiedenis. Hun conclusie: ondanks alles wat in het roerige jaar 2002 gebeurd is, met name rondom Pim Fortuyn, van wie gezegd wordt dat hij het etnocentrisme aanwakkerde, is Nederland anno 2003 niet minder tolerant ten opzichte van etnische minderheden. Ofwel: de toenemende heftigheid in de discussie over het minderhedenvraagstuk heeft zich niet vertaald in grootscheepse veranderde houdingen ten opzichte van die minderheden.
Een belangrijke kanttekening die Coenders, Lubbers en Scheepers bij die conclusie maken, is deze: "Misschien moeten we stellen dat die houding al veel langere tijd beduidend minder positief was dan algemeen werd verondersteld, in `weldenkende kringen'." Uit sociologisch onderzoek uit begin jaren tachtig blijkt dat de neiging tot etnische discriminatie (bijvoorbeeld op de arbeids-, of huisvestingsmarkt) toen al wijdverbreid was, even wijdverbreid als eind jaren negentig. Het `publieke beeld' was anders: in media en politiek werd zeker twintig jaar geleden, maar ook lang nadien verondersteld dat vrijwel iedere Nederlander er eenzelfde tolerante houding op nahield ten opzichte van minderheden.

Landenvergelijking
Uit eerder onderzoek, gebaseerd op gegevens uit de jaren negentig, kwam Nederland in een vergelijking met andere Europese landen uit in de middenmoot wat betreft tolerantie ten opzichte van etnische minderheden. De gegevens uit 2002/2003 bevestigen dat beeld. Meer dan de helft van de Europeanen ervaart dreiging van immigranten, maar de verschillen tussen landen zijn groot. In Griekenland wordt het sterkst etnische dreiging ervaren; ook Tsjechië en Hongarije scoren hoog. Binnen de West-Europese landen scoren het Verenigd Koninkrijk en België iets boven gemiddeld en alle andere landen tegen of onder gemiddeld. Nederland zit iets onder het gemiddelde, op eenzelfde hoogte als Ierland.

Hoger, lager opgeleid
Waar ook weinig in is veranderd, is welke Nederlanders het meest geneigd zijn tot negatieve reacties op etnische minderheden. Hoe hoger de opleiding, hoe minder men minderheden op een afstand wil houden. De verklaring daarvoor, die ook midden jaren negentig gold, ligt in de competitietheorie: lager opgeleiden ervaren etnische minderheden als concurrenten op de arbeidsmarkt. Deze theorie verklaart ook waarom leden van etnische minderheidsgroepen leden van andere etnische groepen als bedreigend ervaren en dienovereenkomstig op hen reageren. Deze algemene bevinding geldt niet op één punt: hoger opgeleiden maken meer bezwaren tegen het sturen van hun kinderen naar 'zwarte scholen' dan lager opgeleiden.

Aanbeveling
Mensen die op het werk of in de buurt daadwerkelijk contact hebben met etnische minderheden, zijn minder geneigd om die groep als geheel op afstand te houden. Hierin vinden de onderzoekers grond voor een aanbeveling: juiste alledaagse positieve ervaringen van mensen in gemengde sociale situaties, kunnen mogelijk bijdragen aan het verminderen van etnische dreiging.

Marcel Coenders, Marcel Lubbers en Peer Scheepers `"Het tolerante land" in historisch en landenvergelijkend perspectief'

In: Jaarboek Mens en Maatschappij, december 2006 Te bestellen via Amsterdam University Press, abonnementen@aup.nl

Sociologisch onderzoek aan de Radboud Universiteit Sociologisch onderzoek aan de Radboud Universiteit is sterk empirisch van aard: meten is weten. De onderzoekers van deze afdeling zijn nationaal en internationaal dan ook zeer goed bekend vanwege hun publicaties, die gebaseerd zijn op grote dataverzamelingen, onder meer uit grootschalig onderzoek binnen Nederland naar sociaal-culturele ontwikkelingen en onderzoek binnen families en vergelijkingen tussen Europese landen. De opleiding sociologie staat op de eerste plaats binnen Nederland in de Keuze Gids voor het Hoger Onderwijs. Reeds 5 jaar achtereen oordelen hoogleraren en hoofddocenten van andere universiteiten in Elsevier dat het Nijmeegse sociologische onderwijs én onderzoek op de eerste plaats staan in Nederland. Onlangs constateerde de internationale visitatiecommissie die het Nijmeegs Instituut voor Sociaal en Cultureel Onderzoek beoordeelde ten aanzien van dit onderzoeksprogramma dat `they have established a highly visible and distinctive Nijmegen school of sociological research and that they have set the standards against which other European departments now have to be judged' alsook dat `particularly notable is the work on the anti-immigrant vote and ethnic exclusionism which addresses one of the key social problems of contemporary Europe.'