Ingezonden persbericht


SMVP publicatie: Veiligheid als bestuurlijke opgave

Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie (SMVP)

12 december 2006 PERSBERICHT

Veiligheid als bestuurlijke opdracht

Een stuurgroep onder leiding van de voorzitter van de SMVP, prof. mr. Pieter van Vollenhoven, heeft een rapport over samen werken aan veiligheid uitgebracht. In dit rapport getiteld Veiligheid als bestuurlijke opdracht staat de betekenis centraal van samenwerking als antwoord op maatschappelijke verharding in een angstige samenleving. Het huidige tijdsbeeld vraagt niet om verdere verharding van de maatschappelijke verhoudingen, maar zou eerder moeten uitnodigen tot een nieuw inspirerend perspectief: veiligheid als contrapunt van een bange samenleving. Veiligheidspolitiek staat dan niet langer onder het gezichtspunt van angst en repressie, maar in het teken van het burgerlijke ideaal van een fatsoenlijke samenleving. Veiligheid wordt opgevat als een samenlevingsproject. Dit vraagt niet om mobilisatie van angst, maar van burgerschap. Het politiek leiderschap dient dit uit te dragen en moet een appèl daarop doen: door samen te werken kunnen wij als samenleving de onveiligheid (beter) de baas. Veiligheid is momenteel het belangrijkste probleem van onze sociale ordening en dat maakt het tot een centrale bestuurlijke opdracht. Veiligheid als bestuurlijke opdracht zou in onze tijd het paradigma moeten zijn van de veiligheidspolitiek. Dit gaat dus verder dan de 'bestuurlijke aanpak' die in het verleden is bepleit, daar deze slechts in een bijrol zat ten opzichte van het heersende strafrechtsparadigma. De strafrechtelijke handhaving staat overigens niet tegenover het nieuwe (bestuurlijke) paradigma, maar maakt er deel van uit.

Veiligheid als bestuurlijke opdracht kent drie wezenskenmerken. Het eerste komt er op neer dat veiligheidspolitiek (veel) sterker dan voorheen wordt geformuleerd in termen van maatschappelijke doelen. Ten tweede: dit kan onmogelijk een zaak zijn van de overheid alléén. De uitvoering verloopt via netwerken, waarin burgers, instellingen en bedrijven samen werken op basis van een gemeenschappelijke oriëntatie en in het besef van wederzijdse afhankelijkheid. Het derde kenmerk: de bestuurlijke opdracht beweegt zich langs een mix van drie typen interventies die aan elkaar gelijkwaardig zijn: handhaving, tegenhouden, sociale en fysieke interventies. Voor de oude tegenstelling tussen repressie en preventie - altijd een bron van rivaliteit en conflict - bestaat onder het bestuurlijk veiligheidsparadigma veel minder aanleiding. Beide polaire begrippen mogen hun huidige, geprofileerde positie in de beleidstaal en in de politieke retoriek verliezen. Welk type interventie - repressie, tegenhouden, sociale interventie - wordt ingezet hangt af van de omstandigheden. Dit staat ter beoordeling van het openbaar bestuur, dat tevens de regie uitoefent over de netwerken. Naast de overheid (regisseur) speelt de politie een belangrijke ondersteunende rol als aanjager die signaleert en de deelnemers aan netwerken adviseert.

Er zijn nieuwe impulsen nodig. Ondanks alle goede bedoelingen gaan nog veel zaken mis. Bovendien doen zich telkens nieuwe problemen voor. Daarom dient samen werken aan veiligheid op een hoger plan te worden gebracht. Het is nu verbrokkeld, de rolverdeling is niet helder, een duidelijk centraal gezichtspunt of Leitmotif ontbreekt. Met veiligheid als bestuurlijke opdracht als sterk en bindend centraal gezichtspunt wordt het mogelijk om de rollen en verantwoordelijkheden van de deelnemende partijen - bestuur, politie, justitie, burgers, instellingen, bedrijven - opnieuw te definiëren en op elkaar af te stemmen. Nodig is ook een regisseur - lokale of landelijke overheid is daartoe aangewezen - die bevordert en bewaakt dat partijen als het ware als een team functioneren. Op basis hiervan laat zich een omvattend en samenhangend ontwerp schetsen van samen werken aan veiligheid in de toekomst.


1. Bewustwording. Veiligheid als bestuurlijke opdracht staat in dienst van het burgerlijke ideaal van een fatsoenlijke samenleving. Alle verantwoordelijken dienen er van te zijn doordrongen wat dit voor hun rol en bijdrage betekent.


2. Het functioneren van lokale veiligheidsnetwerken in de lokale praktijk laat vele knelpunten en tekortkomingen zien. Veelzeggend is dat de rol van de gemeenten in deze netwerken er als nogal 'zwak' uitkomt. De politie vertoont neiging tot terugtrekken.


3. Zonder een leidende rol van de overheid, lokaal en nationaal, zal samen werken aan veiligheid niet gaan. De regiefunctie zal beter uit de verf moeten komen. In veel gemeenten lukt dit nog onvoldoende, omdat niet aan de voorwaarden voor succes is voldaan. Een van die voorwaarden is het vermogen om - in eigen huis - integraal lokaal veiligheidsbeleid te voeren. Het begin van alles is overigens politiek commitment van het bestuur. De meeste gemeenten hebben dienaangaande nog een weg af te leggen.


4. Op nationaal niveau, bij de rijksoverheid, is de achterstand zo mogelijk nog groter. Het thema veiligheid krijgt weliswaar veel aandacht, maar dan vooral van de beide 'veiligheidsministeries'. Een centrale bestuurlijke opdracht voor de ministerraad als geheel is het nog allerminst. Daaraan zal veel meer aandacht moeten worden geschonken. Financiële en bestuurlijke beletselen in het nationale beleid bemoeilijken het integraal veiligheidsbeleid in de gemeenten en dienen te worden weggenomen.


5. De politie zal de ruimte moeten worden geboden om haar rol (de aanjaagfunctie) te kunnen spelen in de veiligheidsnetwerken. Voorkomen dient te worden dat bij een al te nadrukkelijke binding aan kwantitatieve productienormen deze rol hiermee op gespannen voet komt te staan.


6. Het Openbaar Ministerie opereert vanuit de filosofie dat het strafrecht bij het bevorderen van veiligheid slechts beperkte betekenis heeft. Strafrecht fungeert als ultimum remedium. Als alles heeft gefaald, kan toepassing van het strafrecht onontkoombaar zijn. Als sluitstuk maakt het strafrechtelijk optreden deel uit van de aanpak van onveiligheid.


7. Overheden dienen, politiek verantwoordelijk als zij zijn voor de integrale veiligheid, een visie te ontwikkelen op de bijdrage die plaatselijke intermediairs (corporaties, instellingen voor zorg en welzijn, bedrijfsleven) kunnen leveren aan de veiligheid. De gemeente spreekt hen daar op aan.


8. Politie/justitie en de sociale sector lijken naar elkaar toe te groeien, nu (on)veiligheid steeds meer het primaire werk van welzijn, zorg en onderwijs beïnvloedt. Sociale veiligheid betekent voor de sociale sector een welkome nieuwe missie voor het werk. Politie en justitie van hun kant definiëren hun taak steeds meer in termen van maatschappelijke doeleinden. De toegenomen congruentie motiveert tot samenwerking. De komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning kan voor nieuwe impulsen zorgen.


9. Een wereld valt er eveneens te winnen in de samenwerkingsrelatie met het bedrijfsleven. De afstandelijkheid die de 'veiligheidsrelatie' tussen overheid en bedrijfsleven altijd heeft gekenmerkt, heeft zijn langste tijd gehad, nu het bedrijfsleven zwaar heeft te lijden onder criminaliteit en het zich sterker bewust wordt van de noodzaak om zelf een bijdrage te leveren. Met name met tegenhouden zijn hier win-win situaties te creëren.


10. De onderzoeksfunctie ten behoeve van integrale veiligheid en het functioneren van veiligheidsnetwerken dient te worden versterkt. Eén kenniscentrum, waar alle onderzoek in opdracht van de overheid is geconcentreerd, zou ideaal zijn (vergelijk het Kenniscentrum Grote Steden).

Nadere informatie;
Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie (SMVP) Postbus 239
3300 AE Dordrecht
T 078 6144362
E smvp@smvp.nl


---- --