De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : IZ. 2006/2536
datum : 08-12-2006
onderwerp : Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 19-21
december 2006
bijlagen :
Geachte Voorzitter,
Van 19-21 december a.s. vindt in Brussel de volgende vergadering
plaats van de Raad van Ministers voor Landbouw en Visserij van de
Europese Unie. In deze brief informeer ik u over de onderwerpen die op
de agenda staan en de Nederlandse inzet daarbij.
Het is mogelijk dat er nog onderwerpen aan de agenda worden toegevoegd
of juist worden uitgesteld tot een volgende vergadering.
De Raad start met de visserijpunten van de agenda. Hier streeft de
Raad naar een politiek akkoord over de vangsthoeveelheden voor de
communautaire bestanden voor 2007. Ook streeft de Raad naar een
politiek akkoord over het meerjarenplan tong en schol en hoopt het
overeenstemming te kunnen bereiken over een
visserijpartnerschapsovereenkomst met Groenland.
Wat betreft de landbouwonderwerpen staat de hervorming van de
marktordening bananen op de agenda. Ook zal gesproken worden over
biologische landbouw en het welzijn van vleeskuikens. Onder diversen
zal naar verwachting het Commissievoorstel voor de totstandkoming van
één gemeenschappelijke marktordening worden gepresenteerd, vindt een
publiek debat plaats over gewasbeschermingsmiddelen en de thematische
strategie duurzaam gebruik van pesticiden en zal de Commissie de Raad
naar verwachting informeren over de ontwikkelingen op het gebied van
aviaire influenza en over de veterinaire en fytosanitaire
onderhandelingen met Rusland.
TAC's en quota voor 2007
(Politiek akkoord)
De Raad zal de toegestane vangsthoeveelheden (total allowable catches
- TAC's) voor de communautaire visbestanden voor 2007 vaststellen,
alsmede de voorwaarden waaronder op de betrokken bestanden kan worden
gevist. De vangstadviezen van de internationale biologen vormen de
basis voor deze voorstellen. In de voorstellen zijn tevens de
resultaten verwerkt van onderhandelingen met derde landen en regionale
visserijorganisaties, waarbij met name de onderhandelingen met
Noorwegen van belang zijn. Voor Nederland zijn de belangrijkste
bestanden haring, makreel, schol, kabeljauw (in gezamenlijk beheer met
Noorwegen) en tong, horsmakreel en blauwe wijting. Het algemene beeld
is dat de biologen een reductie van de visserij voorstellen wat veelal
leidt tot voorstellen voor lagere TAC's. De onderhandelingen met
Noorwegen over de gedeelde bestanden in de Noordzee zijn op 1 december
afgerond. De resultaten hiervan zijn verwerkt in de
Commissievoorstellen die nu aan de Raad voorliggen. Voor schol is met
Noorwegen een TAC van 50.261 ton overeengekomen, een verlaging met
12,5% ten opzichte van dit jaar. Voor kabeljauw is een TAC-daling met
14% en voor haring een daling met 25% afgesproken. Wat betreft de voor
Nederland belangrijke visserij op tong heeft de Commissie een reductie
van de TAC met 15% voorgesteld; dit betekent een TAC van 15.020 ton.
Ook voor de overige platvissoorten, de zogenaamde geassocieerde
soorten, stelt de Commissie vergelijkbare verlagingen voor. Naast TAC
verlagingen stelt de Commissie ook reducties voor in de toegestane
visserij inspanning (aantal zeedagen). Voor de platvisvisserij wordt
een verlaging van het aantal zeedagen met 25% voorgesteld. Voor
Nederland is voorts van belang het voorstel om in 2007 in de
boomkorvisserij op beperkte schaal de pulstechniek toe te staan. De
pulsvisserij is ontwikkeld met het oog op het verminderen van de
visserij inspanning, de bijvangsten en de impact op het bodemleven.
Ook wordt hiermee een aanzienlijke energiebesparing bereikt.
In het licht van de biologische situatie van de betrokken bestanden
acht ik de TAC-voorstellen van de Commissie noodzakelijk maar, zeker
daar waar het de schol betreft, zeer ingrijpend. De voorgestelde
TAC-dalingen voor tong en schol zijn gericht op het bereiken van groei
van de paaibestanden en sporen wat dat betreft wel met de
uitgangspunten, die in het ontwerp meerjarig beheerplan voor schol en
tong zijn opgenomen. Ten aanzien van de zeedagen is mijn inzet gericht
op het bereiken van zoveel mogelijk stabiliteit; een beperkte daling
zowel in het kader van het kabeljauwherstel, alsook in het kader van
het platvisbeheer, past hierin. Belangrijk acht ik het dan wel dat er
in het zeedagen systeem voldoende flexibiliteit komt. In een aantal
situaties werkt dit systeem belemmerend voor de bedrijfsvoering. Niet
alleen in de komende Raad, maar ook in de discussies komend jaar over
het toekomstig visserijinspanningsregime in de Noordzee is dit voor
Nederland een belangrijk punt van aandacht.
Ik ben positief over het voorstel met betrekking tot de pulsvisserij.
Het nu op kleine schaal toestaan van deze visserijtechniek leidt tot
een beter inzicht in de praktische toepassingsmogelijkheden en biedt
bij positieve ervaringen perspectief op bredere toepassing in de
Nederlandse vloot. Ten algemene is mijn inzet in de
TAC/quota-onderhandelingen gericht op een evenwichtig resultaat dat
biologisch verantwoord is en rekening houdt met de sociaal-economische
belangen van de Nederlandse vloot.
Meerjarenplan schol en tong beheer
(Politiek akkoord)
Op verzoek van de Europese Commissie is het meerjarenplan schol- en
tongbeheer geagendeerd. Tijdens de Raad van april j.l. is hierover al
gesproken. In het meerjarenplan worden beheersregels vastgelegd op
basis waarvan jaarlijks de toegestane vangstmogelijkheden en de
toegestane visserij-inspanning voor de boomkorvisserij worden
vastgesteld.
Tevens worden de lange termijn doelen voor het visstandbeheer
vastgelegd. Daarnaast worden een aantal vergaande voorstellen met
betrekking tot het controleregime voorgesteld. Momenteel wordt een ex
ante evaluatie uitgevoerd naar het effect van het plan op de visserij.
Het gaat daarbij vooral om de gevolgen van de implementatie van de
lange termijn doelstellingen.
Ik heb mij in de behandeling tot nu toe zeer kritisch opgesteld over
dit voorstel. Ik heb daarbij een twee fasebenadering bepleit, waarbij
in de eerste fase de bestanden binnen veilig biologische grenzen
worden gebracht en in de tweede fase wordt gewerkt aan het bereiken
van de lange termijn doelstellingen. Onverkorte uitvoering van het
Commissievoorstel zou betekenen dat de eerstkomende jaren de
visserijinspanning (zeedagen) en niet, zoals tot nu toe, de TAC's
beperkend zullen zijn. Ik ben van oordeel dat het
visserijinspanningsregime er op gericht moet zijn dat de TAC's
opgevist moeten kunnen worden. Het inspanningsregime dient te werken
als een extra garantie tegen overbevissing, niet als hét instrument
voor bestandsbeheer. Daarnaast moet naar mijn oordeel het beheerplan
van toepassing zijn op alle vormen van visserij, die platvis als
(bij)vangst hebben en niet alleen op de boomkorvisserij. Ook het zeer
vergaand controleregime behoeft naar mijn mening aanpassing. In de
behandeling tot nu toe stonden Nederland en België met uitzondering
van de opvatting over het controleregime geïsoleerd. Ik ben in
intensief overleg met de Europese Commissie over een aantal
aanpassingen in het voorstel. De Europese Commissie heeft zich in
ieder geval bereid verklaard om het toekomstig beheer op een twee
fasenbenadering te baseren. Op voorwaarde dat een acceptabel compromis
kan worden bereikt, ben ik bereid deze Raad mee te werken aan een
politiek akkoord.
Voorstel visserij partnerschapsovereenkomst met Groenland
(Aanname)
Het voorzitterschap streeft naar aanname van de
partnerschapsovereenkomst met Groenland. De Europese Commissie heeft
in juni dit jaar een overeenkomst met Groenland gesloten. Deze dient
ter vervanging van de overeenkomst uit 1985 en heeft tot doel de
relaties op visserijgebied te versterken. Zo wordt onder meer voorzien
in een nauwere economische samenwerking in de visserijsector. Tevens
worden tegen een financiële tegenprestatie in een afzonderlijk
protocol de vangstmogelijkheden voor de communautaire vissersvloot
vastgelegd voor een periode van zes jaar.
Ik kan met het onderhandelingsresultaat en het ter tafel liggend
voorstel instemmen.
Biologische landbouw
(Aanname resp. algemene benadering)
De Commissie heeft begin dit jaar een voorstel gepresenteerd voor een
nieuwe, vereenvoudigde verordening voor biologische productie en
etikettering. Met dit voorstel geeft de Commissie invulling aan de
Raadsconclusies van oktober 2004 over het EU-actieplan biologische
landbouw, waarin de lidstaten aangaven belang te hechten aan het
verder harmoniseren van de regels voor biologische landbouw.
De Commissie wil met het voorstel meer helderheid voor zowel consument
als producent scheppen, onder andere over het eenduidig etiketteren
van producten die biologisch zijn geproduceerd. Daarnaast stelt de
Commissie voor om uit oogpunt van een gezonde werking van de markt
enige regionale flexibiliteit in te bouwen. Verder wil de Commissie de
controles op biologische producten in overeenstemming brengen met het
officiële EU-controlesysteem voor levensmiddelen en diervoeders. In
het voorstel worden de algemene principes van de biologische
productiemethode en de algemene productievoorschriften weergegeven.
Het Speciale Landbouwcomité (CSA) heeft de afgelopen tijd
herhaaldelijk over de voorstellen gedebatteerd. Doel van de bespreking
in de Raad is om het nu voorliggende compromisvoorstel over een nieuw
importregime voor biologische producten (waarover reeds een advies van
het Europees Parlement (EP) beschikbaar is) als A-punt aan te nemen en
algemene benadering vast te stellen voor biologische productie en
etikettering (waarvoor nog geen EP-advies beschikbaar is).
De oude importregeling loopt op 31 december 2006 af. De belangrijkste
wijziging in het nu voorliggende tekstvoorstel is dat het omslachtige
systeem waarbij lidstaten ontheffingen afgeven aan importeurs
vervangen wordt door een systeem waarbij met een Europese lijst van
erkende controle-instanties wordt gewerkt. Ook controle-instanties uit
derde landen kunnen op deze lijst komen. Daarnaast wordt om problemen
met WTO-regels te voorkomen in het voorstel onderscheid gemaakt tussen
producten die volledig volgens de Europese standaard voor biologische
landbouw zijn gemaakt en producten die voldoen aan een gelijkwaardige
standaard (equivalentie). Aan de eerste categorie mogen vanwege
WTO-regels minder eisen worden gesteld op het gebied van bijvoorbeeld
begeleidende documenten. Nederland kan instemmen met het voorliggende
tekstvoorstel. De verwachting is dat het nieuwe systeem de import van
biologische producten uit derde landen vereenvoudigt. Tegelijkertijd
zijn er voldoende waarborgen opgenomen om te kunnen verifiëren dat
geïmporteerde producten daadwerkelijk voldoen aan de biologische
standaard. Overigens gaat het nieuwe systeem pas in wanneer de lijst
met controle-instanties is opgesteld. Hieraan zal Nederland de komende
maanden in comitologie bijdragen. In het voorstel is een ruime
overgangsregeling opgenomen om de overgang van het oude naar het
nieuwe systeem soepel te laten verlopen.
In het voorstel voor de nieuwe, vereenvoudigde verordening voor
biologische productie en etikettering worden de algemene principes van
de biologische productiemethode en de algemene productievoorschriften
weergegeven. Het Finse EU-voorzitterschap hoopt tijdens de Raad een
akkoord te bereiken over een algemene benadering. De nieuwe
verordening moet in 2009 ingaan. Hiervoor moeten na goedkeuring van
het voorstel door de Raad nog wel de uitvoeringsbepalingen worden
uitgewerkt. Wat mij betreft beweegt het tekstvoorstel zich in de goede
richting. Een voor mij belangrijk punt is dat - onder strenge
voorwaarden - in een ingrediëntenlijst kan worden vermeld dat in
gangbare producten gebruik is gemaakt van biologische ingrediënten.
Dit idee lijkt op steeds meer steun te kunnen rekenen. Tegelijkertijd
worden de etiketteringsregels voor biologische producten aangescherpt.
Een biologisch product kan volgens het voorstel alleen maar een
biologisch logo krijgen indien het voor minimaal 95% uit biologische
ingrediënten bestaat. Door dit duidelijke onderscheid kan de consument
ervan verzekerd zijn dat een biologisch product ook echt biologisch
is, maar wordt hij tegelijkertijd ook correct geïnformeerd over een
eventueel gebruik van biologische ingrediënten.
Het voorstel van de Commissie om wederzijdse erkenning van private
standaarden strikter te regelen en daarmee discriminatie als gevolg
van ondoorzichtige extra eisen door private certificeringsorganisaties
tegen te gaan, is nog omstreden. Nederland zal zich desondanks op dit
punt samen met enkele andere lidstaten blijven inzetten om dit artikel
in aangepaste vorm weer terug te krijgen in de verordening. Wat
betreft de regelgeving rond genetisch gemodificeerde organismen
(ggo's) lijkt het ernaar uit te zien dat voor biologische producten
dezelfde drempelwaarden blijven gelden voor onbedoelde besmetting met
ggo's als voor gangbare producten. Wat betreft de drempelwaarde voor
zaaizaad lijkt de mogelijkheid open te blijven dat in de toekomst voor
biologische producten een strengere drempelwaarde wordt vastgesteld
dan voor gangbaar zaaizaad het geval is. De besluitvormingsprocedure
rondom biologische producten zal onveranderd blijven, hoewel de
Commissie graag een besluitvormingsprocedure zou hebben gezien die
minder zeggenschap zou geven aan de lidstaten. Tot tevredenheid van
Nederland zal naar verwachting het EU-logo verplicht worden voor
enkelvoudige producten die in de EU geproduceerd zijn. Importproducten
krijgen de mogelijkheid het logo te gebruiken in combinatie met een
indicatie van herkomst.
Hervorming marktordening bananen
(Aanname)
De Raad zal trachten overeenstemming te bereiken over een voorstel van
de Commissie voor de hervorming van de Marktordening Bananen. De
Commissie geeft in haar voorstel aan het van groot belang te achten
dat het bananenregime in overeenstemming wordt gebracht met de door de
Raad vastgestelde prioriteiten ten aanzien van duurzame ontwikkeling,
de Lissabonstrategie en de doelstellingen van de reeds hervormde delen
van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De Commissie heeft
drie mogelijke opties voor de hervorming onderzocht, en op basis van
een impactanalyse geconcludeerd dat de zogenaamde POSE I-optie (POSEI
- Programme d'Options Spécifiques à l'Èloignement et l'Insularité) het
meest geschikt zou zijn om de gestelde doelen te realiseren. Daarbij
wordt de huidige steunregeling, die de telers compenseert voor
prijsdalingen, afgeschaft. Tegelijkertijd wordt de steun voor
continentale bananenproducenten in Portugal, Griekenland en Cyprus
ontkoppeld van productie en worden de beschikbare middelen voor de
bananenproducenten in de ultraperifere gebieden overgedragen naar de
POSEI-regeling. Op basis van de POSEI-regeling krijgen de betrokken
lidstaten een bedrag toegewezen dat gebruikt kan worden ten behoeve
van de ondersteuning van de landbouwproductie in hun ultraperifere
gebieden.
Ik kan mij vinden in de keuze voor de voorgestelde hervormingsoptie en
vind het positief dat nu voor het eerst een financieel plafond voor
bananen worden voorgesteld, al valt het budget wel hoger uit dan ik
zou wensen.
Communautair diergezondheidsbeleid 2007-2013
(Aanname)
De Raad zal spreken over ontwerpconclusies van het Finse
voorzitterschap over het toekomstig diergezondheidsbeleid.
Ter voorbereiding op de vormgeving van een beleidsstrategie voor de
periode 2007-2013 is recent in opdracht van de Commissie een evaluatie
uitgevoerd over de periode 1995-2004. Tijdens de Raad zal naar
verwachting overeenstemming worden bereikt over Raadsconclusies die
zijn opgesteld op basis van de bespreking van die evaluatie. De
ontwerpconclusies komen op hoofdlijnen overeen met de beleidsvisie van
Nederland, bijvoorbeeld waar het gaat om het belang van preventie van
dierziekten. Dit punt wordt mogelijkerwijs als A-punt door de Raad
aangenomen.
Welzijn vleeskuikens
(Publiek debat)
De Raad zal naar verwachting een publiek debat voeren over een
voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van
minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens. De Raad
streeft daarbij naar een politiek akkoord over het voorstel. Op dit
moment is echter duidelijk dat het huidige voorstel niet kan rekenen
op een gekwalificeerde meerderheid en daarom zal gesproken worden over
mogelijke aanpassingen van het voorstel.
Er bestaat op dit moment geen specifieke communautaire wetgeving over
het welzijn van vleeskuikens. Alleen de algemene voorschriften van
Richtlijn 98/58/EG inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden
gehouden dieren zijn van toepassing. De productie van vleeskuikens is
erg intensief. Dit brengt een aantal welzijns- en gezondheidsproblemen
met zich mee, waarover een toenemende bezorgdheid bestaat. Daarnaast
zal een betere harmonisatie op Europees niveau marktverstoringen
voorkomen die het gevolg zijn van uiteenlopende nationale wet- en
regelgeving. Om bovenstaande redenen heeft de Commissie besloten een
specifieke richtlijn voor te stellen, waarin minimumvoorschriften voor
de bescherming van vleeskuikens worden vastgesteld. Het voorstel heeft
tot doel het dierenwelzijn in de intensieve vleeskuikenhouderij te
verbeteren door middel van het stellen van technische en
managementeisen aan inrichtingen. Het belangrijkste element uit dit
voorstel bestaat uit het voorschrijven van een maximale
bezettingsgraad voor vleeskuikens van maximaal 32kg/m2. In afwijking
daarvan kunnen lidstaten een derogatie tot 38kg/m2 toestaan aan
ondernemers die aan kunnen tonen dat zij beschikken over een betere
stalinrichting en een beter management. Voor deze groep is tevens
voorzien in een controleregime dat de beoogde kwaliteit moet kunnen
garanderen. Ondernemers die daarnaast kunnen voldoen aan bepaalde
extra criteria kunnen een 'bonus' krijgen van 2kg/m2. Daarnaast zullen
de welzijnsindicatoren voetzoollaesies en mortaliteit, samen met de
welzijnsindicatoren die bepaald worden door het Europese Welfare
Quality project dat in mei 2009 afloopt, een belangrijke rol gaan
spelen bij het bepalen van de uiteindelijke bezettingsdichtheid.
Ik hecht aan het tot stand komen van een welzijnsrichtlijn voor
vleeskuikens en kan instemmen met het streven van het Voorzitterschap
om het huidige voorstel zodanig te wijzigen dat een gekwalificeerde
meerderheid kan worden bereikt. Het Finse voorzitterschap onderzoekt
nu of een nieuw voorstel waarin een aantal heikele punten zijn
verdwenen wel kans van slagen heeft. Ik ben een fervent voorstander
van een welzijnsrichtlijn voor vleeskuikens en kan instemmen met een
nieuw voorstel zolang dit voorstel maar een wezenlijke verbetering
betekent voor het welzijn van vleeskuikens.
Diversen
a) Voorstel voor één gemeenschappelijke marktordening
(Informatie van de Commissie)
De Commissie zal naar verwachting een voorstel presenteren voor een
verordening van de Raad tot vaststelling van één gemeenschappelijke
marktordening ter vervanging van de bestaande 21 afzonderlijke
marktordeningen. Het voorstel past in het kader van de vereenvoudiging
van de regelgeving van het GLB. Zo is de Raad in oktober reeds
geïnformeerd over de uitkomsten van een conferentie over ditzelfde
onderwerp, alwaar de Commissie aankondigde nog dit jaar met een
voorstel te zullen komen voor één gemeenschappelijke marktordening.
Nederland is voorstander van verdere vereenvoudiging van regelgeving
voor het GLB, en verwacht dat het voorstel voor één gemeenschappelijke
marktordening in dit kader past. Over dit voorstel is besluitvorming
noch discussie voorzien.
b) Gewasbeschermingsmiddelen en de thematische strategie duurzaam
gebruik pesticiden
(Publiek debat)
Het Voorzitterschap zal de Raad informeren over de voortgang van de
Raadsbehandeling van de Verordening voor het op de markt brengen van
gewasbeschermingsmiddelen (herziening van richtlijn 91/414/EEG) en de
thematische strategie en de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden
(gewasbeschermingsmiddelen en biociden. De belangrijkste maatregelen
die de Commissie in de Verordening voorstelt zijn de introductie van
een stelsel van zonale beoordeling in combinatie met verplichte
wederzijdse erkenning (zonale toelating), introductie van comparative
assessment en het afschaffen van de voorlopige toelating. Voor wat
betreft de zonale toelating worden lidstaten verplicht een beoordeling
van een gewasbeschermingsmiddel van een andere lidstaat uit dezelfde
zone te erkennen (de EU wordt ingedeeld in 3 zones).
Voor mij is een voorwaarde voor de introductie van het systeem van
zonale toelating een goed beschermingsniveau voor mens, plant, dier en
milieu, het behoud van voldoende nationale speelruimte en het behoud
van een effectief middelenpakket. Wat betreft de comparative
assessment stelt de Commissie voor om middelen op basis van een stof
met een kritisch risicoprofiel voor maximaal zeven jaar toe te laten.
Ik ben vanuit duurzaamheidsoogpunt voorstander van de invoering van
dit instrument, maar tegelijkertijd bezorgd over de mogelijke
disproportionele stijging van de lasten voor de industrie die dit met
zich mee zou kunnen brengen. Het feit dat een net op de markt gebracht
product binnen vier jaar van de markt kan worden gehaald omdat een
schoner product is ontwikkeld, zal de investerings- en
innovatiebereidheid van de industrie mogelijk niet bevorderen, wat ten
koste kan gaan van het op de markt brengen van innovatieve, duurzamere
producten en daarmee het beschikbare middelenpakket. De Commissie
stelt voor om de voorlopige toelating (die mag worden afgegeven als
het stoffendossier compleet wordt verklaard) af te schaffen. De
terugverdientijd voor de industrie wordt hiermee ingekort.
De Commissie compenseert dit in haar voorstel met een sterk verkorte
beoordelingsduur, maar aan de haalbaarheid hiervan wordt sterk
getwijfeld. Ik kan mij vinden in dit voorstel, maar vraag van de
Commissie te waken voor verlies van de terugverdientijd voor de
industrie, en maatregelen te nemen die eventueel negatieve
consequenties teniet te doen.
De thematische strategie over duurzaam gebruik van pesticiden die zal
worden besproken tijdens de Raad legt veel nadruk op onderwerpen als
registratie, correct gebruik, opleidingsvereisten en het stimuleren
van geïntegreerde landbouw. Momenteel wordt alleen het gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen uitgewerkt. In een later stadium zal ook het
gebruik van biociden worden meegenomen. Ik kan mij in hoge mate vinden
in het thans voorliggende voorstel. In Nederland is reeds veel bereikt
op het gebied van duurzaam gebruik, licenties en registratie. De
gevolgen voor Nederland qua benodigde inspanningen is dan ook klein.
c) Aviaire influenza
(Update van de Commissie)
Commissaris Kyprianou zal de Raad informeren over de laatste
ontwikkelingen met betrekking tot de vogelgriep.
d) Veterinaire en fytosanitaire onderhandelingen
(Informatie van de Commissie)
De Commissie zal de Raad verslag uitbrengen over de stand van zaken in
de veterinaire en fytosanitaire onderhandelingen tussen de Europese
Commissie en de Russische Federatie, op grond van begin december in
Moskou gevoerd overleg. Mogelijk komt ook de invoerstop voor vlees en
planten uit Polen aan de orde, die tijdens de Raad van november door
Polen aan de orde is gesteld.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit