Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen van de leden Ormel en Verburg over de rechtszaak tegen een Palestijnse arts in Libië

22-12-2006 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Ormel en Verburg over de rechtszaak tegen een Palestijnse arts in Libië. Deze vragen werden ingezonden op 19 december 2006 met kenmerk 2060704600.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Ormel en Verburg (beiden CDA) over de rechtszaak tegen een Palestijnse arts in Libië.

Vraag 1

Bent u, in vervolg op eerdere kamervragen over de Libische rechtszaak tegen de Palestijnse arts en enkele Bulgaarse verpleegkundigen, bekend met de onlangs uitgebrachte studie van onafhankelijke deskundigen (Nature) waaruit blijkt dat de beschuldiging van opzettelijk besmetten van kinderen met het aidsvirus wetenschappelijk onjuist is en dat zij derhalve niet schuldig kunnen zijn?

Antwoord

Ja, ik ben bekend met dat onderzoek.

Vraag 2

Bent u van mening dat dit onderzoek in positieve zin kan bijdragen aan de uitspraak die door de lagere rechtbank op 19 december 2006 is voorzien? Zo ja, kunt u dan in uw contacten met de Libische autoriteiten het belang van dit onderzoek onderstrepen?

Antwoord

Ik had gehoopt dat dit onderzoek positieve invloed zou hebben op de uitspraak van de lagere rechtbank op 19 december 2006. Dit is helaas niet het geval geweest.

Vraag 3

Wat kunt u voor deze mensen betekenen indien op 19 december 2006 door de lagere rechtbank wederom de doodstraf wordt opgelegd?

Antwoord

Namens mij zijn op hoog ambtelijk niveau aan de Libische ambassadeur de zorgen van de Nederlandse regering en samenleving over het vonnis en de toekomst van de veroordeelden nadrukkelijk overgebracht. De Libische ambassadeur zegde overeenkomstig het verzoek toe deze zorgen terstond over te brengen aan de Libische autoriteiten.

Nederland heeft tijdens het voorzitterschap van de EU in oktober 2004 in een brief aan de Libische leider kolonel Khadaffi opgeroepen tot vrijlating van de Bulgaarse en Palestijnse medische staf. In EU-verband hebben sedert de uitspraak in oktober 2004, verscheidene demarches plaatsgevonden bij de Libische autoriteiten, altijd in nauwe samenspraak met of op verzoek van de Bulgaarse autoriteiten.

Meest recentelijk heeft het EU-voorzitterschap in nauwe afstemming met de lidstaten en Bulgarije een verklaring uitgebracht waarin het op 19 december jl. uitgesproken doodsvonnis van de Libische rechtbank sterk wordt veroordeeld. Nederland steunt deze verklaring. Het voorzitterschap onderstreept namens de EU-lidstaten de door de EU geuite zorgen inzake de rechtsgang. In EU-verband wordt druk uitgeoefend op de Libische autoriteiten om in hoger beroep tot een rechtvaardige en humanitaire oplossing te komen.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl