Politieacademie
Eric Bervoets promoveert en geeft zijn visie
Publicatiedatum:
3-1-2007
'Politie en Marokkaanse-jongerenproblematiek: tussen respect en
doorpakken'
Veel burgers vinden de politie âsoftâ. Toch is het feitelijk
politieoptreden bij de Marokkaanse-jongerenproblematiek vaak gericht
op korte-termijn handhaving. Met alleen handhaven keert de rust
tijdelijk terug, maar de spanningen verdwijnen er niet mee en leiden
tot een kloof tussen politie en de buurt. Dat is een probleem, want
zonder hulp in de vorm van steun, informatie, kennis, netwerken en
gedeelde belangen van bewoners en collega-instanties werkt het niet.
Dat is de conclusie van mijn promotieonderzoek âTussen respect en
doorpakkenâ, waarvoor ik enkele jaren de manier bekeek waarop de
politie in Gouda, Utrecht en Amsterdam omging met de problematiek rond
Marokkaanse jongeren. In het onderzoek heb ik uitvoerig gesproken met
bewoners, politiemensen, (andere) professionals, lokale politici en
met jongeren zelf.
De politie dient in het oog te houden dat er juist in kwetsbare wijken
bewoners zijn die er belang bij hebben actie te ondernemen en genegen
zijn met de politie en het lokale bestuur een coalitie aan te gaan. De
Marokkaanse buurtvaders en bewonersplatforms zijn daarvan voorbeelden.
De politie is zowel bij handhaving als preventie afhankelijk van de
hulp van anderen en heeft geen baat bij een kloof met haar omgeving.
Alleen streng aanpakken leidt tijdelijk tot rust, zeker als bepaalde
jongeren langere tijd uit de wijk verdwijnen. Op den duur werkt
dergelijk politieoptreden nog meer overlast in de hand, omdat er
volgens jongeren rekeningen te vereffenen zijn met de politie. Zo werd
laatst in De Kruiskamp in Den Bosch een politieauto belaagd door
rancuneuze jongeren en eind jaren negentig werd Nederland opgeschrikt
door een âdodenlijstâ in Kanaleneiland met op een muur de namen van
politieagenten. Eenmaal ontstaan, kan oud zeer aanleiding zijn voor
rellen, denk aan het Amsterdamse Allebéplein in 1998. Een harde
aanpak jaagt echter ook buurtbewoners in de gordijnen die normaliter
samenwerking zoeken met politie en gemeente. De aanhoudende overlast
bedreigt het woongenot en bewoners zullen het niet laten om de schuld
daarvan bij de lokale overheid te leggen, ook bij de politie. Bij
Marokkaanse buurtbewoners geldt bovendien dat een harde aanpak het
beeld versterkt â niet uitsluitend bij de probleemjongeren â dat de
politie hun bevolkingsgroep onrechtvaardig scherp in de gaten houdt.
Ook dat levert de lokale politie een imagoprobleem op, hoewel veel
Marokkanen het terecht vinden dat de lastpakken die de naam van hun
bevolkingsgroep schaden worden gestraft.
De politie weet zelf ook dat uitsluitend âspierballen tonenâ niet
helpt. Toch is het verleidelijk om de buitenwereld met klare taal
tegemoet te treden. Bij nieuwe incidenten beloven zij de
âstraatterreurâ met strengheid aan te pakken. Op de achtergrond speelt
vaak een gevoel van vertwijfeling en zij staan daarin niet alleen.
Dezelfde vertwijfeling klinkt door bij lokale bestuurders zoals de
toenmalige Goudse burgemeester Boone die enige jaren terug een
avondklok voor probleemjeugd voorstelde en stadsdeelvoorzitter
Marcouch die Marokkaanse jongeren verzocht om de tram te nemen naar
het Leidseplein en zo de overlast in Amsterdam-Slotervaart te
verminderen.
De politieagenten op straat weten dat âdoorpakkenâ het er niet
gemakkelijker op maakt doordat escalaties toenemen. Ook zij
ondervinden dat het desalniettemin verleidelijk is om de nadruk te
leggen op handhaving. Agenten ervaren een gebrek aan alternatieven
voor streng aanpakken en dat leidt bij een deel tot moedeloosheid, wat
nog strenger straatoptreden in de hand werkt. Agenten noemen dat zelf
âMarokkanenmoeheidâ. De term is ongelukkig gekozen, want deze
âmoeheidâ moet voornamelijk worden uitgelegd als âdoelgroepmoeheidâ.
Deze moeheid is geen onbekend fenomeen. Bijvoorbeeld
sociale-dienstmedewerkers, jongerenwerkers en (jeugd)hulpverleners
kennen eveneens het verschijnsel, dat op de loer ligt wanneer
professionals in het werk routinematig worden geconfronteerd met een
doelgroep waarvan een deel lastig en moeilijk bemiddelbaar is.
Omdat repressie grenzen kent lanceren politiechefs, stadsbestuur en
andere âveiligheidspartnersâ geregeld nieuwe âintegraleâ projecten met
een mix van handhaving en wijkgerichte preventie. Hoewel het
verleidelijk is om het accent op handhaving te leggen, weet de politie
dat naast handhaving contact met de wijk nodig is. Weten met wie je te
maken hebt is een oud politieleerstuk en niet voor niets de gedachte
achter het wijkagentenwerk. Wat de politie echter gemakkelijk uit het
oog verliest, is dat zij bij de probleemaanpak afhankelijk is van
âveiligheidspartnersâ én wijkbewoners. Het verpeste woongenot, de
slechte wijkreputatie en (bij Marokkanen) het geschade bevolkingsimago
zijn bij sommige bewoners aanleiding om zelf actie te ondernemen en de
politie en het lokale bestuur te ondersteunen. In ruil voor de
mogelijkheid hun problemen te agenderen, bieden deze bewoners steun en
zorgen zij dat de politie en lokale overheid goed op de hoogte blijven
van ontwikkelingen in de wijk. Gezien haar behoefte aan hulp, is het
een gemiste kans wanneer de politie â maar ook het lokaal bestuur â
deze uitgestoken hand niet zou aanpakken.
Eric Bervoets
Onderzoeker
Politieacademie/Universiteit Twente