Gemeente Amsterdam



Nieuwjaarstoespraak burgemeester Cohen

4 januari 2007

Nieuwjaarstoespraak 2007 van burgemeester Job Cohen op 1 januari 2007 in het Concertgebouw te Amsterdam.

Dames en heren,

Op deze eerste dag van het jaar 2007 heet ik u namens het gemeentebestuur van harte welkom op deze Nieuwjaarsreceptie van de gemeente Amsterdam, die even traditiegetrouw plaatsvindt in de mooiste zaal van Amsterdam. Eén van de bijzonderheden van Amsterdam is dat je die uitspraak in zoveel verschillende gebouwen in de stad kunt doen.

Het is ook een goede Amsterdamse traditie dat de burgemeester op Nieuwjaarsdag een toespraak houdt waarin hij enige stichtelijke woorden tot de goegemeente richt en zich daarbij zowel bezint op het afgelopen jaar, als vooruitkijkt naar het jaar dat eraan komt. Vandaag doe ik dat, met heel veel genoegen, voor de zesde keer als uw burgemeester. Nu mijn herbenoeming voor een tweede termijn als burgemeester een feit is, wil ik de bezinning op verleden en toekomst iets ruimer nemen dan een jaar. Ik neem u eerst mee terug naar het jaar 2001.

In de toespraak bij mijn installatie als burgemeester op 17 januari 2001 benoemde ik een aantal thema's dat om dringende aandacht vroeg: * De bereikbaarheid van stad en regio niet alleen in het kader van de mobiliteit, maar ook voor wat betreft het vinden van werk en huisvesting voor brede groepen in de samenleving * De multiculturele stad als feit en als uitdaging voor de toekomst * Het aanbrengen van noodzakelijke veranderingen in de gemeentelijke organisatie zodat de dienstverlening aan de burger flink verbetert * En schone, leefbare en veilige stad waarin bestuur en de ambtenaren integer en betrouwbaar zijn, waarin recht en openbare orde worden gehandhaafd en waarin de criminaliteit in al zijn facetten in goede samenwerking tussen gemeente, justitie en politie vastberaden wordt bestreden.

Ik beloofde u mij daarvoor in te zetten op een manier die geworteld is in de Nederlandse traditie van besluiten nemen: door onderlinge consultatie en overleg, door draagvlak te creëren, door mensen en groepen erbij te halen dwars door verschillen heen. Dat is gepolder, dat ligt mij en ik waardeer het, als het maar tot resultaten leidt. Het lijkt erop dat die aanpak een beetje uit de tijd raakt. Ik zou zeggen, laten we deze eeuwenoude traditie niet zomaar overboord gooien De boel bij elkaar houden. Dat is wat ik wilde en ik beloofde u mij hiervoor te zullen inzetten.

In datzelfde jaar 2001 kregen we te maken met de terroristische aanslagen in New York en Washington. De woorden "11 september" zijn sindsdien een begrip. Na die gebeurtenis van wereldbetekenis werd alles anders, ook in Amsterdam. Niet in de zin dat eerder genoemde thema's als bereikbaarheid, dienstverlening, multiculturele stad, leefbaarheid en veiligheid aan betekenis inboetten of dat dááraan niet meer moest worden gewerkt. Natuurlijk moest dat wel, en dat is ook, met overgave, gebeurd. Maar de context waarin die opgaven moesten worden gerealiseerd werd een totaal andere. De woorden "de boel bij elkaar houden" kregen binnen die gewijzigde context een politieke realiteitswaarde en een lading die ik bij mijn installatie natuurlijk niet had voorzien, hoewel je achteraf kunt zeggen dat het toen geweldig visionair was.

Bij mijn eerste Nieuwjaarstoespraak hier in het Concertgebouw op 1 januari 2002 stelde ik dan ook de vraag: Wat gaan we doen? Gaan we zoeken naar de verschillen tussen al die mensen? Of gaan we zoeken naar wat ons bindt?

Verbinden

Het zal u niet verbazen dat ik toen zei dat het zoeken naar wat ons bindt en verbindt de kern was van mijn streven. Zoeken naar een goede verstandhouding met en tussen Amsterdammers, waar ze ook vandaan komen. En dat daarvoor nodig is een altijd maar doorgaand onderling contact, gesprek en debat en een daadwerkelijke samenwerking tussen alle Amsterdammers. Dat gold toen, dat geldt nu, dat geldt over tien jaar en dat geldt over honderd jaar nog evenzeer.

Deze noodzaak is na internationale gewelddaden zoals de terroristische aanslagen in Madrid en Londen (om slechts een paar Europese voorbeelden te noemen) en ingrijpende nationale gebeurtenissen zoals de moorden op Pim Fortuyn in 2002 en Theo van Gogh in 2004 alleen maar groter geworden. Hoe we het ook wenden of keren: in de moderne stad is de samenleving van verschillende groepen en culturen een feit. We zitten met zijn allen in hetzelfde schuitje en we zullen het met elkaar moeten doen - hier en nu in Amsterdam. Soms is dat leuk, soms is dat moeilijk, spannend is het haast altijd.

Ik ben me in de afgelopen jaren ervan bewust geworden hoe groot de oermenselijke drang is, van iedereen, om je ergens helemaal thuis te voelen, tot welke bevolkingsgroep je ook hoort, uit welke cultuur je ook afkomstig bent, of je nu autochtoon bent of allochtoon. Hoe deze drang mensen stuurt in hun privé en maatschappelijk doen en laten. Niet voor niets heette de integratienota van de gemeente Amsterdam die in 2003 verscheen: "Erbij horen en meedoen" en stond daarin dat "integratie een zaak is van iedereen". Omdat we willen dat Amsterdam een stad is die kansen biedt en ruimte geeft om ieders eigen talenten tot ontplooiing te brengen; voor iedereen die hier woont, werkt, naar school gaat, uitgaat of inkopen doet.

Thuis voelen

Misschien is de drang om een plek te hebben waarin je je helemaal thuis voelt zelfs des te sterker in een samenleving waarin vanzelfsprekende verbanden als die van gezin, familie, kerk en werk voor heel veel mensen niet meer zo vanzelf spreken. Een samenleving die gekenmerkt wordt door individualisme en een grote nadruk op autonomie en persoonlijke vrijheid. Die kenmerken achten wij terecht hoog, maar zij leggen ontegenzeggelijk ook een grote druk op ieder individu. Vrijheid is geen vrijblijvendheid. Om daar goed mee om te gaan heb je een sterk zelfbewustzijn nodig, je moet ingebed zijn in verschillende persoonlijke en zakelijke netwerken, je moet de bereidheid hebben om risico's aan te gaan, maar ook bereid en in staat zijn om verantwoordelijkheid te dragen voor je eigen daden, zonder die af te wentelen op anderen (bijv. de staat!). Dat vergt grote individuele inspanningen. En lang niet iedereen is daartoe in staat; vooral wanneer sociale structuren afwezig zijn om de druk van de vrijheid aan te kunnen. Daarom, zei de Duitse filosoof Rüdiger Safranski in 2004 in het NRC Handelsblad magazine M, kent die drang om je ergens helemaal thuis te voelen ook valkuilen: zij kan leiden tot conformisme, tot totalitarisme, tot fundamentalisme - allemaal vormen van "angst voor vrijheid" die in meer of mindere mate in onze samenleving voorkomen.

Dames en heren,

Al deze wat ik maar noem schaduwkanten van de vrijheid zijn niet nieuw. Ze horen onmiskenbaar tot de moderniteit zoals die zich sinds 200 jaren in Europa steeds verder ontwikkeld heeft. Pogingen om iets aan die schaduwkanten van de vrijheid te doen - denk aan massabewegingen als het fascisme, het nazisme en het communisme - zijn op fiasco's uitgelopen die niet voor herhaling vatbaar zijn.

Vrijheid

Het vinden van antwoorden voor die schaduwkanten van de vrijheid blijft dus een opgave. Een opgave die niet zozeer vanuit méér individuele vrijheid of méér autonomie moet worden benaderd, maar die vraagt om betrokkenheid en aandacht van mensen op en voor elkaar, voor de samenleving en niet te vergeten, voor het milieu. Een betrokkenheid en een aandacht die de overheid in een vrije samenleving niet kan afdwingen en ook niet moet willen afdwingen, maar die toch nodig is. Het vereist de vorming van sterke instituten en structuren door burgers voor burgers, zodat burgers hun drang om zich ergens thuis te voelen werkelijk kunnen realiseren. Dát kan de overheid desgewenst wél faciliteren - en dat doen we ook: ons programma Wij Amsterdammers is daarop bijvoorbeeld gericht.

Dames en heren,

Binnen deze maatschappelijke context die ik hier in zeer kort bestek heb geschetst begin ik aan mijn tweede ambtstermijn. Welke thema's zullen in deze tweede termijn van belang zijn? Zeker, de beleidsaangelegenheden waarover ik zes jaar geleden sprak, blijven de aandacht vragen. Met veiligheid, bestrijding van criminaliteit en leefbaarheid in de stad is het een stuk beter gesteld dan zes jaar geleden, maar tevreden ben ik nog lang niet. Aan de dienstverlening voor de burger doen we veel, maar ook hier geldt: dat kan en moet nog veel beter. De economie is het afgelopen jaar aangetrokken, en dat merken we in Amsterdam onmiddellijk: niet alleen in toegenomen bedrijvigheid, maar òòk in langer wordende files. De bereikbaarheid van onze stad en regio blijft problematisch.

Ik noemde ook al het belang van betrokkenheid bij elkaar, de noodzaak om aandacht aan anderen te schenken, naar anderen te luisteren en zo méér samenleving tot stand te brengen.

Heel kort stipte ik al het thema duurzaamheid aan, een thema dat in de afgelopen veel te warme maanden terecht sterk in de aandacht is gekomen. Ook in negatieve zin in onze stad, met het drama van de Probo Koala, een drama zoals we nooit meer hopen mee te maken. Het moet ons extra sterken in de gedachte dat duurzaamheid één van de belangrijkste onderwerpen van onze tijd is. Wij zullen daar op uiteenlopende manieren in onze stad grote aandacht aan schenken. Of het nu gaat om het beter benutten van de grote onderzoekspotentie die we op dit gebied in de Amsterdamse regio hebben met twee vooraanstaande universiteiten, het Shell Research and Technology Centre, met ECN, met NUON en al die instituten die door het bundelen van krachten tot veel meer in staat zijn, of om het verbeteren van de milieukwaliteit waarvoor een aantal maatregelen zijn afgesproken, of om talloze vormen van energiebesparing, of om het als het maar enigszins mogelijk is, benutten van de tramrails voor het bevoorraden van de stad (City Cargo). Amsterdam: duurzame stad, Amsterdam, sustainable city.

Scholing

Ik noem nog een wezenlijk onderwerp: scholing. Ook al een thema dat nadrukkelijk niet nieuw is. En zelfs een thema waar gemeentebesturen niet rechtstreeks verantwoordelijk voor zijn. Tegelijkertijd een thema dat voor onze stad en onze regio om tal van redenen van vitaal belang is. In toenemende mate is het schooldiploma beslissend geworden voor de arbeidsmarktperspectieven en, via inkomen, relaties, status en de andere hulpbronnen die via arbeid worden verkregen, voor gezondheid, wooncarrière, gezinsvorming, vriendenkring, welzijn, geluk en zelfs mortaliteit. Onderwijs is het verheffings- en emancipatie-instrument bij uitstek. Onderwijs is de sleutel voor een gezond functioneren van onze stad - zeker voor een stad die als Amsterdam Topstad en creatieve kennisstad door het leven wil en moet gaan. Terecht is immers de afgelopen jaren beredeneerd dat daar onze kansen liggen - en dan heb ik het natuurlijk niet over de stad in enge zin, maar over de hele regio. Dat Amsterdam goed opgeleide mensen nodig heeft is wat anders dan te zeggen dat alle mensen hoogopgeleid moeten zijn om kans te maken op een baan. Iemand die laag is opgeleid moet ook een baan kunnen vinden. Ook mensen met een klein inkomen moeten een volwaardig bestaan in onze stad kunnen leiden. Een echte Topstad heeft werk op alle niveaus - het MKB, de Amsterdamse haven, Schiphol, de vele internationale en nationale bedrijven die hier zijn gevestigd, de bloemenveiling van Aalsmeer: ze zijn in dit opzicht allemaal even belangrijk. Een Topstad heeft mensen die op alle niveaus topwerk kunnen leveren.

Hoogwaardige werkgelegenheid vereist dus goed opgeleide mensen op alle niveaus. Dat stelt eisen aan de mensen zelf: die moeten ervoor zorgen dat ze binnen hun vermogens zo goed mogelijk zijn opgeleid. Maar het stelt ook eisen aan de kwaliteit van ons onderwijs over de gehele linie, van voorschoolse opvang, basisonderwijs, het vervolgonderwijs tot en met het onderwijs op onze universiteiten en hogescholen. Het betekent ook dat de "verheffingstekorten" in ons onderwijssysteem, zoals die zo treffend zijn beschreven in het eind september 2006 verschenen rapport van de Wetenschappelijke Raad van het Regeringsbeleid "De verzorgingsstaat herwogen" moeten worden aangepakt. Niet voor niets is één van de centrale programmapunten van het College, daarin door de gehele gemeenteraad gesteund: kinderen eerst! Ik hoop dat het nieuwe Kabinet ons daarin zal steunen en aan het brede terrein van het onderwijs ook zelf hoge prioriteit zal geven.

In aanbouw

Ten slotte een laatste thema. Voor al deze zaken geldt dat het "werk in aanbouw" is. Dat je goed moet nadenken hoe je dat allemaal wil aanpakken. En nadenken kost tijd. Tijd die we ons vaak niet of onvoldoende gunnen in onze jachtige, haastige samenleving waar alles snel moet - en waar die snelheid lang niet altijd tot het gewenste resultaat leidt. Ik herinner me nog goed dat Margreet de Boer, toenmalig minister van VROM, in een nieuwjaarsrede sprak over onthaasting, en ik herinner me nog veel beter hoe die term insloeg als een bom. Iedereen had het erover. Maar hebben we er genoeg mee gedaan? Nemen we voldoende tijd om dingen goed te doordenken en goed en zorgvuldig te doen? Kinderen opvoeden kost tijd. Nemen we die tijd? Huizen bouwen kost tijd. Nemen we die tijd? Relaties aangaan en opbouwen kost tijd. Nemen we die tijd? Het zorgen voor familie en vrienden kost tijd. Nemen we die tijd? Studeren kost tijd, problemen werkelijk doorgronden, het kost allemaal tijd. Nemen we die tijd?

Dames en heren,

Veiligheid, bereikbaarheid, dienstbaarheid, duurzaamheid, scholing, aandacht en de tijd nemen om dingen goed en zorgvuldig te doen. Als u mij vraagt wat ik voor de komende jaren belangrijk vind, dan hebt u daar mijn antwoord.

Ik sluit af, en ik sluit af met te zeggen wat één van de mooiste aspecten is van het ambt van burgemeester van Amsterdam. Dat is het contact met al die Amsterdammers, die talloos velen die zich, ieder op zijn of haar manier, inspannen om Amsterdam een prachtige stad te laten zijn.

Eén van die Amsterdammers wil ik hier in het zonnetje zetten. De Amsterdammer die al meer dan twintig jaar onze steun en toeverlaat is als wij hier in het Concertgebouw ons Nieuwjaar vieren. Over tijd en aandacht gesproken! Degene die samen met Martijn Sanders ervoor gezorgd heeft dat het Concertgebouw de tempel is geworden waar velen uit de hele wereld op af komen. Degene die in de loop van dit jaar afscheid neemt als zakelijk directeur van het Concertgebouw. Erik Gerritsen, je echte afscheid komt natuurlijk nog, maar nu al wil ik je van harte bedanken!

Ik wens u allen een móói 2007 toe!
Reageer