Provincie Zuid-Holland

Nieuwjaarstoespraak 2007 Commissaris van de Koningin zuid holland

Dames en heren,
Hartelijk welkom. Ik wens u, namens het gehele provinciale bestuur, voor 2007 alle gezondheid, geluk en voorspoed toe. U zult het zich herinneren: ook vorig jaar heb ik u alle voorspoed toegewenst. En ik niet alleen. We hebben elkaar vorig jaar om deze tijd zoveel geluk toegewenst, dat we ons - volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau dat dit heeft onderzocht - de gelukkigste natie van Europa mogen noemen.
Opmerkelijk is dat onze nieuw verworven status van gelukkigste Europese natie niet overeen stemt met het beeld dat via de media over ons heen komt. In de afgelopen maanden ging het - mede onder invloed van de recente verkiezingscampagne - vooral over zaken die niet goed gaan. We hoorden over problemen als de voedselbanken, de integratie, ons zorgstelsel en de asielzoekers. Hier bespeur ik een zekere tweeslachtigheid: de burgers zijn tevreden over zichzelf, maar cynisch over de prestaties van de politiek. De mondige burger heeft de nodige scepsis ontwikkeld over de effectiviteit van de overheid in termen van slagkracht en de toegevoegde waarde van de publieke dienstverlening. Maar er is meer aan de hand: de Nederlandse publieke opinie is eveneens versplinterd door ontwikkelingen als de secularisatie en de ontideologisering. De burger heeft zijn traditionele ankers verloren. De individuele burger wil op vele fronten meer vrijheid, die hij vaak ook goed kan hanteren, maar tegelijkertijd vraagt diezelfde burger de overheid om bescherming en garanties. De paradox is dat de overheid lang niet altijd tegelijk en meer zekerheid kan geven en meer vrijheid kan verlenen. Zeker binnen een beleidsterrein is het onmogelijk om collectieve rechten en veiligheid te bieden, en de burger ook vrij te laten in de invulling van zijn leven. Het gevolg van die paradox is collectieve verwarring, onzekerheid en zelfs angst. Dit gebrek aan houvast is zichtbaar geworden in de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen. Op 22 november zagen we dat de SP kiezers wegtrok bij de PvdA, de Party voor de Vrijheid won van met name de WD? en de ChristenUnie groeide ten koste van het CDA. In ons gelukkige land voelen de kiezers zich steeds minder vertegenwoordigd door de gevestigde politieke partijen - juist die partijen die in het afgelopen decennium regeringsverantwoordelijkheid droegen - en zoeken zij hun toevlucht bij geprononceerdere varianten, waar momenteel meer steun en gezag vanuit lijkt te gaan. De mondige, kritischer - en soms ook onredelijke - burger heeft tot onzekere en behaagzieke politici geleid, die op de veranderde maatschappelijke omstandigheden weinig vat meer lijken te hebben.
Begrijp me goed, dat is geen verwijt, maar wel een constatering.

In elk geval ervaren de burgers niet de leiding waaraan zij uiteindelijke behoefte hebben. De politiek staat de komende jaren voor zware opgaven. Ik noem: de vergrijzing, de integratie, het behoud van onze tolerante samenleving, onze plaats en die van Europa in de economische wereldorde, het milieu, ons klimaat, de internationale veiligheid. De aanpak van dit soort vraagstukken vraagt om sterk politiek leiderschap, moed en visie. Politici moeten uitgaan van een samenhangend geheel aan denkbeelden, en leiderschap tonen. Daarbij moeten de reele noden en vragen van de burgers het uitgangspunt zijn. De rol van politic! wordt vandaag de dag echter meer gedomineerd door de opiniepeilingen, de ochtendkrant en de eigen scoringsdrift Elke dag zijn hun politieke strategen bezig na te denken hoe moet worden gereageerd op het nieuws van de dag, hoe de zaken voordelig kunnen worden uitgelegd en hoe politieke tegenstanders in de hoek kunnen worden gedreven. Dat is geen goede ontwikkeling. Het behalen van de dagzege is geen manier om op lange termijn het land te besturen. Het gaat om tegen de stroom in dun/en roeien, perspectief bieden voor de lange termijn en voorgaan in de opinievorming. Dat is zeker niet eenvoudig, dat besef ik terdege.
U zult zich misschien afvragen waarom ik me hier zo druk over maak. Het is natuurlijk prettig om zo nu en dan je hart te luchten. Maar ik zeg het ook omdat we het hier over essentiele vragen hebben. Over het aanzien van de politiek en het openbaar bestuur, dat juist in een vrijere samenleving op bepaalde momenten vastigheid en zekerheid moet bieden.
Een van die belangrijke kwesties is onze positie in Europa. Na het 'nee1 bij het referendum van juni 2005 over de Europese grondwet wordt het debat over Europa vermeden, om de kiezer niet voor het hoofd te stoten. Die houding moet diametraal veranderen want anders keert het zich tegen ons. Ook tegen provincies en gemeenten die steeds nadrukkelijker het belang van Europa ervaren.
Hoe kunnen we de discussie over Europa een positieve wending geven? We vieren dit jaar het feit dat precies 50 jaar geleden het verdrag van Rome is getekend, het fundament voor het hedendaagse Europa. Wanneer we over deze periode terugkijken, kunnen we niet anders dan constateren dat de Europese samenwerking dit werelddeel niet alleen veel welvaart, maar ook al meer dan een halve eeuw vrede en veiligheid heeft gebracht. Het is juist de kracht van Europa dat deze verworvenheden voor nieuwe generaties vanzelfsprekend zijn. Ik heb er groot bezwaar tegen als Europa wordt neergezet als iets waar je alleen maar last van hebt Waarom moeten we het belang van Europa steeds opnieuw bewijzen? Politiek leiderschap dat historisch besef heeft, brengt het elan terug waarmee het project van de Europese samenwerking ooit werd aangegaan. Ik roep, ook als voorzitter van het Interprovinciaal Overleg, het nieuwe kabinet op moed en visie te tonen en een positieve Europese agenda te presenteren. Zelf zal ik mij er sterk voor maken dat het - na de Statenverkiezingen opererende - IPO-bestuur nog dit jaar met een duidelijke Europese agenda komt, die uitgaat van een positieve Europese gezindheid en een heldere inhoudelijke agenda.

Klitnaatprobleem
Een andere kwestie die om visie vraagt, is het thema van de bedreigingen door de klimaatveranderingen. Terwijl Al Gore ons dit probleem met zijn film indringend voorgelegd, is het onderwerp in de verkiezingscampagne van november 2006 nauwelijks aan bod gekomen. Het is veelzeggend dat tachtig topmannen van het Nederlandse bedrijfsleven de politieke partijen de afgelopen maand in een open brief opriepen om verder te kijken dan een kabinetsperiode, en een lange termijnvisie te ontwikkelen voor het duurzaam beheer van onze natuurlijke systemen. Een dergelijke oproep is vooral aan de landelijke politiek gericht. De mogelijkheden van regionale of lokale overheden om de klimaatverandering te beperken zijn gering. Maar via ons ruimtelijk beleid kunnen wij wel degelijk inspelen op de aanpassingen die nodig zijn. Dit biedt de kans om de bedreigingen te vertalen in uitdagingen. Met nieuwe instrumenten, zoals het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) dat 1 januari van start is gegaan en de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening en de nieuwe Waterwet die naar verwachting dit jaar zullen worden aangenomen, krijgen de provincies en gemeenten meer verantwoordelijkheden in de gebiedsontwikkeling en de ruimtelijke ordening. Juist in de Randstad, met zijn kust en vele laaggelegen gebieden, vraagt deze nieuwe rol veel van ons, maar biedt deze ook bijzondere kansen. We moeten niet vanwege de zeespiegelstijging de hoger gelegen gebieden opzoeken, zoals de burgemeester van Maastricht vorige week suggereerde, maar juist de aanwezige kennis, creatief potentieel en economische kracht van dit deel van ons land benutten. Van oudsher heeft Holland een sterke traditie en bijzondere marktpositie op het snijvlak van kennis van het waterbeheer, stedenbouw en landschapsarchitectuur. In dit deel van ons land moeten we vanuit onze eeuwenoude traditie juist komen tot regiospecifieke en innovatieve oplossingen. Alleen als we in de Hollandse Delta blijven vernieuwen, kunnen we in dit gebied duurzaam blijven wonen en werken. En versterken we tegelijk onze economische positie, want juist door de klimaatveranderingen zal de vraag naar onze hoogwaardige kennis van het watermanagement wereldwijd toenemen.
en
Het is mijn overtuiging dat door de aard en schaal van onze problemen en uitdagingen - die meer en meer bovenlokaal, regionaal, of zo u wilt, provinciaal van aard zijn - een vernieuwend en sterker middenbestuur nodig is. Ook de nieuwe wettelijke mogelijkheden van provincies vragen om een dergelijke omslag. Doordat Europa steeds meer het karakter van de kaderstellende overheid krijgt, is het landsbestuur meer een middenbestuur geworden. Hiermee is de positie van de provincie als traditioneel middenbestuur in de knel gekomen. Ook de toenemende kracht van het lokaal bestuur vraagt om een ander type provincie. Het is minister Remkes te prijzen dat hij - na de voorzet van de Holland Acht en na het verzet uit provinciale kring tegen de WGR+-wetgeving - de discussie over het middenbestuur heeft opengebroken. In deze discussie heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten mijns inziens te veel de strijd tussen provincies en gemeenten gezocht, terwijl het juist veel meer gaat om het zoeken naar een nieuwe rolverdeling tussen de provincies en het rijk. Ik stel vast dat de kabinetten Balkenende betekenisvolle wetgeving voor de positie en het profiel van de provincies hebben opgeleverd. Het gaat er nu om dat wij als provincies meer fsmoelf tonen, maar zeker is ook een cultuuromslag aan rijkskant vereist

De provincies zullen in een bestuursakkoord met het nieuwe kabinet - of zoals de Raad van State zegt: een Vegeerakkoord met de decentrale overheden1 - met name op dit punt duidelijke afspraken verlangen.
Al deze constateringen kunnen niet los worden gezien van de noodzaak voor vereenvoudiging van de bestuurlijke organisatie in de Randstad. De onafhankelijke adviescommissie onder leiding van de voormalig minister-president Wim Kok komt volgende week met haar advies over de bestuurlijke toekomst van de Randstad. Ik hoop dat de strekking van dit advies zal gaan in de richting van een eenduidig, democratisch gekozen bestuursorgaan, dat op hoofdlijnen stuurt en knopen doorhakt over inrichting en functies in het Randstedelijke gebied. En ik hoop - in tegenstelling tot mijn collega in Flevoland, die vorige week opriep om in de kabinetsformatie geen dichtgetimmerde afspraken over het bestuur van de Randstad te maken - dat hierover in de kabinetsformatie heldere afspraken worden gemaakt, zodat we in de komende kabinetsperiode de bestuurlijke impasse in de Randstad werkelijk kunnen doorbreken.
De Randstad is het waard. Het is een Delta; traditioneel een gebied dat van bedreigingen een uitdaging heeft gemaakt, dat internationaal gericht is, dat gastvrij is voor mensen uit alle windstreken en dat ruimte biedt aan uiteenlopende visies en opvattingen. Met een liberate discussie- en debatcultuur waarin tolerantie het wint van angst, benepenheid en repressie. Dit gebied vraagt om nieuwe uitdagingen, waarin naast schaalvergroting tegelijk het kleinschalige van de kernen en de gemeenschappen de ruimte krijgt om te gedijen, te ontwikkelen en een eigen profiel te tonen.
Zo kreeg ik afgelopen zomer - bij een bezoek aan de nieuwe gemeente Teylingen - het Teylingerhoogtepunt aangeboden, een lekkernij die de wedstrijd had gewonnen waarmee de gemeente Teylingen een relatiegeschenk liet ontwikkelen, dat naar analogie van het Haagse Hopje een embleem voor de nieuwe gemeente zou kunnen worden. Als teken van eigenheid en zelfbewustzijn is het Teylingerhoogtepunt een symbool voor de gemeente. Bij vertrek krijgt u dit geschenk van het provinciaal bestuur aangeboden als illustratie voor de wijze waarop een nieuwe gemeente haar profiel kan versterken. Een hint voor de nieuwe gemeenten Binnenmaas, Lansingerland en Nieuwkoop, die ik graag een wervelende toekomst wens. Ik hoop dat het Kaagwater in de bonbon u inspireert. Graag toost ik met u op een goed 2007, vol visionair leiderschap.


---- --