Raad van State


Uitspraak Bouwvergunning winkelcentrum in Oude-Tonge

Zaaknummer: 200602087/1
Publicatie datum: woensdag 10 januari 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee Proceduresoort: Hoger beroep
Rechtsgebied: Kamer 3 - Hoger Beroep - Bouwzaken

200602087/1.
Datum uitspraak: 10 januari 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

, wonend te ,

tegen de uitspraak in zaak no. WRO 04/3442 van de rechtbank Rotterdam van 14 februari 2006 in het geding tussen:

appellant

en

het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee.


1. Procesverloop

Bij besluit van 30 maart 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Multicriteria Bedrijfshuisvesting B.V." (hierna: vergunninghoudster) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van een winkelcentrum met 14 bovengelegen woningen op het perceel dat omsloten wordt door de Dabbestraat, Oostdijk, Oost-Achterweg en de Heerendijk te Oude-Tonge (hierna: het bouwplan).

Bij besluit van 8 oktober 2004 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 14 februari 2006, verzonden op diezelfde datum, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 16 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde datum, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 27 april 2006 heeft het college van antwoord gediend.

Bij brief van 28 april 2006 heeft vergunninghoudster die in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen een reactie ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 november 2006, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. E.J.M.J.J. Houben, en het college, vertegenwoordigd door C.M.C. Kranse-Boogaard, ambtenaar van de gemeente, en bijgestaan door mr. R.M. van Bemmel, advocaat te Breda, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. M. Gideonse, advocaat te Rotterdam.


2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

2.2. Appellant bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat het door hem gemaakte bezwaar tegen het besluit van 30 maart 2004 terecht door het college niet-ontvankelijk is verklaard, omdat zijn belangen niet rechtstreeks bij het besluit tot verlening van bouwvergunning betrokken zouden zijn. Appellant wijst daartoe op de uitspraak van de Afdeling van 8 februari 2006, zaak no. 200505278/1 waarin de Afdeling ten aanzien van het door appellant tegen een uitwerkingsplan ingestelde beroep heeft overwogen dat appellant, onverlet de afstand van zijn perceel tot het plangebied, een rechtstreeks betrokken belang heeft bij het uitwerkingsplan en derhalve kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Volgens appellant komen de feiten en omstandigheden in beide zaken dermate overeen dat hij ook bij het besluit van 30 maart 2004 als belanghebbende dient te worden aangemerkt.

2.2.1. Zoals de Afdeling in haar eerdergenoemde uitspraak van 8 februari 2006 heeft vastgesteld, is appellant eigenaar van het perceel Oudelandsedijk 2A waar hij woonachtig is en een vleesverwerkingsbedrijf exploiteert. Zijn woning bevindt zich aan de zuidzijde van de dijk op een korte afstand van de rijbaan op die dijk en is de enige aldaar gelegen woning. Zijn perceel ligt op een afstand van ongeveer 650 meter van het bouwplan.

Het bouwplan voorziet in de bouw van 14 woningen, alsmede in een winkelcentrum met een totaalvloeroppervlak van 2500 m². In het winkelcentrum zullen twee supermarkten gevestigd zijn.

2.2.2. Aannemelijk kan worden geacht dat van het realiseren van 2500 m² commerciële ruimte, waaronder twee supermarkten, een extra verkeersaantrekkende werking uitgaat. Zoals ter zitting door het college is bevestigd, ligt het potentiële verzorgingsgebied van het winkelcentrum voornamelijk ten oosten van Oude-Tonge. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat juist het verkeer dat vanuit het gebied ten oosten van Oude-Tonge komt, via de Oudelandsedijk naar het winkelcentrum zal rijden. Uit het voorgaande volgt dat appellant, ondanks de afstand van zijn perceel tot het bouwplan, een rechtstreeks betrokken belang heeft bij het bouwplan. Het betoog van appellant slaagt derhalve.

2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door appellant bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog gegrond verklaren. De beslissing op bezwaar komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. Het college dient dan ook een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.

2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.


3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 februari 2006 in zaak no. WRO 04/3442;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee van 8 oktober 2004;

V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van ¤ 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Oostflakkee aan appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

VI. gelast dat de gemeente Oostflakkee aan appellant het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van ¤ 347,00 (zegge: driehonderdzevenenveertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van der Vlis, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van der Vlis
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2007

328-494.