Radboud Universiteit Nijmegen


Vrouwenopvang onvoldoende afgestemd op allochtone vrouwen

De hulpverlening door de opvangcentra sluit onvoldoende aan bij de vragen en problemen van uit huis gevluchte vrouwen. Dat blijkt uit onderzoek van prof. dr. Judith Wolf, bijzonder hoogleraar Maatschappelijke opvang aan de Radboud Universiteit Nijmegen, verricht in samenwerking met het Trimbos Instituut. De studie is maandag aangeboden aan staatssecretaris Ross van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De hulpverlening in de crisiscentra is volgens prof. Wolf te zeer gericht op Nederlandse vrouwen, maar de doelgroep is door de jaren heen flink verkleurd. Jaarlijks worden zo'n 4000 tot 4500 mishandelde vrouwen opgevangen. Tweederde is van allochtone afkomst. Vrouwen die voor geweld vluchten naar de vrouwenopvang vormen een zeer kwetsbare groep. Hun complexe, uiteenlopende problemen laten zich niet gemakkelijk oplossen. Vrouwen ervaren baat bij hun verblijf in de vrouwenopvang. De aansluiting van de hulpverlening op de problemen van de vrouwen laat desondanks nog te wensen over. De kwaliteit van de vrouwenopvang kan beter. Ook kunnen maatschappelijke instanties meer doen, zo blijkt uit het onderzoek.

Aansluiting
De maatschappelijke positie van de vrouwen is uiterst zwak (laag opgeleid, weinig zelfredzaam, weinig of geen inkomen). De lichamelijke gezondheid is slecht. Ruim de helft (61%) heeft een matige tot zware depressie en bij 84% is sprake van een posttraumatische stressstoornis. De aansluiting van de hulp in de vrouwenopvang kan beter:

* In het buitenland geboren vrouwen krijgen in de vrouwenopvang minder hulp dan zij zelf nodig vinden, terwijl de in Nederland geboren vrouwen juist meer hulp ontvangen dan zij zelf wensen.
* Vrouwen willen meer praktische hulp bij huisvesting, inkomen en dagbesteding, en meer hulp bij sociale contacten. Verder is er meer behoefte aan psychologische hulp bij traumaverwerking en het versterken van weerbaarheid.

* De crisisopvang in de eerste weken komt veel minder tegemoet aan de vragen en behoeften van vrouwen dan de opvang daarna.
* De toegepaste methodische principes van zelfredzaamheid, eigen verantwoordelijkheid en motivatie-eisen passen niet meer bij de huidige bereikte groep vrouwen bij de vrouwenopvang.

Verder blijkt dat het leven in groepen, met veel getraumatiseerde vrouwen en kinderen in kleine ruimten, een extra belasting betekent. Daarnaast geeft de onzekerheid over een vervolgplek, onder meer vanwege de gestelde verblijfslimieten in de opvang, vrouwen veel stress.

Een jaar later
Vrouwen zijn een jaar na hun vertrek uit de vrouwenopvang over het algemeen beter af dan voor hun opname. Maar ondanks bemoedigende perspectieven verkeren veel vrouwen nog steeds in een kwetsbare positie. Hoewel slechts een klein deel aangeeft mishandeld te zijn, voelen de meesten zich niet veiliger of weerbaarder dan tijdens de opname in de vrouwenopvang. De steun uit de omgeving neemt af. En hoewel de symptomen van depressie en van post traumatische stress stoornissen verminderden sinds hun verblijf in de vrouwenopvang, zijn bij het merendeel die symptomen zodanig dat dringend klinische hulp is geboden. De meesten krijgen die hulp echter niet. Intensieve nazorg is nodig om vrouwen te ondersteunen bij het opnieuw richting geven aan hun leven.

Prof. dr. J.R.L.M. Wolf is bijzonder hoogleraar maatschappelijke opvang aan de Radboud Universiteit Nijmegen en verbonden aan het Centre for Evidence-Based Practice.