ChristenUnie
dinsdag 23 januari 2007 16:30
De heer Cramer (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de collega's die het mij hebben toegestaan om als
eerste te spreken hartelijk. Ik had een agendaprobleem en zij waren
bereid om mij te helpen om dat op te lossen. Daar past dankbaarheid
bij, en dat moet ik kunnen zeggen in een Kamer waarin ik ook nog eens
spreek als vervanger van collega Arie Slob, die met buitengewoon
interessante andere zaken bezig is en daardoor niet kan deelnemen aan
deze bespreking.
Voorzitter. In deze begroting worden heel wat ambities geformuleerd
waarvan het de vraag is of zij werkelijkheid worden. Als dat niet het
geval is, dan heeft dat consequenties voor de omvang van de begroting,
hetgeen deze bespreking enigszins onzeker maakt. Als eerste spreek ik
over veiligheid en bestuur. In de begroting 2007 wordt gefocust op de
vorming van veiligheidsregio's.
De fractie van de ChristenUnie heeft op zich geen bezwaar tegen de
vorming van die veiligheidsregio's, als daarmee een effectieve
rampenbestrijding en crisisbeheersing worden gerealiseerd. In de
vormgeving van de veiligheidsregio luistert een en ander echter nauw.
Mijn fractie heeft in de afgelopen periode bij de discussie over de
veiligheidsregio in het bijzonder aandacht gevraagd voor de positie
van de brandweer. De brandweer werkt veelal op basis van vrijwillige
medewerkers. Nu al blijkt dat de beschikbaarheid van deze
vrijwilligers ernstig onder druk komt te staan. De minister erkent dat
ook; hij noemt zelf een aantal oorzaken daarvoor, zoals de afstand
tussen werkadres en de kazerne of de brandweerpost. Dat zal worden
versterkt bij de regionalisering van de brandweer.
Het uitgebreide takenpakket van de brandweer en de vele keren dat
sprake is van loos alarm legt een extra beslag op de bezetting. Mijn
fractie is erg benieuwd naar de uitkomsten van het door de minister
ingestelde onderzoek naar de afbakening van de brandweertaken. Ook wil
mijn fractie van de minister weten of in het wetsvoorstel over de
veiligheidsregio's rekening wordt gehouden met de motie die eerder is
ingediend bij een overleg over de vorming van die regio's waarin is
uitgesproken dat er ruimte moet komen voor gemotiveerde afwijking van
de regel en dat een nog nader te bepalen deel van het lokale
brandweerpersoneel in regionale dienst wordt genomen. Mijn fractie had
daarmee nadrukkelijk de beschikbaarheid van de vrijwilligers op het
oog.
Het ministerie van BZK is door de Onderzoeksraad voor Veiligheid
aangesproken op zijn verantwoordelijkheid voor het functioneren van
het brandveiligheidsconcept cellen en cellengebouw. Ik zie met
betrekking tot de concrete uitvoering van de aanbeveling weinig terug
in de begroting. Het is misschien wat kort dag geweest, maar toch.
Ziet de minister de noodzaak in van het voortzetten van verscherpt
toezicht? De berichten dat het gemeentelijk toezicht op de
brandveiligheid een tandje minder kan, zijn verontrustend. Uit de
Schipholbrand is gebleken dat het juist belangrijk is om daadwerkelijk
te toetsen, hoewel de vraag gerechtvaardigd is in hoeverre gemeenten
met die taken kunnen worden belast. Mijn fractie hoort in dit verband
graag een toelichting op het overleg dat wordt gevoerd met de VNG en
het beslag hiervan op de begroting. Kan de minister aangeven of
daarbij ook de wenselijkheid van de toezichthoudende taak van de
gemeente bij dergelijke overheidsgebouwen aan de orde komt?
Ik kom op het punt van de bekostiging van de veiligheidsregio's. De
minister heeft hierover advies gevraagd aan de Raad voor de financiële
verhoudingen. Deze heeft eind oktober geadviseerd en gaf stevige
kritiek. De Raad geeft de regering in overweging, de bestuurlijke
vormgeving van de veiligheidsregio nog eens kritisch te heroverwegen.
Als verlengd lokaal bestuur uitgangspunt is van het beleid, zo stelt
de Raad, dan behoeft het conceptvoorstel aanpassing. Wat is de visie
van de minister op deze kritiek?
Daarnaast waarschuwt de raad voor hoge frictie- en
reorganisatiekosten. Een bij ons bekend voorbeeld betreft de gemeente
Nijkerk, waarover nog steeds geen overeenstemming bestaat. Graag
ontvangt mijn fractie inzicht in hoe het met deze en andere
veiligheidsregio's is gesteld als het gaat om deze bijzondere kosten
en welke rol de minister voor zichzelf ziet bij het oplossen van dit
probleem.
Aansluitend vraag ik naar de consequenties van de invoering van de
veiligheidsregio's voor bijvoorbeeld de gemeente Hattem. Dit is een
van de regio's waarbij de congruentie nog problemen oplevert. Waar
speelt dat nog meer? Hoe komt het dat zo laat wordt begonnen met een
onderzoek naar de gevolgen hiervan? Worden bij de beoordeling ook de
frictiekosten in overweging genomen? Wordt bij het onderzoek naar de
mogelijkheden voor de gemeente Hattem ook gesproken over de
mogelijkheid operationele grenzen te hanteren?
Ik kom te spreken over de politie. Er is een nieuw beleidskader dat
gepaard gaat met een nieuwe budgetverdeelsystematiek. Overigens geldt
dit beleidskader maar voor een jaar in plaats van de gebruikelijke
vier jaar. Binnen het veld is hierover veel te doen geweest. Er
brandde een storm van kritiek los. Inmiddels heeft de minister
aangegeven dat de korpsen die erop achteruit gaan, worden
gecompenseerd. Het is mijn fractie echter nog niet duidelijk hoe die
compensatie op de lange termijn gaat uitwerken. Kan de minister dat
toelichten? Wat betekent het dat het BVS-budget wijzigt als gevolg van
de jaarlijkse actualisatie van de omgevingskenmerken en dat de
compensatie wordt verlaagd met het bedrag van een mogelijk hogere
uitkering? Betekent dit dus dat in mindere mate rekening wordt
gehouden met het verschil tussen het oude budget en het nieuwe budget
volgens de budgetverdeelsystematiek?
De ChristenUnie-fractie spreekt haar waardering uit voor het feit dat
de prestatieafspraken met de politie een ander karakter hebben
gekregen. Het gaat niet langer om de kwantiteit, met alle frustraties
van burgers en agenten over prioriteitsstelling van dien, maar om de
kwaliteit. Kan die vernieuwde prioriteitsstelling ook betekenen dat er
bijvoorbeeld meer aandacht kan worden gegeven aan surveillance en een
uitgebreidere inzet van de wijkagent?
Mijn fractie vraagt de minister ook naar de voortgang op het traject
van de bestuurlijke boete. Na de behandeling van het wetsvoorstel
wilden de ministers een advies van de Raad van State. Dat advies is al
een poosje binnen en mijn fractie vraagt deze minister of het beraad
inmiddels heeft plaatsgevonden en of wij nog deze kabinetsperiode een
reactie van hem mogen verwachten.
Als ik kom te spreken over bestuur en democratie, dan wil ik het in de
eerste plaats hebben over de afgelopen verkiezingen. Wij komen
daarover nog afzonderlijk te spreken, maar ik maak toch een paar
opmerkingen. De verkiezingen zijn in een aantal opzichten namelijk
niet vlekkeloos verlopen, ondanks de meer algemene conclusie dat er
geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde
uitslag. Stempassen werden niet tijdig verstuurd en vervolgens was men
te laat met het aanvragen van een nieuwe stempas. Ook het al dan niet
kunnen of moeten identificeren leverde veel klachten op. De
opmerkingen van de minister daarover in de recente brief duiden er nog
niet op dat het anders zal gaan en dat je wel kunt stemmen, ook als je
je stempas bent vergeten. Mijn fractie wil graag van de minister weten
wat daartegen precies het bezwaar is nu je kennelijk wel met een
gevonden stempas kunt stemmen zonder legitimatie.
Ook het stemmen in het buitenland loopt niet in alle gevallen even
soepel. Betekent het feit dat de minister onderzoek gaat doen naar
mogelijkheden voor registratie van niet-ingezetenen dat dit een
mogelijkheid biedt om het initiatief voor het stemmen in het
buitenland niet langer bij de burger te leggen? Vervolgens kom ik
natuurlijk op het functioneren van de stemcomputers. De signalen van
de Commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven hebben ons
bereikt. Niet iedereen vertrouwt de stemcomputers en dat is niet
helemaal onterecht, zo blijkt nu, want de problemen met de
afluisterbaarheid van bepaalde stemcomputers zijn nog niet verholpen.
Onderzoekt de ingestelde commissie-Korthals Altes ook of het een reële
optie is om opnieuw met het potlood te gaan stemmen? Wat zijn daarvan
de voor- of nadelen?
Er is nog een ander punt dat raakt aan de digitale relatie tussen
overheid en burger, namelijk het gebruik van de DigiD. Klopt het dat
het daardoor ingewikkelder is geworden voor vrijwilligers om
belastingaangiften voor anderen in te vullen? Wij vinden het
belangrijk dat die vrijwilligers de belastingaangiften voor anderen
kunnen blijven doen en wij hopen dat de minister ons kan overtuigen
dat er op dat vlak geen belemmeringen meer zijn.
Als het gaat over de verandering van ons staatsbestel, dan zal ik het
ook moeten hebben over de discussie inzake het middenbestuur. De
huidige bestuurlijke drukte is mijn fractie een doorn in het oog.
Uitgangspunt bij eventuele veranderingen van de inrichting van het
Nederlandse bestuur is voor mijn fractie een heldere taakverdeling, zo
min mogelijk betrokken bestuurslagen bij het oplossen van een
probleem, een duidelijke democratische legitimatie en een eigen
belastinggebied.
Wat het eigen belastinggebied van de gemeente betreft, wil ik de
minister graag nog het volgende voorleggen. Hij heeft voor de periode
2005-2007 aan de gemeente Leiden ontheffing verleend van de maximering
van de ozb-tarieven om een vrijwillige hogere bijdrage ten behoeve van
een ondernemersfonds mogelijk te maken. De ondernemers willen meer
betalen. Zodra zij dat niet meer willen, wordt het fonds opgeheven.
Inmiddels heeft de minister per brief laten weten, niet meer verder te
willen gaan met deze mogelijkheid. Graag een nadere toelichting, het
gaat immers om een vrijwillige verhoging. Sprekend over verhoging
vraag ik deze minister graag ook naar de voortgang met betrekking tot
de cao-onderhandelingen met de rijksambtenaren.
Tot slot. Ik vond het een waar genoegen om deze begroting BZK van mijn
collega over te mogen nemen. De begroting BZK gaat in feite over zaken
die in belangrijke mate het vertrouwen van de burger in de overheid
bepalen. Het gaat over de veiligheid in de buurt, over de werking en
verbetering van ons representatieve staatsbestel, zowel dicht bij huis
in de gemeente als ook bij de landelijke overheid. Beide onderwerpen
kwamen uitgebreid aan de orde in de afgelopen kabinetsperiode en toch
gaat het mijn fractie te ver om te zeggen dat het vertrouwen van de
burger in de afgelopen periode dan ook daadwerkelijk verbeterd is. Ik
vraag de minister naar zijn inschatting hierover. En dan bedoel ik
naast het vertrouwen van de burgers in de overheid ook het vertrouwen
tussen de landelijke overheid en de decentrale overheden onderling.
Dank u wel.