Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

ARBEIDSMARKTBAROMETER VO
2006-2007

Vacatures in het 3e kwartaal van 2006


- eindrapport -

dr. M.C. Paulussen-Hoogeboom
drs. W. Feenstra
drs. C.T.A. van Bergen

Amsterdam, januari 2007
Regioplan publicatienr. 1222

Regioplan Beleidsonderzoek
Nieuwezijds Voorburgwal 35
1012 RD Amsterdam
Tel.: 020 - 5315315
Fax: 020 - 6265199

Onderzoek uitgevoerd door Regioplan
Beleidsonderzoek in opdracht van het
ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap.

VOORWOORD

De kwaliteit van het onderwijs wordt voor een belangrijk deel bepaald door de mate waarin de sector erin slaagt aan de vraag naar personeel te voldoen. Lukt het scholen voldoende gekwalificeerde medewerkers aan te trekken en zittend personeel voor het onderwijs te behouden? Welke knelpunten ondervinden scholen bij de vacaturevervulling en welke maatregelen moeten er worden genomen om deze knelpunten te bestrijden? Zeker voor de komende jaren zijn dit belangrijke beleidsvragen.

In de afgelopen jaren was er op de arbeidsmarkt in het voortgezet onderwijs sprake van een evenwichtige situatie. De prognoses voor de middellange termijn voor de onderwijsarbeidsmarkt in het voortgezet onderwijs zijn echter ronduit somber. Die wijzen op een (zeker bij hoogconjunctuur sterk) oplopend tekort aan leraren. Waardoor het gevaar ontstaat dat er concessies gedaan moeten worden aan de kwaliteit van het onderwijs.

Om adequaat op de ontwikkelingen in te kunnen springen en de kwaliteit van het onderwijs op peil te houden, hebben beleidsmakers en andere betrokkenen in het vo-veld behoefte aan actuele en betrouwbare gegevens over de onderwijsarbeidsmarkt. De Arbeidsmarktbarometer VO, die Regioplan in opdracht van het ministerie van OCW uitvoert, levert belangrijke informatie over het ontstaan en de vervulling van vacatures in de sector. Het nu voorliggende rapport gaat in op de vacatureontwikkelingen voor management, onderwijzend en ondersteunend personeel in het voortgezet onderwijs in derde kwartaal van 2006.

Onze dank gaat uit naar alle respondenten van scholen en besturen in het voortgezet onderwijs die, ondanks hun veelal drukke werkzaamheden, hun medewerking aan het onderzoek hebben verleend. Tevens willen wij graag de betrokken medewerkers van de directie AP en de directie VO van het ministerie van OCW bedanken voor de begeleiding van het onderzoek.

Drs. C.T.A. van Bergen (projectleider)

INHOUDSOPGAVE

Samenvatting .............................................................................................. I


1 Inleiding .............................................................................................. 1
1.1 Achtergrond........................................................................... 1
1.2 Onderzoeksvragen................................................................ 2
1.3 Onderzoeksopzet en dataverzameling................................. 3
1.4 Leeswijzer............................................................................. 5


2 Vacatures voor directiepersoneel..................................................... 7
2.1 Vacatures in het derde kwartaal ........................................... 7
2.2 Kenmerken van ontstane vacatures..................................... 8


3 Vacatures voor leraren....................................................................... 9 3.1 Vacatures in het derde kwartaal ........................................... 9 3.2 Kenmerken van ontstane vacatures..................................... 12 3.3 Wijze van vervulling.............................................................. 14 3.4 Knelpunten bij het vervullen van de vacatures..................... 16


4 Vacatures voor ondersteunend personeel....................................... 27 4.1 Vacatures in het derde kwartaal ........................................... 27 4.2 Kenmerken van ontstane vacatures..................................... 29 4.3 Wijze van vervulling.............................................................. 31 4.4 Knelpunten bij het vervullen van de vacatures..................... 32

Literatuur .............................................................................................. 35

Bijlagen .............................................................................................. 37 Bijlage 1 Respons en representativiteit ............................................... 39 Bijlage 2 Populatieschattingen............................................................. 45 Bijlage 3 Formatiegegevens................................................................ 47 Bijlage 4 Tabellen bij hoofdstuk 2........................................................ 49 Bijlage 5 Tabellen bij hoofdstuk 3........................................................ 51 Bijlage 6 Tabellen bij hoofdstuk 4........................................................ 63 Bijlage 7 Regio-indeling en GSB-gemeenten...................................... 67 Bijlage 8 Verschil met vacaturemeting van het CBS........................... 69 Bijlage 9 Definities van de belangrijkste begrippen............................. 71 Bijlage 10 Afkortingen............................................................................ 75

SAMENVATTING

Inleiding
Jaarlijks voert Regioplan Beleidsonderzoek in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) de Arbeidsmarktbarometer uit. In dit onderzoek wordt de ontwikkeling van de vacaturevervulling op de onderwijsarbeidsmarkt gemeten. Het onderzoek wordt in drie sectoren uitgevoerd: het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en in de bve- sector. Er worden gegevens verzameld over vacatures voor directiepersoneel, leraren en ondersteunend personeel.

Directiepersoneel
Op de arbeidsmarkt voor directiepersoneel is, na een aantal jaren van afname, dit jaar weer sprake van een lichte toename in het aantal ontstane, vervulde en openstaande vacatures. In figuur S-1 worden de vacature-intensiteiten van de afgelopen jaren weergegeven.

Figuur S-1 Vacatures voor directie in percentages van de totale werkgelegenheid in het derde kwartaal, 2001-2006
5,0%
4,5%
4,0%
3,5%
3,0% Ontstaan
2,5% Vervuld Openstaand
2,0%

1,5%

1,0%
0,5%
0,0%
2001 2002 2003 2004 2005 2006


---

Ontstane vacatures
In het derde kwartaal van 2006 is er voor 72 fte aan vacatures voor directiepersoneel ontstaan. Dit komt overeen met 1,9 procent van de totale werkgelegenheid voor directiepersoneel in het voortgezet onderwijs. Bij 18 procent van de besturen zijn in het derde kwartaal van 2005 directievacatures ontstaan. De oorzaken van de ontstane vacatures variëren sterk: groei, reorganisatie/fusie, natuurlijk verloop, ontslag en vrijwillig vertrek naar een andere school werden ongeveer even vaak als oorzaak genoemd.

Vervulde vacatures
Er zijn iets meer vacatures vervuld dan er zijn ontstaan: in totaal 88 fte, ongeveer 2,3 procent van de werkgelegenheid. Er zijn dus ook vacatures vervuld die al voor het derde kwartaal zijn ontstaan. De nieuwe directieleden zijn meestal afkomstig uit het onderwijs: ze kwamen van een andere school of ze werkten al op de school waarop ze werden aangesteld.

Openstaande vacatures
Aan het eind van het derde kwartaal stond er nog 34 fte aan directievacatures open: 0,9 procent van de werkgelegenheid.

Leraren
De door ons verzamelde gegevens wijzen erop dat arbeidsmarkt voor leraren in het voortgezet onderwijs krapper begint te worden: er zijn meer openstaande vacatures en de openstaande vacatures blijven langer onvervuld. Bovendien lijkt de mobiliteit onder leraren toe te nemen. Vacatures ontstaan vaker doordat leraren kiezen voor een baan op een andere school. Scholen lijken bovendien minder mogelijkheden te hebben voor het intern oplossen van vacatures. Die worden vaker vervuld door leraren die van een andere school komen.

In figuur S-2 worden de vacatures voor leraren van de afgelopen jaren weergegeven. De situatie in het derde kwartaal van 2006 vertoont duidelijke verschillen ten opzichte van de situatie in het derde kwartaal van 2005 en de jaren ervoor. Hoewel het percentage ontstane en vervulde vacatures wat lager is dan in 2005 is het opnieuw hoger dan in 2003 en 2004. Het percentage openstaande vacatures is gestegen en komt weer langzaam in de buurt van het niveau van 2001 en 2002, toen er sprake was van een krappe arbeidsmarkt. In vergelijking met de afgelopen drie jaar is het dit jaar voor scholen weer moeilijker geworden om de vacatures die er rond het begin van het schooljaar ontstaan op tijd te vervullen.

II

Figuur S-2 Vacatures voor leraren in percentages van de totale werkgelegenheid in het 3e kwartaal, 2001-2006 7,0%
6,0%
5,0%
4,0% Ontstaan Vervuld
3,0% Openstaand
2,0%

1,0%
0,0%
2001 2002 2003 2004 2005 2006

Ontstane vacatures
In het derde kwartaal van 2006 is bijna 1800 fte aan vacatures ontstaan: 3,3 procent van de totale werkgelegenheid voor leraren in het voortgezet onderwijs. Bij 70 procent van de vacatures ging het om de vervulling van tweedegraadsfuncties en bij 23 procent om de vervulling van eerstegraads- functies.1 Ruim 80 procent van de vacatures was regulier, bij de overige vacatures betrof het vervanging.
Groei van het leerlingaantal, vertrek naar een andere baan binnen het onderwijs en natuurlijk verloop werden het meest genoemd als oorzaken voor het ontstaan van vacatures (respectievelijk 23%, 22% en 20%). Het aandeel van groei in het ontstaan van vacatures is de afgelopen jaren afgenomen en dat van natuurlijk verloop (door de vergrijzing) en vrijwillig vertrek binnen het onderwijs is toegenomen. De toename van vrijwillig vertrek duidt erop dat door de toenemende krapte op de arbeidsmarkt de mobiliteit onder leraren weer groter wordt.

Vervulde vacatures
Er is in het derde kwartaal van 2006 ruim 2000 fte aan vacatures vervuld: 3,5 procent van de totale werkgelegenheid voor leraren. Er zijn dus ook vacatures vervuld die al voor het derde kwartaal zijn ontstaan. De vervulling van vacatures vond in de afgelopen jaren in grote lijnen elk jaar op dezelfde wijze plaats, maar dit jaar zijn er enkele opvallende verschillen. In de eerste plaats lijken scholen dit jaar minder mogelijkheden te hebben om vacatures intern te vervullen dan de afgelopen drie jaar: er zijn 2006 relatief


1 De overige 7 procent van de ontstane vacatures betrof groepsleerkrachten in het praktijkonderwijs.

---

weinig vacatures binnen het eigen bevoegd gezag vervuld. Daarnaast worden er meer vacatures vervuld door leraren die van een andere school afkomstig zijn. Net als de toename van het vrijwillig vertrek bij het ontstaan van vacatures duidt dit op een groeiende mobiliteit van leraren.

Op 28 procent van de vervulde vacatures is een onbevoegde of gedeeltelijk bevoegde leraar aangesteld. Dit is meer dan vorig jaar maar vergelijkbaar met het percentage van 2004. Gemiddeld meldden zich zeven, voornamelijk externe, kandidaten voor de vervulling van een vacature. Dit aantal lag vorig jaar op acht.

Openstaande vacatures
Aan het eind van het derde kwartaal stond er nog voor 275 fte aan vacatures voor leraren open: 0,5 procent van de totale werkgelegenheid. Het aantal openstaande vacatures is hoger dan vorig jaar. In het westen en oosten van Nederland stonden aan het eind van het kwartaal nog de meeste vacatures open, in het zuiden en noorden de minste.
Openstaande vacatures blijven in 2006 langer onvervuld. Het percentage nog openstaande vacatures dat al in het vorig schooljaar en het percentage dat al in augustus vervuld had moeten zijn, zijn beide fors toegenomen. Van de openstaande vacatures voor leraren wordt bijna 65 procent door de respondenten als moeilijk vervulbaar beschouwd, ook een (lichte) toename ten opzichte van vorig jaar.
Er is in 2006 veel vaker dan in voorgaande jaren een beroep gedaan op het zittend personeel om onvervulde vacatures tijdelijk op te vangen. Er was in 2006 wat minder vaak sprake van lesuitval, maar er is wel vaker dan voorheen een oplossing gezocht waarbij er een beroep wordt gedaan op de zelfwerkzaamheid van leerlingen.

Ondersteunend personeel
Anders dan bij de leraren is er op de arbeidsmarkt voor ondersteunend personeel sprake van een evenwichtige situatie: het aantal openstaande vacatures is niet toegenomen en er doen zich geen problemen voor bij de vacaturevervulling.

Figuur S-3 geeft de ontwikkeling weer van de ontstane, vervulde en openstaande vacatures voor ondersteunend personeel. De cijfers zijn voor het onderwijsondersteunend personeel (oop) en het organisatie- en beheerspersoneel (obp) samen weergegeven. In de periode 2001-2004 nam het aantal ontstane, vervulde en openstaande vacatures gestaag af. Vervolgens nam in 2005 het aantal ontstane en vervulde vacatures weer significant toe. Deze toename lijkt zich in 2006 te stabiliseren. Het aantal openstaande vacatures is de laatste twee jaar niet toegenomen.

IV

Figuur S-3 Vacatures voor ondersteunend personeel in percentages van de totale werkgelegenheid in het 3e kwartaal, 2001-2006 5,0%

4,5%
4,0%

3,5%
3,0% Ontstaan
2,5% Vervuld Openstaand 2,0%

1,5%

1,0%
0,5%
0,0%
2001 2002 2003 2004 2005 2006

Ontstane vacatures
Er is ongeveer 340 fte voor ondersteunend personeel vacant geworden in het derde kwartaal van 2006, iets meer dan 2 procent van de werkgelegenheid voor deze functies in het voortgezet onderwijs. Ongeveer de helft van de vacatures betrof vacatures voor onderwijsondersteunend personeel, de andere helft vacatures voor organisatie- en beheerspersoneel. Het overgrote deel van de ontstane vacatures (92%) betrof een reguliere functie. Vacatures voor onderwijsondersteunend personeel ontstaan vaak als gevolg van: het ontstaan van een nieuwe functie, natuurlijk verloop, vrijwillig vertrek binnen het onderwijs en door ziekte. Vacatures voor organisatie- en beheerspersoneel ontstaan vaker door groei van het aantal leerlingen en door het regulier maken van id-banen.

Vervulde vacatures
Bijna 400 fte voor ondersteunend personeel is in het derde kwartaal van 2006 vervuld: 2,5 procent van de werkgelegenheid. De vervulde vacature-intensiteit ligt ook bij deze functiegroep weer iets hoger dan de ontstane vacature- intensiteit, er zijn dus ook vacatures vervuld die al voor de zomervakantie waren ontstaan.
Het percentage ondersteunend personeel dat afkomstig is uit het bedrijfsleven neemt door de jaren heen af, evenals het percentage personeel dat baanloos was. Aan de andere kant worden er meer vacatures vervuld door personeel dat al in het onderwijs werkzaam was.

Er meldden zich in 2006 gemiddeld 28 kandidaten voor de vervulling van de vacatures voor ondersteunend personeel. Dit duidt erop dat de forse toename
---

waarvan bij de meting van 2005 sprake was (het gemiddeld aantal kandidaten steeg toen van 32 in 2004 naar 76 in 2005) een uitzondering was.

Openstaande vacatures
Aan het eind van het derde kwartaal stond nog 43 fte aan vacatures open. Dit is 0,3 procent van de totale werkgelegenheid voor ondersteunend personeel. Driekwart van de openstaande vacatures stond nog niet lang open en had eigenlijk tussen 1 en 30 september vervuld moeten zijn. Slechts een klein gedeelte van de openstaande fte voor ondersteunend personeel was volgens de respondenten moeilijk te vervullen.

VI


1 INLEIDING


1.1 Achtergrond
De arbeidsmarkt in het voortgezet onderwijs was de afgelopen jaren vrijwel in evenwicht. Enerzijds zorgde de zwakke conjunctuur ervoor dat de uitstroom van leraren naar de markt daalde. Anderzijds zorgden beleidsinvesteringen, in combinatie met inspanningen vanuit het onderwijsveld, ervoor dat er meer aanbod van leraren beschikbaar kwam (nota `Werken in het Onderwijs 20071)'

De prognoses die het ministerie van OCW voor de onderwijsarbeidsmarkt heeft laten maken, wijzen er echter op dat er in de periode tot 2015 een oplopend tekort aan leraren zal ontstaan.2 In het laagconjunctuurscenario van deze ramingen neemt het lerarentekort3 eerst iets af om vanaf 2010 toe te nemen tot 8 procent in 2015. Het hoogconjunctuurscenario daarentegen toont reeds vanaf 2006 een tekort (oplopend tot 10% in 2015).

Het blijft dus ook de komende jaren van groot belang om de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel goed te monitoren. De Arbeidsmarktbarometer Voortgezet Onderwijs is één van de onderzoeken die het ministerie hiertoe jaarlijks laat uitvoeren. Het is een monitor die enerzijds dient als knelpuntindicator en anderzijds als middel om de effecten van het gevoerde beleid te meten.

In de Arbeidsmarktbarometer wordt per kwartaal informatie verzameld. In deze rapportage worden de resultaten van de meting over het derde kwartaal van 2006 weergegeven. We gaan in op vacatures voor leraren, voor onder- steunend personeel en voor directiepersoneel. Voor ieder personeelstype gaan we in op het aantal ontstane, vervulde en openstaande vacatures (dit noemen we de stroomgegevens) en op achtergrondgegevens van ontstane vacatures (dit noemen we de verdiepingsgegevens).

Naast de reguliere rapportages van de Arbeidsmarktbarometer Voortgezet Onderwijs kunnen de resultaten sinds september 2005 ook op internet worden geraadpleegd. Via de website www.onderwijsarbeidsmarktbarometer.nl is het mogelijk om tabellen en grafieken samen te stellen met vacaturecijfers van de afgelopen jaren. De cijfers kunnen per schooljaar of per kwartaal worden weergegeven en voor leraren in het voortgezet onderwijs kunnen de cijfers worden uitgesplitst naar achtergrondkenmerken als regio en schooltype.


1 Nota `Werken in het Onderwijs 2007' (ministerie van OCW, 2006).


2 CentERdata, Ecorys, QQQ Delft (2006).


3 Als voorspeller voor de toekomstige arbeidsmarkt voor leraren wordt in de arbeidsmarktramingen gebruikgemaakt van de `Spanningsindicator'. Deze geeft de verhouding tussen de onvervulde en de vervulde personeelsvraag weer.
---


1.2 Onderzoeksvragen
Voor de Arbeidsmarktbarometer Voortgezet Onderwijs voor het derde kwartaal van 2006 zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd:

Stroomgegevens


1) Hoe groot is de vacaturevoorraad (voor reguliere en vervangingsvacatures) die in het derde kwartaal van 2006 ontstaan is, onderverdeeld naar functie (directie, onderwijsgevend personeel, onderwijsondersteunend personeel, organisatie- en beheerspersoneel)?


2) Hoe groot is de vacaturevoorraad (voor reguliere en vervangingsvacatures) die in het derde kwartaal van 2006 vervuld werd, onderverdeeld naar functie?


3) Hoe groot is de openstaande vacaturevoorraad (voor reguliere en vervangingsvacatures) aan het eind van het derde kwartaal van 2006, onderverdeeld naar functie?


4) Worden de vacatures die aan het einde van het derde kwartaal van 2006 openstonden als moeilijk vervulbaar beschouwd en hoe lang staan deze vacatures open?


5) Doen zich regionale of sectorale verschillen voor als het gaat om ontstane, vervulde en openstaande vacatures en ervaren problemen?


6) Zijn er verschillen tussen scholen gevestigd in de grote steden en de minder verstedelijkte gebieden en tussen scholen met verschillende leerlingpopulaties (percentage achterstandsleerlingen of cumi- leerlingen4)?


7) Doen zich verschillen voor naar functie als het gaat om ontstane, vervulde en openstaande vacatures en ervaren problemen?
8) Welke ontwikkelingen doen zich voor in de totale vacaturevoorraad en in de vervulde en openstaande vacaturevoorraad?

Verdiepingsvragen voor het derde kwartaal van 2006


9) Wat zijn de oorzaken voor het ontstaan van de vacaturevoorraad in het derde kwartaal van 2006 (groei van de formatie, vertrek, natuurlijk verloop, ziekte, zwangerschap, ander verlof)?


4 Sinds 1 augustus 2004 is de bekostigingsregeling voor achterstandsleerlingen veranderd. In de nieuwe regeling komen cumi-leerlingen die korter dan acht jaar in Nederland wonen niet meer in aanmerking voor bekostiging. De cumi-tellingen van het Cfi zijn daarom vanaf het jaar 2004 niet langer vergelijkbaar met die van de jaren daarvoor.


2

10) Wat is de herkomst van nieuw aangestelden en invallers? Waren ze voorheen werkzaam op een andere school, bij een ander bestuur, komen ze van een opleiding of uit een beroepspraktijk buiten het onderwijs? Gaat het bij leraren om herintreders of zijinstromers? Maken ze deel uit van de invalpool?

11) Hoeveel kandidaten hebben zich aangeboden voor de vervulling van vacatures?

12) Hoeveel onbevoegde en onderbevoegde leraren worden op de vacatures aangesteld? Wat voor on(der)bevoegden zijn dat (volledig onbevoegd; wel bevoegd, maar niet voor het betreffende vak; wel bevoegd, maar niet de benodigde graad)?

13) Doen zich regionale of sectorale verschillen voor als het gaat om oorzaken van ontstaan en wijze van vervulling van vacatures en de problemen die bij de vervulling ervaren worden?

14) Zijn er verschillen tussen scholen gevestigd in de grote steden en de minder verstedelijkte gebieden en tussen scholen met verschillende leerlingenpopulaties (percentage achterstandsleerlingen of cumi- leerlingen)?

15) Doen zich verschillen voor naar functie als het gaat om oorzaken van ontstaan en wijze van vervulling van vacatures en de problemen die bij de vervulling ervaren worden?

16) Doen zich verschillen voor naar vakgebied als het gaat om oorzaken van ontstaan en wijze van vervulling van vacatures en de problemen die bij de vervulling ervaren worden?


1.3 Onderzoeksopzet en dataverzameling
De onderzoeksopzet voor het arbeidsmarktonderzoek in het voortgezet onderwijs is identiek aan die van de afgelopen jaren. De opzet bestaat uit vier metingen die erop gericht zijn om voor ieder kwartaal de ontstane, vervulde en onvervulde vacaturevoorraad te meten. De metingen hebben betrekking op reguliere vacatures en op vacatures voor langdurige vervanging (langer dan drie weken). De aandacht richt zich op directieleden, onderwijsgevend personeel en ondersteunend personeel. Alleen bij de meting over het derde kwartaal worden voor leraren behalve stroomgegevens ook verdiepings- gegevens opgevraagd. De vragenlijsten voor directieleden zijn elk kwartaal identiek en bevatten zowel vragen over stroomgegevens als verdiepings- vragen.


---


1.3.1 Vacatures voor onderwijzend en ondersteunend personeel De kwantitatieve gegevens over de vacatures voor onderwijzend en ondersteunend personeel worden via de scholen verzameld door middel van een schriftelijke vragenlijst. Voor de gegevensverzameling over het derde kwartaal van 2006 is, net als vorig jaar, gebruikgemaakt van twee ver- schillende vragenlijsten. De ene vragenlijst ging over het aantal ontstane, vervulde, vervallen en openstaande vacatures in het derde kwartaal; de stroomgegevens. In deze vragenlijst is de informatie verzameld op het niveau van vakken in plaats van op het niveau van afzonderlijke vacatures. De andere vragenlijst ging over de achtergrondgegevens van de vacatures die in het derde kwartaal ontstaan zijn, zoals de ontstaansoorzaak en de wijze van vervulling; de verdiepingsgegevens. In beide vragenlijsten is bij het onder- steunend personeel onderscheid gemaakt naar onderwijsondersteunend en organisatie- en beheerspersoneel (zie bijlage 8 voor definities). Er is gekozen voor het gebruik van twee verschillende vragenlijsten om een te grote belasting van de scholen te voorkomen. Om voldoende respons op beide vragenlijsten te krijgen, was het noodzakelijk om alle scholen voor voortgezet onderwijs aan te schrijven. De ene helft van de scholen heeft de vragenlijst over de stroomgegevens gekregen en de andere helft de vragen- lijst met verdiepingsvragen.

Steekproef en respons
Zoals beschreven, zijn alle scholen voor voortgezet onderwijs benaderd met een vragenlijst over de vacatures in het derde kwartaal. 320 scholen hebben de vragenlijst met stroomgegevens gekregen en 316 scholen de vragenlijst met verdiepingsgegevens. Na een intensief schriftelijk en telefonisch rappel zijn er 168 vragenlijsten over stroomgegevens retour gekomen en 152 vragenlijsten over verdiepingsgegevens, respectievelijk 53 en 48 procent. Hiermee is het streefpercentage van 50 procent voor de stroomgegevens wel gehaald, maar voor de verdiepingsgegevens net niet. In bijlage 1 wordt ingegaan op de representativiteit van de responsgroepen. Beide groepen bleken een goede afspiegeling te zijn van de populatie, waardoor het niet nodig was een weging toe te passen.
In zowel de stroomvragenlijst als de verdiepingsvragenlijst wordt gevraagd naar het totaal aantal ontstane vacatures voor leraren en ondersteunend personeel. Om te controleren of het aantal ontstane vacatures voor leraren en ondersteunend personeel op de scholen in de twee responsgroepen even groot was, is voor beide functiegroepen het gemiddeld aantal ontstane vacatures van de twee responsgroepen met elkaar vergeleken. Ondanks het feit dat de responsgroepen wat betreft achtergrondkenmerken vergelijkbaar waren, bleek het gemiddeld aantal ontstane vacatures voor leraren toch te verschillen. Bij de scholen die de verdiepingsgegevens hadden aangeleverd, was het gemiddeld aantal ontstane vacatures hoger dan bij de scholen die de stroomgegevens hadden aangeleverd. Voor deze afwijking is gecorrigeerd door de stroomgegevens aan te passen met behulp van een ophoogfactor. Er


4

was geen verschil tussen de responsgroepen wat betreft het gemiddeld aantal ontstane vacatures voor ondersteunend personeel.


1.3.2 Vacatures voor directiepersoneel
De gegevens over vacatures voor directiepersoneel worden verzameld op bestuursniveau. Deze enquête kon zowel schriftelijk als via internet worden ingevuld. De vragenlijst was minder uitgebreid dan die onder scholen, maar de inhoud kwam in grote lijnen overeen.

Steekproef en respons
Voor de dataverzameling van het derde kwartaal van 2006 zijn 184 besturen benaderd. Van deze 184 besturen hebben er 109 meegewerkt aan het onderzoek, 59 procent. Meer dan de helft van de respondenten (62%) vulde de internetenquête in. De overige respondenten vulden de schriftelijke enquête in.


1.4 Leeswijzer
In de volgende hoofdstukken (hoofdstuk 2, 3 en 4) worden de resultaten van het onderzoek per type personeel besproken. Achtereenvolgens wordt inge- gaan op de vacatures voor directiepersoneel, voor leraren en voor onder- steunend personeel. Het gaat hier zowel om reguliere vacatures als vacatures voor langdurige vervanging (meer dan drie weken) in het derde kwartaal van 2006.

Ieder hoofdstuk begint met een presentatie van de populatieschattingen van het aantal ontstane, vervulde en vervallen vacatures en het gemiddeld aantal openstaande vacatures. Daarnaast berekenen we de vacature-intensiteiten, waarin deze gegevens worden gerelateerd aan de werkgelegenheid. Dit geeft inzicht in de relatieve omvang van de vacatures. Deze vacature-intensiteiten worden over de jaren heen vergeleken en uitgesplitst naar een aantal achter- grondkenmerken. Als er zich significante verschillen voordoen in de verge- lijking, dan worden die aangegeven in de tabellen en in de hoofdstukken benoemd. Vanwege kleine aantallen vacatures voor bepaalde functies en een soms geringe celvulling is het echter niet altijd mogelijk om significante ver- schillen te meten. In de hoofdstukken over vacatures voor leraren en ondersteunend personeel (respectievelijk 3 en 4) bespreken we na de stroomgegevens de antwoorden op de verdiepingvragen. We gaan in op de ontstaansoorzaken van vacatures, de herkomst van nieuwe personeelsleden en het aantal kandidaten dat zich meldde voor een vacature. Tot slot gaan we in op de problematiek van de openstaande vacatures: waren deze moeilijk vervulbaar en wanneer hadden ze eigenlijk vervuld moeten zijn? De verdiepingsgegevens hebben alleen betrekking op de vacatures die in het derde kwartaal zijn ontstaan. Voor vacatures voor directie in het voortgezet onderwijs beschikken we in één kwartaalmeting over onvoldoende informatie
---

om de verdiepingsvragen goed te kunnen beantwoorden. Omdat we die gegevens vier keer per jaar verzamelen, zullen we er in de nog te verschijnen rapportage over het gehele schooljaar verder op ingaan.


6


2 VACATURES VOOR DIRECTIEPERSONEEL

2.1 Vacatures in het derde kwartaal
Op grond van gegevens uit de vacaturemeting zijn populatieschattingen gemaakt van het totaal aantal ontstane, vervulde, vervallen en openstaande vacatures in het derde kwartaal van 2006.1 In totaal zijn 77 vacatures ontstaan die betrekking hebben op 72 fte. Net als vorige jaren is er iets meer vervuld dan ontstaan en aan het einde van het derde kwartaal stond 34 fte nog open. Er moeten dus elk jaar ook vacatures vervuld worden die al in het vorig schooljaar zijn ontstaan.

Tabel 2.1 Populatieschatting van het aantal directievacatures in het vo Aantallen Fte %

Ontstane vacatures 77 72 1,9% Vervulde vacatures 99 88 2,3% Vervallen vacatures 6 6 0,2% Openstaande vacatures 37 34 0,9%

Ten opzichte van de totale werkgelegenheid voor directiepersoneel is in het derde kwartaal van 2006 1,9 procent van de werkgelegenheid ontstaan (de ontstane vacature-intensiteit). De openstaande vacature-intensiteit bedraagt bijna 1 procent van de werkgelegenheid.2

In figuur 2.1 zijn de openstaande vacature-intensiteiten van de afgelopen jaren weergegeven. De figuur laat na een afname na 2001 weer een lichte toename in het aantal ontstane en vervulde vacatures zien. Bovendien is ook het aantal openstaande vacatures in 2006 na een jarenlange afname weer iets gestegen.3


1 Het gaat hierbij om schattingen met een onder- en bovengrens (gebaseerd op 95% betrouwbaarheidsintervallen). In bijlage 2 worden deze grenzen vermeld.


2 We hebben hiervoor gebruik gemaakt van de formatiegegevens van Cfi van 1 oktober 2005. Op dat moment werd er 3781 fte vervuld door directieleden in het voortgezet onderwijs.


3 Hoewel het door de kleine aantallen vacatures voor directie niet mogelijk is significante verschillen te meten tussen het derde kwartaal van 2006 en het derde kwartaal van 2005. (p>0,05).

---

Figuur 2.1 Vacature-intensiteiten directie vo, derde kwartaal 2001-2006
5,0%

4,5%
4,0%

3,5%
3,0%
Ontstaan 2,5% Vervuld Openstaand 2,0%

1,5%

1,0%
0,5%
0,0%

2001 2002 2003 2004 2005 2006


2.2 Kenmerken van ontstane vacatures
Op basis van de steekproefgegevens gaan we nog kort in op enkele kenmerken van in het derde kwartaal van 2006 ontstane vacatures. Bij 18 procent van de besturen die deelgenomen hebben aan het onderzoek is in het derde kwartaal van 2006 een vacature ontstaan. Er zijn vanwege het geringe aantal vacatures geen verschillen naar bestuursomvang gemeten.

Van de in totaal 23 ontstane vacatures in de steekproef is bekend wat voor type directielid is geworven. Bij de helft van deze vacatures ging het om een functie in schaal 14 of hoger, de rest waren functies in schaal 13 of 12 (beide ongeveer een kwart).

In het derde kwartaal van 2006 zijn er binnen de steekproef vrijwel alleen reguliere vacatures voor directiepersoneel ontstaan. De oorzaken van de ontstane vacatures variëren: groei, reorganisatie/fusie, natuurlijk verloop, ontslag en vrijwillig vertrek naar een andere school werden ongeveer even vaak als oorzaak genoemd. In bijlage 4 (tabel 2) staan de genoemde oorzaken van de ontstane directievacatures weergegeven.

Van de 23 ontstane vacatures zijn 17 vacatures vervuld (75%). Het grootste deel van de nieuwe directieleden is afkomstig van een school buiten het eigen bestuur en een wat kleiner deel had al een aanstelling op de eigen school of bij het eigen bestuur. In bijlage 4 (tabel 3) staat de herkomst van de nieuwe directieleden weergegeven.


8


3
VACATURES VOOR LERAREN


3.1 Vacatures in het derde kwartaal
In tabel 3.1 worden de populatieschattingen gepresenteerd die op basis van de verzamelde stroomgegevens zijn gemaakt van de ontstane, vervulde en openstaande vacaturevoorraad voor leraren in het derde kwartaal van 2006. In de tabel is zowel het aantal vacatures als de omvang (in fte) weergegeven.1 Bovendien wordt de vacature-intensiteit weergegeven; dit is de omvang van de totale vacaturevoorraad als percentage van de totale werkgelegenheid voor leraren in het voortgezet onderwijs (beide in fte).

Tabel 3.1 Populatieschattingen vacatures voor leraren en vacature-intensi- teiten, derde kwartaal 2006 Aantallen Fte Percentage werkgelegenheid

Ontstane vacatures 3268 1979 3,3% Vervulde vacatures 3448 2067 3,5% Vervallen vacatures 62 40 0,1% Openstaande vacatures 432 275 0,5%

Uit de tabel blijkt dat er in het derde kwartaal van 2006 bijna 3300 vacatures zijn ontstaan, voor bijna 2000 fte. Het aantal vacatures dat vervuld is, is iets groter, namelijk ruim 3400 (voor bijna 2100 fte). Er zijn dus ook vacatures vervuld die al vóór het derde kwartaal waren ontstaan. Aan het einde van het derde kwartaal stonden er nog ruim 400 vacatures open, voor 275 fte. Dit is beduidend meer dan vorig schooljaar. Toen stonden er aan het einde van het derde kwartaal nog 247 vacatures open, voor 139 fte (zie bijlage 5, tabel B5-1. en tabel B5-2).

Als de cijfers worden afgezet tegen de totale werkgelegenheid voor leraren in het voortgezet onderwijs dan is ruim 3 procent vacant geworden in het derde kwartaal van 2006. Een iets groter deel van de werkgelegenheid, 3,5 procent, is in die periode vervuld. Aan het einde van het kwartaal stond nog een half procent van de werkgelegenheid open die al vervuld had moeten zijn. Dit is meer dan een verdubbeling ten opzichte van vorig schooljaar: toen lag dit percentage op 0,2 procent.


1 Het gaat hierbij om schattingen met een onder- en bovengrens (gebaseerd op 95% betrouwbaarheidsintervallen). In bijlage 2 worden deze grenzen vermeld.


---

In onderstaande figuur worden de vacature-intensiteiten van de afgelopen jaren schematisch weergegeven (zie voor de precieze cijfers bijlage 5, tabel B5-3).

Figuur 3.1 Vacature-intensiteiten leraren vo, derde kwartaal 2001-2006
7,0%

6,0%

5,0%

4,0% Ontstaan Vervuld
3,0% Openstaand
2,0%

1,0%
0,0%

2001 2002 2003 2004 2005 2006

De situatie in het derde kwartaal van 2006 vertoont duidelijke verschillen ten opzichte van de situatie in het derde kwartaal van 2005 en de jaren ervoor. Hoewel het aantal ontstane en vervulde vacatures wat lager is dan in 2005 is het opnieuw hoger dan in 2003 en 2004. Het aantal openstaande vacatures is, zoals gezegd, gestegen en komt weer in de buurt van het niveau van 2001 en
2002, toen er nog sprake was van een krappe arbeidsmarkt. In vergelijking met de afgelopen drie jaar wordt het voor scholen weer moeilijker om de vacatures die er voor leraren ontstaan op tijd te vervullen.

Met behulp van de verdiepingsgegevens van ontstane vacatures kunnen we een populatieschatting maken van het totaal aantal reguliere en vervangings- vacatures in het derde kwartaal van 2006.2


2 De verdeling van het aantal reguliere en vervangingsvacatures over de opgegeven ontstane vacatures in de ene steekproef wordt dus gebruikt, om de populatieschattingen op basis van de andere steekproef in te delen naar vacaturetype.


10

Bovendien kunnen we uitsplitsingen maken naar het aantal vacatures voor eerstegraads en voor tweedegraads functies. In de onderstaande tabellen worden de resultaten gepresenteerd.3

Tabel 3.2 Populatieschatting ontstane vacatures naar type vacature, derde kwartaal 2006
Aantallen* Fte*

Reguliere vacatures 2693 1631 Vervangingsvacatures 575 348

Tabel 3.3 Populatieschatting ontstane vacatures naar graad, derde kwartaal
2006
Aantallen Fte

Eerstegraads 739 447 Tweedegraads 2301 1393 N.v.t. (groeps- of vakleerkracht praktijkonderwijs) 229 139

Het blijkt dat er in het derde kwartaal van 2006 ruim 1600 fte aan reguliere vacatures ontstaan is. Er zijn veel minder vervangingsvacatures ontstaan, ongeveer 350 fte. Deze verhouding is vergelijkbaar met die van vorig jaar. De absolute aantallen zijn echter lager dan die van vorig jaar doordat het aantal ontstane vacatures dit jaar minder groot is. Zeven tiende van de ontstane vacatures, bijna 1400 fte, betreft tweedegraads functies. Bij ongeveer 450 fte gaat het om eerstegraads functies. Bij slechts een klein deel van de vacatures (ongeveer 140 fte) gaat het om een andere functie.

Verschillen tussen scholen

De vacature-intensiteiten kunnen worden uitgesplitst naar een aantal achtergrondkenmerken van scholen. In onderstaande tabel worden in de vacature-intensiteiten voor het reguliere voortgezet onderwijs vergeleken met die voor het praktijkonderwijs.

Tabel 3.4 Vacature-intensiteiten leraren naar schooltype, derde kwartaal 2006 Regulier vo Praktijkonderwijs

Ontstane vacatures 3,3% 2,9% Vervulde vacatures 3,5% 2,7% Openstaande vacatures 0,5% 0,8%


3 Voor vacatures die deels regulier waren en deels vervanging betroffen, is gekeken om hoeveel fte het ging. Vervolgens zijn ze ingedeeld bij de categorie waarvoor het grootst aantal fte openstond. Bij de indeling naar graad is hetzelfde gedaan.
---

Het aantal ontstane, vervulde en openstaande vacatures verschilt dit jaar niet veel tussen deze twee schooltypen. Het aantal ontstane en vervulde vacatures is net als vorig jaar vrijwel gelijk. In 2005 stonden er aan het einde van het kwartaal in het praktijkonderwijs duidelijk meer vacatures open dan in het reguliere voortgezet onderwijs. Dit jaar is het verschil niet significant.

Uitsplitsingen van de vacature-intensiteiten naar andere achtergrondkenmerken als leerlingaantal, regio, gemeenteomvang en schooltype (GPL-groep4) zijn te vinden bijlage 5, tabel B5-4 tot en met tabel B5-7. Uit deze tabellen kan worden afgelezen dat er in het derde kwartaal van
2006 verschillen zijn in de vacature-intensiteiten tussen regio's en schooltypen.
In het westen en oosten van Nederland stonden aan het eind van het kwartaal nog de meeste vacatures open, in het zuiden en noorden de minste. Verder zijn er wat betreft vervulde vacatures significante verschillen tussen de schooltypen: op de smalle schoolgemeenschappen (vmbo-tl/havo/vwo) worden de meeste vacatures vervuld, op het vmbo de minste. Vorig jaar constateerden we ook dat op kleine scholen meer vacatures bleven openstaan dan op grote scholen. Dat verschil zien we dit jaar niet.


3.2 Kenmerken van ontstane vacatures
De in de vorige paragraaf gepresenteerde gegevens hebben betrekking op de verzamelde stroomgegevens. Deze stroomgegevens zijn gebaseerd op alle scholen in de steekproef, ook op de scholen die geen vacatures hadden in het derde kwartaal. In de rest van dit hoofdstuk gaan we in op de achtergrondinformatie die respondenten hebben gegeven over ontstane vacatures bij hen op school en de manier waarop zij daarmee zijn omgegaan.5 Deze achtergrondgegevens hebben dientengevolge alleen betrekking op scholen waar in het derde kwartaal daadwerkelijk een vacature is ontstaan. Bij de bespreking wordt, wanneer mogelijk en relevant, een vergelijking gemaakt met de situatie in voorgaande jaren.

3.2.1 Graad en grootte van de vacatures

Ongeveer 70 procent van de in het derde kwartaal geworven uren in het voortgezet onderwijs betrof tweedegraads uren. Iets meer dan een vijfde van de ontstane vacatures had betrekking op eerstegraads uren en de rest betrof vacatures voor groepsleerkrachten uit het praktijkonderwijs. Deze verhouding is vergelijkbaar met die in vorige jaren.


4 De gemiddelde personele last (GPL) wordt per schoolsoort vastgesteld in het kader van de lumpsumfinanciering, vandaar de term GPL-groep.


5 Uitzonderingen hierop zijn paragraaf 3.4.4 en paragraaf 3.4.5.


12

In het voortgezet onderwijs is sprake van veel parttime vacatures. In tabel 3.5 wordt een overzicht gegeven van de omvang van de in het derde kwartaal ontstane vacatures. Net als vorig jaar heeft ruim een derde van de ontstane vacaturevoorraad betrekking op een baan van een halve fte of minder. Ook de overige percentages zijn vergelijkbaar met die van 2005. In vergelijking met de jaren voor 2005 lijken er echter iets meer vacatures te zijn van meer dan 0,5 fte.

Tabel 3.5 Grootte van ontstane vacatures, derde kwartaal 2006 Aantal Percentage

0,00 - 0,25 fte 62 9,5% 0,26 - 0,50 fte 168 25,6% 0,51 - 0,75 fte 127 19,4% 0,76 - 1,00 fte 176 26,8% Meer dan 1,00 fte 123 18,8% Totaal (steekproef) 656 100,0%

3.2.2 Oorzaken voor het ontstaan van vacatures

In tabel 3.6 geven we een overzicht van de verhouding tussen reguliere en vervangingsvacatures. Dit jaar bestaat ruim 80 procent van de vacaturevoor- raad uit reguliere vacatures. Dat is wat meer dan in de voorafgaande jaren. De verhouding tussen reguliere en vervangingsvacatures was in de periode van 2002 tot 2005 zeer stabiel: bij ongeveer driekwart van de vacaturevoorraad betrof het reguliere vacatures en het bij ongeveer een kwart vervangingsvacatures.

Tabel 3.6 Type vacature als percentage van totaal ontstane fte, derde kwartaal 2002-2006
2002 2003 2004 2005 2006

Reguliere vacatures 75,0% 76,4% 74,4% 77,3% 81,7% Vervangingsvacatures 25,0% 23,6% 25,6% 22,4% 17,6% Totale ontstane vacatures 406 fte 515 fte 514 fte 564 fte 527 fte (steekproef)

Tabel 3.7 laat de ontwikkeling van de ontstaansoorzaken van vacatures voor leraren zien in de afgelopen vijf jaar. In 2006 zijn groei van het leerlingaantal, natuurlijk verloop en vrijwillig vertrek binnen het onderwijs de meest voorko- mende oorzaken. Deze drie percentages zijn ongeveer even hoog en nemen samen bijna 65 procent van de ontstane vacaturevoorraad voor hun rekening. Het aandeel van groei in het ontstaan van vacatures is de afgelopen jaren afgenomen. Tegelijkertijd is het aandeel van natuurlijk verloop (door de vergrijzing) en vrijwillig vertrek binnen het onderwijs toegenomen. Het
13

percentage vacatures dat ontstaat door vrijwillig vertrek binnen het onderwijs ligt in 2006 zelfs hoger dan in 2002, toen er sprake was van grote lerarentekorten. Dit duidt erop dat door de toenemende krapte op de arbeidsmarkt de mobiliteit onder leraren weer groter wordt.

Het aantal vacatures dat is ontstaan doordat leraren het onderwijs verlaten blijft weliswaar nog relatief laag, maar is wel verdubbeld ten opzichte van vorig jaar. De aantrekkende economie leidt tot gunstiger loopbaanperspectieven buiten het onderwijs. Ten slotte merken we nog op dat het aandeel van ziekte in het ontstaan van vacatures geleidelijk aan is afgenomen.

Tabel 3.7 Oorzaken ontstaan vacatures leraren, als percentage van totaal fte, derde kwartaal 2002-2006
2002 2003 2004 2005 2006

Regulier
Groei 22,6% 31,8% 29,4% 26,8% 22,5% Vrijwillig vertrek 17,7% 14,7% 11,6% 14,9% 22,4% (binnen het onderwijs)
Natuurlijk verloop 13,5% 12,3% 17,5% 20,5% 19,6% (FPU, BAPO, WIA, e.d.)
Vrijwillig vertrek 2,8% 5,0% 3,3% 3,5% 6,3% (buiten het onderwijs)
Ontslag van vast of tijdelijk 3,9% 7,4% 5,9% 6,2% 5,0% personeel
Wijziging in vakaanbod* - - - 3,2% 3,3% Urenvermindering* - 3,0% 1,9% 0,9% 2,0% Reorganisatie/fusie* - 3,3% 1,4% 0,9% 0,2% Anders 10,9% 0,8% 3,6% 0,9% 1,1%

Vervanging
Ziekte 15,7% 12,6% 14,9% 10,5% 9,4% Zwangerschaps-/ouderschapsverlof 7,9% 6,8% 7,9% 9,1% 6,0% Buitengewoon/opfris-/spaarverlof 2,4% 2,3% 2,7% 2,7% 2,1%

Totaal aantal fte (steekproef) 399 fte 499 fte 511 fte 555 fte 519 fte


* Deze categorieën zijn niet alle jaren in de vragenlijst opgenomen.

3.3 Wijze van vervulling
Tabel 3.8 geeft weer hoe de vacatures die in het derde kwartaal van 2006 zijn ontstaan, zijn vervuld. Er worden gegevens voor het totale voortgezet onderwijs gepresenteerd en er wordt voor de scholen binnen het reguliere voortgezet onderwijs een uitsplitsing gemaakt naar vacatures voor eerstegraads en voor tweedegraads functies.


14

Tabel 3.8 Vervulling vacatures leraren, als percentage van totaal fte, derde kwartaal 2006

1e graads 2e graads Totaal, incl. praktijkonder- wijs

Binnen eigen bevoegd gezag
Uitbreiding uren 7,9% 6,3% 6,2% Leraar van andere school 3,5% 4,0% 3,5% Verlenging/omzetting tijdelijk contract 2,5% 2,0% 2,1% Invaller vervangerspool 1,9% 1,5% 1,4% Anders 0,0% 0,4% 0,3% Totaal binnen eigen bevoegd gezag 15,8% 14,1% 13,5%

Buiten eigen bevoegd gezag
Leraar van andere school 58,3% 51,4% 55,7% Pas afgestudeerde leraar 15,6% 13,0% 12,6% Leraar in opleiding/nog niet afgestudeerd 3,6% 11,9% 9,3% Herintreder 1,5% 1,2% 1,1% Uit de beroepspraktijk 3,5% 4,3% 4,3% Zij-instromer (volgt zij-instroom traject) 1,2% 1,9% 1,5% Invaller van de invallijst 0,0% 0,6% 0,4% Anders 0,5% 1,5% 1,5% Totaal buiten eigen bevoegd gezag 84,2% 85,9% 86,5%

Totaal aantal fte (steekproef) 75 fte 309 fte 435 fte

Ruim 85 procent van de vacatures is vervuld door personeel van buiten het eigen bevoegd gezag, voor het grootste deel leraren afkomstig van een school van een ander bestuur. Ongeveer één op de tien vacatures wordt vervuld door pas afgestudeerde leraren en eveneens één op de tien door lio's of andere nog niet afgestudeerde leraren. Van de vacatures die binnen het eigen bevoegd gezag worden vervuld, wordt bijna de helft vervuld door het uitbreiden van uren van zittend personeel.
Tweedegraads functies worden vaker dan eerstegraadsfuncties vervuld door lio's en andere nog niet afgestudeerde leraren, eerstegraads vacatures wat vaker door leraren van andere scholen en pas afgestudeerden. Zoals te verwachten was, zijn er tussen de vervulling van reguliere en vervangings- vacatures duidelijke verschillen te zien (zie bijlage 5, tabel B5-8). Vervangingsuren worden vaker binnen het eigen bevoegd gezag vervuld, het meest door uitbreiding van de uren van zittend personeel. Bovendien worden er op vervangingsvacatures vaker pas afgestudeerden aangesteld.Reguliere vacatures worden vaker door personeel van buiten het eigen bevoegd gezag vervuld, vooral door leraren die van een andere school afkomstig zijn.

In tabel 3.9 wordt de wijze van vervulling nogmaals weergegeven, maar nu in vergelijking met de situatie zoals die er in de afgelopen jaren uitzag.


15

Tabel 3.9 Vervulling vacatures leraren, als percentage van totaal fte, derde kwartaal 2002-2006

2002 2003 2004 2005 2006

Binnen eigen bevoegd
gezag
Uitbreiding uren 6,3% 9,3% 10,3% 9,6% 6,2% Leraar van andere school 1,7% 4,1% 5,8% 4,9% 3,5% Verlenging/omzetting 4,5% 5,0% 3,6% 3,8% 2,1% tijdelijk contract
Invaller vervangerspool 0,5% 0,3% 0,6% 0,6% 1,4% Anders 0,5% 2,2% 0,8% 0,9% 0,3% Totaal binnen eigen 13,4% 21,0% 21,0% 19,8% 13,5% bevoegd gezag

Buiten eigen bevoegd
gezag
Leraar van andere school 44,0% 41,4% 40,6% 46,1% 55,7% Pas afgestudeerde leraar 13,3% 13,0% 13,6% 14,9% 12,6% Leraar in opleiding/nog 10,6% 7,9% 8,8% 8,3% 9,3% niet afgestudeerd
Herintreder 4,1% 4,4% 3,7% 3,8% 1,1% Uit de beroepspraktijk 7,5% 4,4% 4,7% 3,8% 4,3% Zij-instromer (volgt zij- - 5,5% 3,0% 1,5% 1,5% instroom traject)*
Invaller van de invallijst 0,3% 0,0% 0,4% 0,3% 0,4% Anders 6,9% 2,4% 4,1% 1,5% 1,5% Totaal buiten eigen 86,6% 79,0% 79,0% 80,2% 86,5% bevoegd gezag

Totaal aantal fte 337 fte 446 fte 431 fte 507 fte 435 fte (steekproef)


* Deze categorie viel in 2002 nog onder `uit de beroepspraktijk'.

De vervulling van vacatures vond de afgelopen jaren in grote lijnen elk jaar op dezelfde wijze plaats, maar dit jaar zijn er enkele in het opvallende verschillen. In de eerste plaats valt op dat er in 2006 relatief weinig vacatures binnen het eigen bevoegd gezag werden vervuld en relatief veel daarbuiten. Het intern oplossen van vacatures lijkt iets minder mogelijk dan de afgelopen drie jaar. Daarnaast worden er meer vacatures vervuld door leraren die op een andere school werkzaam waren. Dit laatste duidt, net als de toename van het vrijwillig vertrek als ontstaansoorzaak van vacatures, op een groeiende mobiliteit van leraren en dus ook op een krapper wordende arbeidsmarkt.


3.4 Knelpunten bij de vervulling van vacatures Behalve naar het aantal openstaande vacatures, kijken we in de Arbeidsmarkt- barometer ook naar enkele andere indicatoren waarmee kan worden geïdentificeerd in welke mate scholen knelpunten ervaren bij het vervullen van vacatures. In deze paragraaf gaan we in op de volgende vijf indicatoren:


16


· het gemiddeld aantal kandidaten dat zich meldde voor de vacatures die in het derde kwartaal zijn ontstaan;

· het percentage vacatures dat in het derde kwartaal is ontstaan, maar aan het eind van het kwartaal nog niet was vervuld;
· het percentage onbevoegden en gedeeltelijk bevoegden6 dat is aangesteld op vacatures die in het derde kwartaal zijn ontstaan;
· het percentage openstaande vacatures waarvan men vindt dat deze moeilijk te vervullen zijn;

· de duur van de periode dat de vacatures openstaan.


3.4.1 Aanbod van kandidaten

In tabel 3.10 geven we een overzicht van het gemiddeld aantal interne en externe kandidaten per vacature die in het derde kwartaal is ontstaan en ook is vervuld. Bij deze vacatures is de procedure afgerond en is het uiteindelijke aantal kandidaten dat zich heeft gemeld bekend.

Tabel 3.10 Gemiddeld aantal kandidaten per vacature, derde kwartaal 2006
2004 2005 2006

Aantal interne kandidaten 0,4 0,6 0,4 Aantal externe kandidaten 7,3 7,5 6,5 Totaal aantal kandidaten 7,7 8,1 6,8

Het gemiddelde aanbod van kandidaten verandert niet veel. In het derde kwartaal van 2006 meldden zich gemiddeld zeven kandidaten per vacature. In
2005 en 2004 waren dit er gemiddeld acht. Net als vorig jaren betrof het voor het overgrote deel externe kandidaten en voor slechts een gering deel interne kandidaten. Wanneer we vacatures waarvoor alleen intern geworven werd buiten beschouwing laten, blijkt dat scholen dit jaar konden kiezen uit gemiddeld zeven externe kandidaten. Vorig jaar waren dit er nog negen. Voor vacatures die uiteindelijk buiten het eigen bevoegd gezag vervuld zijn, blijken zich nauwelijks interne kandidaten te hebben gemeld. Bij vacatures die binnen het eigen bevoegd gezag zijn vervuld, waren er meer interne kandida- ten: dit jaar ongeveer een kwart van het totaal (tegenover een derde bij de vorige meting).

Het aantal externe kandidaten dat zich meldt voor reguliere vacatures is significant hoger dan het aantal externe kandidaten dat zich meldt voor ver- vangingsvacatures. het gemiddeld aantal interne kandidaten verschilt niet bij reguliere en vervangingsvacatures. Het aantal interne kandidaten dat zich meldt voor tweedegraads vacatures is significant hoger dan het aantal interne kandidaten dat zich meldt voor eerstegraads functies. Vergeleken naar onderwijssoort zijn er geen verschillen: zowel het aantal interne als het aantal


6 Een beschrijving van deze begrippen vindt u in bijlage 9.
17

externe kandidaten dat zich meldt verschilt niet tussen het reguliere voortgezet onderwijs en het praktijkonderwijs.

Teneinde inzicht te krijgen in het aantal kandidaten dat zich in de afgelopen jaren voor specifieke vakken heeft gemeld, hebben we een aanvullende analyse uitgevoerd op de gegevens van de laatste drie jaar (2004 tot en met 2006). Uit deze analyse blijkt dat het aanbod van kandidaten voor de vervulling van vacatures voor klassieke talen, lichamelijke opvoeding, natuurkunde, huishoudkunde, Duits, groepsleerkracht praktijkonderwijs en informatica relatief laag is (zie bijlage 5, tabel B5-9).

3.4.2 Onvervulde vacatures

Het percentage onvervulde vacatures is de tweede indicator voor knelpunten bij het vervullen van vacatures. Bij het percentage onvervulde vacatures gaat het om dat deel van de in het derde kwartaal ontstane vacatures (in fte), dat aan het einde van het kwartaal nog niet vervuld is. Het is belangrijk om te vermelden dat het hier niet gaat om dezelfde vacatures als de openstaande vacatures die in paragraaf 3.2 werden besproken. Daar ging het namelijk om alle vacatures die aan het einde van het kwartaal nog openstonden, dus óók de vacatures die voor het begin van het derde kwartaal al openstonden. Van de in het derde kwartaal ontstane vacatures stond dit jaar aan het eind van het kwartaal nog 9,4 procent open. Dit percentage is hoger dan dat van vorig jaar: toen lag het op 7,6 procent.

Wanneer we het percentage onvervulde vacatures uitsplitsen naar achter- grondkenmerken (zie bijlage 5, tabel B5-10 tot en met tabel B5-13) vinden we voor twee achtergrondkenmerken verschillen. Ten eerste blijken vacatures in het westen van het land aan het eind van het kwartaal vaker onvervuld te blij- ven dan vacatures in de overige regio's. Ten tweede blijken vacatures voor vervanging vaker onvervuld te blijven dan reguliere vacatures. Verder is er bij twee achtergrondkenmerken sprake van net niet significante verschillen: eerstegraads vacatures blijven vaker onvervuld dan tweedegraads vacatures en vacatures in de vier grote steden blijven vaker onvervuld dan vacatures in minder grote gemeenten. Het percentage onvervulde vacatures blijkt niet significant te verschillen naar vakgebied of naar schooltype.

Een aanvullende analyse op de gegevens over de in het derde kwartaal ontstane vacatures van de laatste drie jaar (2004 tot en met 2006) laat zien dat het percentage onvervulde uren bij de vakken muziek, verzorging, lichamelijke opvoeding en geschiedenis naar verhouding het hoogst is (zie bijlage 5 tabel B5-14).

3.4.3 Aanstelling van onbevoegden en gedeeltelijk bevoegden

De aanstelling van onbevoegden en gedeeltelijk bevoegden is de derde indicator voor knelpunten bij het vervullen van vacatures. Scholen kunnen niet altijd personeel vinden met de juiste lesbevoegdheid. Daarom komt het regel-


18

matig voor dat er personeel wordt aangesteld dat (nog) onbevoegd is of slechts gedeeltelijk bevoegd. In tabel 3.11 wordt weergegeven welk percen- tage van de in het derde kwartaal van 2006 aangestelde leraren gedeeltelijk bevoegd dan wel onbevoegd is.

Tabel 3.11 Percentages onbevoegde en gedeeltelijk bevoegde leraren, derde kwartaal 2006
2004 2005 2006

Gedeeltelijk bevoegd 5,5% 4,7% 5,4% Onbevoegd 24,2% 18,5% 22,7%

Totaal percentage niet volledig bevoegd 29,7% 23,2% 28,2%

In totaal is in 2006 ongeveer 28 procent van de aangestelde leraren niet volledig bevoegd. Dat is een stijging ten opzichte van vorig jaar en een terugkeer naar het niveau van 2004.7 Vier tiende van de onbevoegde leraren is lio. Slechts een klein gedeelte (zo'n 8%) is zijinstromer. In bijlage 5, tabel B5-15, wordt een uitsplitsing gemaakt naar deze categorieën. Van deze zij- instromers en lio's kan worden verwacht dat zij binnen afzienbare tijd hun bevoegdheid zullen halen.

Percentage gedeeltelijk bevoegden naar achtergrondkenmerken Wanneer we kijken naar achtergrondkenmerken van de vacatures zien we dat er meer gedeeltelijk bevoegden zijn aangesteld op eerstegraads dan op tweedegraads vakken. Dit verschil kan worden verklaard door het feit dat er vaak leraren met een tweedegraads bevoegdheid worden aangesteld om eerstegraads vacatures te vervullen. Verder zijn er op scholen met een laag percentage cumi-leerlingen (tot 5%) meer gedeeltelijk bevoegden aangesteld dan op scholen waar het percentage cumi-leerlingen hoger ligt. Ten slotte is er sprake van significante verschillen naar schooltype (GPL-groep): op scholen voor vmbo/vmbo-tl/havo/vwo werden relatief veel gedeeltelijk bevoegden aangesteld en op scholen voor havo/vwo relatief weinig. Zie ook bijlage 5, tabellen B5-17 tot en met B5-22.

Percentage onbevoegden naar achtergrondkenmerken
Wanneer we het percentage onbevoegden uitsplitsten naar achtergrondken- merken vinden we ook een aantal (significante) verschillen. Ten eerste zijn er meer onbevoegde leraren aangesteld op tweedegraads dan op eerstegraads vacatures. Er zijn bovendien meer onbevoegden aangesteld op het vmbo en minder op smalle schoolgemeenschappen (voor vmbo-theoretische leerweg/ havo/vwo).


7 In tabel B5-14 is een overzicht gepresenteerd van het percentage niet volledig bevoegde leraren in de afgelopen jaren: dit blijkt tussen de 25 en 30 procent te schommelen.


19

Vergeleken naar regio werden er in het westen meer onbevoegden aangesteld dan in andere delen van het land. Eerder in dit hoofdstuk kwam al naar voren dat het westen bovendien de regio is die het meest kampt met openstaande vacatures.
Kijken we naar de vakgebieden dan wordt duidelijk dat er relatief veel onbevoegden zijn aangesteld op de vakgebieden: sociale en verzorgende vakken, maatschappijvakken/godsdienst en exacte vakken en relatief weinig op de vakgebieden culturele vorming/creatieve vakken/lichamelijke opvoeding en economie/handel/administratie. Zie ook bijlage 5, tabellen B5-17 tot en met B5-22.

Gedeeltelijk bevoegden en onbevoegden per vak Een aanvullende analyse op de gegevens over de in het derde kwartaal ontstane vacatures van de laatste drie jaar (2004 tot en met 2006) laat zien dat vacatures voor economie, geschiedenis, natuurkunde en Nederlands relatief vaak door gedeeltelijk bevoegde docenten worden vervuld. Vacatures voor huishoudkunde, klassieke talen, Engels en economie blijken relatief vaak door onbevoegden te worden vervuld (zie bijlage 5, tabel B5-23).

3.4.4 Moeilijk vervulbare vacatures

De vierde indicator voor de knelpunten bij vervulling van de vacatures is het aantal moeilijk vervulbare vacatures. Hierbij gaat het om een subjectief oordeel van de respondenten: hen is gevraagd of zij van mening waren dat de vacatures die nog openstonden aan het einde van het kwartaal moeilijk te vervullen waren. Hierbij moet worden opgemerkt dat de gegevens over moeilijk vervulbare vacatures afkomstig zijn uit de vragenlijst met stroomgegevens en niet uit de vragenlijst met achtergrondgegevens van de vacatures, zoals dat bij de vorige indicatoren wel het geval was. Deze paragraaf heeft dus betrekking op alle openstaande vacatures en niet alleen op de openstaande vacatures die in het derde kwartaal zijn ontstaan. In tabel 3.12 wordt een overzicht gegeven van het percentage moeilijk vervulbare vacatures in de afgelopen jaren. De tabel laat zien dat dit percentage, na gedurende de periode 2003-2005 relatief laag te zijn geweest, nu weer lijkt toe te nemen. Ongeveer een derde van de vacatures die aan het eind van het derde kwartaal nog niet is vervuld, wordt door de respondenten als moeilijk vervulbaar gezien.

Tabel 3.12 Percentage moeilijk vervulbare vacatures, derde kwartaal 2001-2006 2001 2002 2003 2004 2005 2006

Moeilijk vervulbaar 93,8% 76,1% 60,9% 58,1% 56,7% 64,4 Niet moeilijk vervulbaar 6,2% 23,9% 39,1% 41,9% 43,3% 35,6

Totaal aantal openstaande 163 124 123 61 53 90 vacatures


20

3.4.5 Duur openstaande vacatures

Van de openstaande vacatures is bekend wanneer deze vacatures vervuld hadden moeten zijn. De periode dat vacatures openstaan, is de laatste indicator voor de knelpunten die scholen ervaren bij het vervullen van de vacatures. Ook deze indicator is gebaseerd op gegevens uit de vragenlijst met stroomgegevens en heeft dus betrekking op alle openstaande vacatures. In figuur 3.3 wordt weergegeven wanneer vacatures die aan het einde van het derde kwartaal (30 september) nog openstonden vervuld hadden moeten zijn.

Figuur 3.3 Datum ontstaan openstaande vacatures, derde kwartaal 2006

14% 19%
0%
Tussen 15 en 30 september tussen 1 en 15 september In augustus 13% In juli Vóór juli 54%
Uit de figuur blijkt dat in dit schooljaar ongeveer een derde van de open- staande vacatures in september is ontstaan en dus nog maar kort openstaat. Het percentage vacatures dat in augustus al vervuld had moeten zijn komt op 54 procent. Ten slotte had 14 procent van de vacatures die op 30 september nog openstaat al voor juli (dus in het vorige schooljaar vervuld moeten zijn. Er is sprake van een grote verschuiving ten opzichte van de afgelopen jaren vorig jaar, zo blijkt ook uit bijlage 5, tabel B5-24. Openstaande vacatures blijven in 2006 langer onvervuld. Het percentage vacatures dat al in het vorig schooljaar en het percentage dat in augustus vervuld had moeten zijn, zijn beide fors toegenomen.

3.4.6 Knelpunten per vakgebied

In tabel 3.13 zijn de verschillen voor drie knelpuntindicatoren naar vakgebied op een rijtje gezet.


21

Tabel 3.13 Knelpunten naar vakgebied, derde kwartaal 2006 % onvervulde % onbevoegden/ Gemiddeld aantal uren gedeeltelijk kandidaten bevoegden

Talen 14,9% 31,0% 6,2 Sociale en verzorgende vakken 13,5% 36,4% 3,8 Technische vakken 10,6% 20,0% 6,5 Economie, handel, 8,3% 25,0% 4,7 administratie
Exacte vakken 6,8% 31,5% 5,7 Culturele vorming/creatieve 6,0% 10,7% 6,5 vakken/lo
Avo/groepsleerkracht Svo 5,8% 20,0% 4,8 Maatschappijvakken, 5,2% 34,3% 6,4 godsdienst
Overige vakken 0,0% 28,0% 19,35

Totaal 9,4% 28,2% 6,8

Uit de tabel kan worden opgemaakt dat bij sociale en verzorgende vakken sprake is van een hoog percentage onvervulde uren, een hoog percentage onbevoegden of gedeeltelijk bevoegden dat is aangesteld en een klein aantal kandidaten. Ook bij de talen zien we knelpunten: er is sprake van een hoog percentage onvervulde uren en een relatief hoog percentage onbevoegden of gedeeltelijk bevoegde leraren dat is aangesteld.
Verder valt bij maatschappijvakken/godsdienst en bij de exacte vakken op dat er veel onbevoegden of gedeeltelijk bevoegde docenten zijn aangesteld. Hoewel er sprake is van relatief weinig kandidaten bij vacatures voor economie/handel/administratie en bij vacatures voor groepsleerkrachten in het praktijkonderwijs valt op dat zich hier geen andere knelpunten voordoen. De resultaten van dit jaar laten een ander beeld zien dan die van vorig jaar: toen kon worden geconcludeerd dat de knelpunten het grootst waren bij de vacatures voor technische vakken en voor leerkrachten in het praktijkonderwijs.

Wanneer we de gegevens van de laatste drie jaar samen nemen, blijkt er in deze periode vooral bij sociale en verzorgende vakken sprake te zijn van knelpunten bij het vervullen van vacatures. Dit vakgebied heeft te maken met een hoog percentage onvervulde vacatures, een hoog percentage onbevoegden of gedeeltelijk bevoegden dat is aangesteld en maar weinig kandidaten die zich melden voor vacatures. Ook bij het groepsleerkrachten in praktijkonderwijs is sprake van knelpunten bij de vacaturevervulling, aangezien er sprake is van een hoog percentage onvervulde vacatures en een klein aantal kandidaten dat zich meldt (zie bijlage 5, tabel B5-25).

Wanneer we de knelpunten per vak bekijken (bijlage 5, tabel B5-26) blijkt dat Duits en Engels inderdaad kampen met een hoog percentage onvervulde uren en dat er bij biologie, natuurkunde en scheikunde sprake is van een hoog


22

percentage onbevoegden of gedeeltelijk bevoegde docenten. Ten slotte blijken zich de minste kandidaten te melden voor vacatures voor de vakken Duits, economie en scheikunde.

3.4.7 Knelpunten per afdeling en schooltype

Van de vacature is bekend voor welke onderwijsafdeling de vacature bedoeld was. Het gaat dan hier om iets anders dan het schooltype. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de knelpunten per afdeling.

Tabel 3.14 Knelpunten naar afdeling, derde kwartaal 2006 % onvervulde % onbevoegden/ Gemiddeld aantal uren gedeeltelijk kandidaten bevoegden

Vmbo/havo/vwo 10,2% 27,3% 7,5 Vmbo** 9,8% 28,4% 6,9 Praktijkonderwijs* 9,1% 15,4% 3,4 Havo/vwo 8,6% 29,9% 6,8 Basisvorming 7,5% 29,1% 5,6

Totaal 9,4% 28,2% 6,8


* Inclusief afdelingen voor praktijkonderwijs die deel uitmaken van een brede scholengemeen- schap.

** Inclusief lwoo, dat niet als zelfstandige afdeling is onderscheiden.

Uit de tabel komt geen eenduidig beeld naar voren met betrekking tot de drie knelpunten. Het percentage onvervulde uren is bij het vmbo/havo/vwo het hoogst. Tegelijkertijd is er bij deze scholen of afdelingen echter geen sprake van een bovengemiddeld hoog percentage onbevoegden of gedeeltelijk bevoegde docenten dat is aangesteld of van een laag aantal kandidaten. Hetzelfde geldt voor het knelpunt `percentage onbevoegden of gedeeltelijk bevoegden'. Dit is het hoogst bij het havo/vwo. Bij deze scholen of afdelingen is echter geen sprake van problemen met betrekking tot de andere twee knelpunten. Het gemiddeld aantal kandidaten ten slotte, is het laagst bij het praktijkonderwijs. Op de twee andere knelpunten is er bij het praktijkonderwijs echter geen sprake van problemen. Deze tabel laat een ander beeld zien dan van vorig jaar: toen waren de problemen duidelijk het grootst bij scholen of afdelingen voor praktijkonderwijs.
In tabel 3.15 is dezelfde informatie opgenomen, maar dan per schooltype (GPL-groep). Er is een duidelijk verschil als we niet kijken naar de afdelingen van een school maar naar het schooltype waartoe de hele school gerekend kan worden.


23

Tabel 3.15 Knelpunten naar schooltype, derde kwartaal 2006 % onvervulde uren % onbevoegden/ Gemiddeld aantal gedeeltelijk kandidaten bevoegden

Vmbo 13,0% 42,5% 5,3 Brede scholengemeen- 11,6% 30,0% 6,8 schap
Praktijkonderwijs 5,5% 15,6% 3,5 Havo/vwo 5,4% 25,8% 6,4 Vmbo-tl/havo/vwo 2,5% 22,3% 5,9

Totaal 9,4% 28,2% 6,8

Uit de tabel blijkt heel duidelijk dat op schólen voor vmbo de meeste knelpunten ervaren worden: het percentage onvervulde uren is er het hoogst en het is tevens het schooltype waar de meeste onbevoegden of gedeeltelijk bevoegde leraren zijn aangesteld. Ten slotte is het een schooltype waar zich relatief weinig kandidaten meldden voor een vacature, gemiddeld vijf. Uit de tabel van vorig jaar kwam naar voren dat op scholen voor praktijkonderwijs de meeste problemen werden ervaren. Dit jaar zien we dat op scholen voor praktijkonderwijs alleen het gemiddeld aantal kandidaten dat zich voor een vacature meldt het laagst is.

3.4.8 Knelpunten naar regio en gemeenteomvang

In de onderstaande tabel worden de drie knelpuntindicatoren voor de verschil- lende regio's weergegeven.

Tabel 3.16 Knelpunten naar regio, derde kwartaal 2006 % onvervulde % onbevoegden/ Gemiddeld aantal uren gedeeltelijk kandidaten bevoegden

West 15,7% 34,9% 6,1 Oost 10,5% 23,2% 9,3 Noord 4,1% 22,7% 7,3 Zuid 2,3% 28,2% 4,5

Totaal 9,4% 28,2% 6,8


24

Uit de tabel blijkt dat in de regio West de meeste knelpunten voorkomen: het percentage onvervulde uren het percentage onbevoegde en gedeeltelijk bevoegde leraren is hier het hoogst. Het aantal kandidaten dat zich meldde per vacature is in het Westen ook relatief laag; gemiddeld zes kandidaten per vacature. Scholen in het Noorden van het land hebben de minste problemen: het percentage onvervulde uren en het percentage onbevoegde en gedeeltelijk bevoegde leraren zijn daar het laagst. De gegevens in deze tabel zijn vergelijkbaar met die van vorig jaar.

Tot slot zijn de knelpunten uitgesplitst naar de gemeenteomvang. In tabel 3.17 geven we een overzicht.

Tabel 3.17 Knelpunten naar gemeenteomvang, derde kwartaal 2006 % onvervulde % onbevoegden/ Gemiddeld aantal uren gedeeltelijk kandidaten bevoegden

Vier grote steden 21,1% 25,0% 3,7 Overige gemeenten 9,6% 27,2% 7,5 21 overige GSB-steden 4,2% 28,3% 5,1

Totaal 9,4% 28,2% 6,8

Uit de tabel blijkt dat scholen in de vier grote steden de meeste knelpunten ondervinden bij het vervullen van vacatures. Dit beeld is sterker dan bij vorige metingen. Het percentage onvervulde uren is er veruit het hoogst. Tegelijkertijd is het gemiddeld aantal kandidaten dat zich voor een vacature meldt er erg laag. De percentages niet-bevoegde leraren die zijn aangesteld, verschillen nauwelijks van elkaar. Het gemiddelde aantal kandidaten varieert wel: van gemiddeldvier in de vier grote steden tot gemiddeld bijna acht in de overige gemeenten.

3.4.9 Noodoplossingen

Een deel van de vacatures dat in het derde kwartaal is ontstaan, was aan het eind van dat kwartaal nog niet vervuld. Scholen hebben dus noodoplossingen moeten toepassen. In tabel 3.18 wordt een overzicht gegeven van de maatregelen die scholen in de afgelopen jaren hebben getroffen.


25

Tabel 3.18 Noodoplossingen voor onvervulde vacatures, derde kwartaal 2002- 2006*
2002 2003 2004 2005 2006

Tijdelijke uitbreiding uren 28,7% 34,4% 35,7% 46,9% 67,2% Invaluren 4,1% 7,2% 14,0% 36,6% 8,6% Uren over klassen verdelen 15,9% 25,1% 33,8% 35,1% 32,8% Klassen samenvoegen/ 5,6% 6,6% 15,5% 7,3% 12,1% leerlingen spreiden
Lesuitval: leerlingen vrij 31,3% 29,4% 36,0% 27,4% 24,1% Lesuitval: alternatieve opvang 16,4% 10,0% 14,6% 18,5% 12,1% Zelfwerkzaamheid leerlingen 4,1% 8,9% 1,2% 6,2% 15,5% Personeel met bevoegdheid 5,1% 4,4% 16,5% 19,1% 10,3% ander vak
Personeel met gedeeltelijke ­ ­ 0,9% 4,1% 13,8% bevoegdheid**
Onbevoegden 2,0% 5,7% 2,1% 4,1% 6,9% Lio/stagiaire 1,0% 2,6% 0,0% 4,1% 5,2% Onderwijsassistent 1,4% 5,8% 4,3% 5,7% 1,7% Anders 15,4% 6,7% 14,3% 4,1% 1,7%

Totaal aantal onvervulde 101 54 87 51 58 vacatures***


* Scholen hebben vaak meerdere noodoplossingen getroffen. Daarom tellen de percentages op tot meer dan 100 procent.

** Deze categorie was in 2002 en 2003 niet opgenomen in de vragenlijst.
*** Dit zijn de vacatures waarvan bekend is welke noodmaatregel(en) men genomen heeft toen de vacature nog niet vervuld was.

Er wordt in 2006 veel vaker dan in voorgaande jaren een beroep gedaan op het zittend personeel om onvervulde vacatures op te vangen. Bij ongeveer twee derde van de vacatures wordt de aanstellingsomvang van andere docenten (tijdelijk) uitgebreid. Bij een derde van de onvervulde vacatures worden, net als in de twee voorgaande jaren, de uren over meerdere klassen of groepen verdeeld. Er zijn dan wat minder uren voor het betreffende vak, zonder dat de lessen geheel uitvallen. Er is wat minder vaak sprake van lesuitval, maar er wordt vaker een oplossing gezocht waarbij er een beroep wordt gedaan op de zelfwerkzaamheid van leerlingen. Ten slotte merken we op dat er wat vaker dan voorheen wordt gekozen voor het inzetten van personeel met een gedeeltelijke bevoegdheid of van (nog) onbevoegd personeel.


26


4 VACATURES VOOR ONDERSTEUNEND PERSONEEL

4.1 Vacatures in het derde kwartaal
Op grond van de verzamelde stroomgegevens zijn populatieschattingen gemaakt over de ontstane, vervulde en de openstaande vacaturevoorraad voor ondersteunend personeel in het derde kwartaal van 2006. Binnen het ondersteunend personeel onderscheiden we twee categorieën: onderwijsondersteunend personeel (oop) en organisatie- en beheerspersoneel (obp). Onderwijsondersteunend personeel is personeel dat direct betrokken is bij het primaire proces, zoals een onderwijsassistent. Organisatie- en beheerspersoneel (obp), is personeel dat niet direct betrokken is bij het primaire proces, zoals het administratie- en onderhoudspersoneel.1

In tabel 4.1 worden de populatieschattingen voor de totale groep ondersteunend personeel weergegeven.2 Daarnaast presenteren we deze tabel de vacature-intensiteiten, de totale vacaturevoorraad als percentage van de totale werkgelegenheid voor ondersteunend personeel in het voortgezet onderwijs (in fte).

Tabel 4.1 Populatieschattingen vacatures voor ondersteunend personeel en vacature-intensiteiten, derde kwartaal 2005 Aantal Fte Percentage

Ontstane vacatures 469 342 2,2% Vervulde vacatures 551 394 2,5% Vervallen vacatures 0 0 0,0% Openstaande vacatures 62 43 0,3%

Er zijn in het derde kwartaal van 2006 ongeveer 470 vacatures voor ondersteunend personeel ontstaan, voor ongeveer 340 fte. Het aantal vervulde vacatures ligt hoger, op ongeveer 550 vacatures voor bijna 400 fte. Dit kan worden verklaard uit het feit dat een gedeelte van de vervulde vacatures al voor het derde kwartaal is ontstaan. Aan het eind van het kwartaal stonden nog 62 vacatures open voor 43 fte. Iets meer dan 2 procent van de totale werkgelegenheid ondersteunend personeel blijkt in het derde kwartaal vacant te zijn geworden. Dit is minder dan vorig jaar, toen lag dit percentage op bijna 3 procent. Aan het einde van


1 In bijlage 8 worden de belangrijkste definities gegeven en daar wordt dit onderscheid nader uitgelegd.


2 Het gaat hierbij om schattingen met een onder- en bovengrens (gebaseerd op 95% betrouwbaarheidsintervallen). In bijlage 2 worden deze grenzen vermeld.


27

het derde kwartaal was nog 0,3 procent van de totale werkgelegenheid onvervuld; evenveel als vorig jaar.

Figuur 4.1 toont de ontstane, vervulde en openstaande vacature-intensiteiten van de afgelopen jaren.3 De ontstane, vervulde en openstaande vacature- intensiteiten van dit jaar en vorig jaar verschillen niet significant van elkaar.

Figuur 4.1 Vacature-intensiteiten ondersteunend personeel vo, derde kwartaal 2001-2006

5,0%
4,5%
4,0%
3,5%
3,0% Ontstaan 2,5% Vervuld 2,0% Openstaand
1,5%

1,0%
0,5%
0,0%

2001 2002 2003 2004 2005 2006

De figuur laat zien dat er periode 2001-2004 sprake was van een gestage afname van het aantal ontstane, vervulde en openstaande vacatures. Vervolgens nam in 2005 het aantal ontstane en vervulde vacatures weer significant toe. Deze toename lijkt zich in 2006 dus te stabiliseren. Het aantal openstaande vacatures is de laatste twee jaar niet toegenomen en bevindt zich nog op het niveau van 2004.

Wanneer we de vacature-intensiteiten voor ondersteunend personeel uitsplitsen naar de achtergrondkenmerken schooltype, regio en gemeenteomvang, blijkt er geen sprake te zijn van verschillen. In bijlage 6, tabel B6-4 tot en met tabel B6-6 worden de betreffende uitsplitsingen weergegeven Tevens worden de cijfers van de voorgaande jaren gepresenteerd.


3 In bijlage 6, tabel B6-1 tot en met tabel B6-3, zijn de bijbehorende tabellen opgenomen.


28


4.2 Kenmerken van ontstane vacatures
In deze paragraaf gaan we in op de werving voor ondersteunend personeel en de oorzaken van het ontstaan van vacatures. Tenzij anders vermeld, hebben de gegevens die wij in deze paragraaf presenteren betrekking op de achtergrondgegevens van de vacatures die in het derde kwartaal zijn ontstaan.


4.2.1 Omvang werving naar type personeel
In tabel 4.2 wordt een uitsplitsing gemaakt van het totaal fte aan vacatures naar onderwijsondersteunend en organisatie- en beheerspersoneel.

Tabel 4.2 Fte vacatures naar categorie personeel, derde kwartaal 2006 Percentage van ontstaan fte

Ontstane vacatures
Onderwijsondersteunend personeel 48,3% Organisatie-/beheerspersoneel 51,7% Totaal aantal fte ontstaan (steekproef stroomgegevens) 88 fte

Vervulde vacatures
Onderwijsondersteunend personeel 49,4% Organisatie-/beheerspersoneel 50,6% Totaal aantal fte vervuld (steekproef stroomgegevens) 102 fte

Openstaande vacatures
Onderwijsondersteunend personeel 43,7% Organisatie-/beheerspersoneel 56,3% Totaal aantal fte openstaand (steekproef stroomgegevens) 11 fte*


* Het aantal openstaande fte is erg klein. Een kleine verschuiving in het aantal fte heeft dus al snel een grote verschuiving in de percentages tot gevolg.

Net als vorig jaar blijken de vacatures die in het derde kwartaal onder ondersteunend personeel zijn ontstaan en vervuld, nagenoeg gelijk verdeeld te zijn over de twee categorieën. De helft van de vacatures is voor onderwijsondersteunend personeel en de andere helft betreft organisatie- en beheerspersoneel. Ook het aantal vacatures dat aan het eind van het derde kwartaal open staat is ongeveer gelijk verdeeld over onderwijsondersteunend personeel en organisatie- en beheerspersoneel. In het derde kwartaal van 2006 is het meest geworven voor technisch onderwijsassistenten (18%) en administratief personeel (17%). Dit was vorig jaar ook zo. Er is dit jaar iets meer geworven voor onderwijsassistenten, 16 procent (tegenover 12% vorig jaar). Zie bijlage 6, tabel B6-7 voor.een overzicht van het aantal ontstane fte naar categorieën personeel.


29


4.2.2 Ontstaansoorzaken van de vacatures
In tabel 4.3 wordt de verhouding tussen reguliere en vervangingsvacatures weergegeven.

Tabel 4.3 Percentage fte naar type vacature, derde kwartaal 2006 Percentage van ontstaan fte

Reguliere vacatures 91,5% Vervangingsvacatures 8,5%

Totaal ontstaan (steekproef) 107 fte

Bijna een tiende van de ontstane vacatures voor ondersteunend personeel betrof vervanging en ruim negen tiende had betrekking op reguliere vacatures. Deze verhouding is iets verschoven ten opzichte van vorig jaar: het percentage vervangingsvacatures is afgenomen (dit lag vorig jaar op 15%) en het percentage reguliere vacatures is toegenomen (dit lag vorig jaar op 85%). In onderstaande tabel wordt ingegaan op de ontstaansoorzaken van de vacatures voor ondersteunend personeel, waarbij ook de cijfers van de voorgaande jaren worden weergegeven.

Tabel 4.4 Ontstaansoorzaken van vacatures, derde kwartaal 2002-2006
2002 2003 2004 2005 2006

Regulier
Nieuwe functie 27,1% 22,1% 28,1% 21,3% 23,5% Groei 31,8% 15,2% 17,3% 20,6% 22,2% Vrijwillig vertrek (binnen onderwijs) 13,6% 9,3% 7,6% 7,7% 14,6% Vrijwillig vertrek (buiten onderwijs) 7,4% 4,9% 4,0% 10,5% 4,6% Natuurlijk verloop (FPU, BAPO, Wia 2,2% 16,8% 10,8% 9,5% 4,4% e.d.)
Ontslag van vast of tijdelijk 9,8% 8,3% 6,8% 4,2% 3,7% personeel
Reorganisatie/fusie - 1,0% 0,2% 7,6% 2,6% Regulier maken/opheffen id-baan - - 4,4% 2,5% 1,6% Urenvermindering - 2,4% 0,6% 0,3% 0,8%

Vervanging
Ziekte 7,4% 14,3% 14,1% 9,3% 8,6% Zwangerschaps-/ouderschapsverlof 3,1% 3,2% 0,8% 1,9% 1,1% Buitengewoon/opfris-/spaarverlof 0,5% 0,0% 0,6% 0,6% 0,6%

Anders 2,0% 2,5% 4,7% 3,4% 10,0

Totaal ontstaan (steekproef) 112 fte 109 fte 93 fte 112 fte 107 fte


30

Het ontstaan van een nieuwe functie binnen de school, groei van de school en vrijwillig vertrek binnen het onderwijs zijn in 2006 de drie belangrijkste ontstaansredenen voor vacatures. Hierbij valt vooral op dat het aantal vacatures dat is ontstaan door vrijwillig vertrek binnen het onderwijs is verdubbeld ten opzichte van vorig jaar. Dit percentage ligt dit jaar ongeveer even hoog als in 2002, toen er sprake was van een zeer krappe arbeidsmarkt. Ook voor ondersteunend personeel kan dit wijzen op een toegenomen mobiliteit. Het aantal vacatures dat is ontstaan door vrijwillig vertrek naar een baan buiten het onderwijs is daarentegen afgenomen ten opzichte van vorig jaar. Ten slotte kan worden geconstateerd dat het aantal vacatures dat is ontstaan door natuurlijk verloop relatief laag is. Tussen de vacatures voor onderwijsondersteunend en organisatie- en beheerspersoneel zijn een aantal verschillen in de ontstaansoorzaak te benoemen (bijlage 6, tabel B6-8). Vacatures voor onderwijsondersteunend personeel ontstaan vaker als gevolg van: het ontstaan van een nieuwe functie, natuurlijk verloop, vrijwillig vertrek binnen het onderwijs en door ziekte. Vacatures voor organisatie- en beheerspersoneel ontstaan iets vaker door groei van het aantal leerlingen en door het regulier maken van id-banen.


4.3 Wijze van vervulling
De gegevens in deze paragraaf hebben betrekking op de achtergrondge- gevens van de vacatures die in het derde kwartaal zijn ontstaan. Van de vacatures die in het derde kwartaal ontstaan én (gedeeltelijk) vervuld zijn, is de wijze van vervulling bekend. In tabel 4.5 wordt hier een overzicht van gegeven.

Tabel 4.5 Herkomst nieuwe medewerkers, derde kwartaal 2002-2006
2002 2003 2004 2005 2006

Bedrijfsleven/overheid 56,9% 44,7% 37,9% 37,4% 31,3% Geen baan (WW, Wia e.d.) 15,7% 16,3% 18,1% 18,9% 11% Van een school binnen het 4,1% 7,0% 17,6% 18,2% 12,2% bestuur
Van een school buiten het 3,4% 11,0% 11,8% 8,8% 18,8% bestuur
Rechtstreeks van opleiding 2,2% 7,3% 6,1% 4,9% 8,1% Uit de zorgsector 3,2% 3,9% 2,2% 4,3% 2,8% Van een andere 2,5% 0,6% 2,0% 3,8% 10,5% onderwijssector
Anders 12,1% 9,2% 4,2% 3,6% 5,3%

Totaal vervuld (steekproef) 96 fte 104 fte 88 fte 97 fte 93 fte

De tabel laat zien dat het percentage personeel dat afkomstig is uit het bedrijfsleven door de jaren heen is afgenomen, evenals het percentage
31

personeel dat hiervoor geen baan had. Aan de andere kant is er sprake van een toename van de percentages wat betreft personeel dat uit het onderwijs zelf afkomstig is (van binnen het bestuur, van buiten het bestuur en uit andere onderwijssectoren). Tabel B6-9 in bijlage 6 laat de herkomst van onderwijsondersteunend en organisatie- en beheerspersoneel in 2006 zien. Voor beide categorieën geldt dat ongeveer een derde van de nieuwe werknemers afkomstig is uit de overheid of het bedrijfsleven.


4.4 Knelpunten bij het vervullen van de vacatures Er worden in de Arbeidsmarktbarometer vier indicatoren gebruikt voor de knelpunten die scholen ervaren bij het vervullen van vacatures voor ondersteunend personeel4:

· het gemiddeld aantal kandidaten dat zich meldde voor de vacatures die in het derde kwartaal zijn ontstaan;

· het percentage vacatures dat in het derde kwartaal is ontstaan, maar aan het eind van het kwartaal nog niet was vervuld;
· het percentage openstaande vacatures waarvan men vindt dat deze moeilijk te vervullen is;

· de duur van de periode dat de vacatures openstaan. Hieronder gaan we in op de ontwikkeling die deze indicatoren in dit jaar laten zien.


4.4.1 Aanbod van kandidaten
Er meldden zich in 2006 gemiddeld 28 kandidaten voor de vervulling van de vacatures voor ondersteunend personeel. Dit betekent mogelijk dat de forse toename waarvan in het vorige rapport sprake was (het gemiddeld aantal kandidaten steeg toen van 32 in 2004 naar 76 in 2005) een uitzondering was. Voor vacatures oop meldden zich in het derde kwartaal gemiddeld twintig kandidaten (tegenover 65 vorig jaar). Voor vacatures obp waren dat er 34 (tegenover 57 vorig jaar).


4.4.2 Onvervulde vacatures
Dertien procent van de vacatures die in het derde kwartaal van 2006 zijn ontstaan, bleken aan het eind van het kwartaal nog niet vervuld te zijn: nagenoeg evenveel als in 2004 en 2005. Vacatures voor onderwijsonder- steunend personeel bleven in 2006 vaker onvervuld (16%) dan vacatures voor organisatie- en beheerspersoneel (2%).


4 De eerste twee knelpuntindicatoren hebben betrekking op de achtergrondgegevens van de vacatures die in het derde kwartaal zijn ontstaan, de laatste twee hebben betrekking op de stroomgegevens.


32


4.4.3 Moeilijk vervulbare vacatures
Aan het eind van het derde kwartaal stond er binnen de steekproef nog 11,2 fte aan vacatures voor ondersteunend personeel open. Voor 3,6 fte (4 vacatures) hiervan gaven de respondenten aan dat deze vacatures moeilijk vervulbaar waren. Het gaat hier dus om een subjectief oordeel van de respondent. Drie van de vier moeilijk vervulbaar geachte vacatures waren vacatures voor organisatie- en beheerspersoneel. Omdat het aantal moeilijk vervulbare fte zeer klein is, is het niet mogelijk een vergelijking met andere jaren of een uitsplitsing naar achtergrondkenmerken te maken.


4.4.4 Duur openstaande vacatures
Ten slotte hebben we de respondenten gevraagd wanneer de vacatures die aan het eind van het derde kwartaal nog openstonden vervuld hadden moeten zijn. Het antwoord op deze vraag is bekend voor in totaal 9,5 openstaande fte uit de stroomgegevens. Het overgrote deel hiervan, 77 procent stond nog niet lang open en had tussen 1 en 30 september vervuld moeten zijn. Zestien procent had in augustus al vervuld moeten zijn en 7 procent in juli. Vanwege het geringe aantal fte waarom het gaat, is ook hier geen uitsplitsing naar achtergrondkenmerken gemaakt.


---


34

LITERATUUR

Bergen, C.T.A. van, Berndsen, F.E.M., Diepeveen, M. & Rigter, J.A.E. (2005). Arbeidsmarktbarometer Voortgezet Onderwijs 2005-2006. Vacatures in het derde kwartaal van 2004. Den Haag: Sdu.

Berndsen, F.E.M. en C.T.A. van Bergen (2004)
Arbeidsmarktbarometer Voortgezet Onderwijs 2003-2004. Vacatures in het 3e kwartaal van 2003. Den Haag: Sdu.

CentERdata, Ecorys, QQQ Delft (2006)
De toekomstige arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel tot 2015. Arbeidsmarktprognoses voor primair onderwijs, voortgezet onderwijs en bve- sector. Den Haag: Sdu.

Diepeveen, M., F.E.M. Berndsen en C.T.A. van Bergen (2006) Arbeidsmarktbarometer Primair Onderwijs 2005-2006. Vacatures in het derde kwartaal van 2005. Den Haag: Sdu.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2006). Nota Werken in het onderwijs 2007. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2006) Onderwijsdeelname 1990-2020. Beelden anno 2006. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Paulussen-Hoogeboom, M.C., Rigter, J.A.E. & Bergen, C.T.A. van (2006). Arbeidsmarktbarometer Voortgezet Onderwijs 2005-2006. Vacatures in het schooljaar 2005-2006. Den Haag: Sdu.

35


36

BIJLAGEN


37


38

BIJLAGE 1

Respons en representativiteit
Scholen
De onderzoeksopzet is hetzelfde als de afgelopen jaren. Alle scholen zijn benaderd met een vragenlijst over de vacatures in het derde kwartaal van
2006. Er zijn twee verschillende vragenlijsten verstuurd. De ene helft van de scholen heeft een vragenlijst gekregen over de stroomgegevens en de andere helft kreeg een vragenlijst over de achtergrond van de ontstane vacatures. Op basis van een bestand van Cfi (ILT 2005-2006) zijn twee representatieve groepen samengesteld. Uiteindelijk hebben 320 scholen de vragenlijst met stroomgegevens gekregen en 316 scholen de vragenlijst over de achtergrondgegevens.1 Er werd gestreefd naar 50 procent respons en dit is voor wat betreft de stroomvragenlijst gehaald; we kregen 168 vragenlijsten over stroomgegevens terug, hetgeen een responspercentage oplevert van 53 procent. De respons wat betreft de vragenlijst met achtergrondgegevens kwam met 152 ingevulde vragenlijsten iets onder het streefpercentage uit, namelijk op 48 procent.
In beide vragenlijsten is gevraagd naar het totaal aantal ontstane vacatures onder onderwijzend en ondersteunend personeel. Vervolgens is er voor beide functiegroepen getoetst of het aantal ontstane vacatures in de ene groep scholen gelijk was aan dat in de andere groep. Uit de toetsing voor onderwijzend personeel bleek dat het aantal ontstane vacatures voor leraren bij de groep scholen die de vragenlijst met achtergrondgegevens had ingevuld hoger was dan het aantal ontstane vacatures bij de groep scholen die de stroomvragenlijst had ingevuld. Naar aanleiding hiervan is, via uitsplitsing naar een aantal relevante achtergrondvariabelen, nagegaan of de twee groepen scholen van elkaar verschilden qua samenstelling. Omdat dit niet het geval bleek te zijn, is besloten tot het aanmaken van een algemene ophoogfactor voor de stroomgegevens voor onderwijzend personeel. Deze ophoogfactor is gebaseerd op het gemiddeld aantal ontstane vacatures voor onderwijzend personeel van de twee groepen scholen samen. Uit de toetsing voor ondersteunend personeel kwam geen verschil in het aantal ontstane vacatures naar voren tussen de groep scholen die de vragenlijst met achtergrondgegevens had ingevuld en de groep scholen die de stroomvragenlijst had ingevuld.

Hieronder gaan we eerst in op de representativiteit van de stroomgegevens en daarna op de representativiteit van de achtergrondgegevens van vacatures.


1 Dit telt op tot iets minder dan het totaal aantal scholen voor voortgezet onderwijs omdat een aantal scholen recentelijk gefuseerd was en bve-instellingen met een afdeling voor voortgezet onderwijs niet tot de populatie van de Arbeidsmarktbarometer VO worden gerekend, maar tot de populatie van de Arbeidsmarktbarometer BVE.
39

Representativiteit stroomgegevens
Uiteindelijk hebben 320 scholen de vragenlijst over de stroomgegevens ontvangen. 168 scholen hebben de vragenlijst ingevuld en teruggestuurd, dat is 53 procent. We hebben onderzocht of de scholen die hebben meegedaan aan het onderzoek een representatieve afspiegeling vormen van de populatie. Daarbij is rekening gehouden met achtergrondkenmerken als schooltype, het aantal achterstandsleerlingen, het aantal leerlingen, de regio, de gemeente- omvang, de verstedelijkingsgraad en de denominatie. In de volgende tabellen wordt een overzicht gegeven van de verdeling over de belangrijkste achter- grondkenmerken van de respons en de populatie.2 We vonden bij geen van de achtergrondkenmerken significante verschillen tussen de responderende scholen en de populatie en mogen er dus van uit gaan dat de deelnemende scholen een representatieve afspiegeling vormen van de populatie.

Tabel B1-1 Verdeling respons en populatie naar regio Respons (n = 168) Populatie (N = 650)

Noord 17 10,1% 67 10,3% Oost 29 17,3% 134 20,6% West 78 46,4% 295 45,4% Zuid 44 26,2% 154 23,7%

Tabel B1-2 Verdeling respons en populatie naar verstedelijkingsgraad Respons (n = 168) Populatie (N = 650)

Zeer sterk stedelijk 34 20,2% 141 21,7% Sterk stedelijk 61 36,3% 216 33,2% Matig stedelijk 43 25,6% 177 27,2% Weinig stedelijk 21 12,5% 87 13,4% Niet stedelijk 9 5,4% 29 4,5%

Tabel B1-3 Verdeling respons en populatie naar gemeenteomvang Respons (n = 168) Populatie (N = 650)

Vier grote steden 21 12,5% 93 14,3%
21 overige GSB-steden 38 22,6% 140 21,5% Overige gemeenten 109 64,9% 417 64,2%


2 In de populatiegegevens zijn de fusies van dit schooljaar verwerkt. Ook zijn de scholen die inmiddels zijn opgeheven eruit verwijderd.


40

Tabel B1-4 Verdeling respons en populatie naar percentage cumi-leerlingen Respons (n = 168) Populatie (N = 650)

5 tot 25% cumi 21 12,5% 101 15,5% > 25% cumi 13 7,7% 43 6,6%

Tabel B1-5 Verdeling respons en populatie naar denominatie Respons (n = 168) Populatie (N = 650)

Openbaar 48 28,6% 190 29,2% Rooms-katholiek 43 25,6% 160 24,6% Protestants-christelijk 44 26,2% 142 21,8% Algemeen bijzonder 33 19,6% 158 24,3%

Tabel B1-6 Verdeling respons en populatie naar aantal leerlingen Respons (n = 168) Populatie (N = 650)

Minder dan 200 24 14,3% 84 12,9%
200 tot 500 19 11,3% 94 14,5%
500 tot 1000 24 14,3% 92 14,2%
1000 tot 1500 30 17,9% 117 18,0%
1500 tot 2000 32 19,0% 97 14,9%
2000 en groter 39 23,2% 166 25,5%

Tabel B1-7 Verdeling respons en populatie naar PRO/VO Respons (n = 168) Populatie (N = 650)

Praktijkonderwijs 31 18,5% 110 16,9% Voortgezet onderwijs 137 81,5% 540 83,1%

Tabel B1-8 Verdeling respons en populatie naar schooltype (GPL-groep) Respons (n = 168) Populatie (N = 650)

Vmbo* 15 8,9% 71 10,9% Havo/vwo 22 13,1% 79 12,2% Vmbo-tl/havo/vwo 30 17,9% 106 16,3% Vmbo/havo/vwo 70 41,7% 284 43,7% Praktijkonderwijs 31 18,5% 110 16,9%


* Inclusief combinaties met leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs.
41

Representativiteit verdiepingsgegevens
De vragenlijst over de achtergrondgegevens van ontstane vacatures is naar
316 scholen gestuurd en door 152 respondenten ingevuld en teruggestuurd. Dit is een responspercentage van 48 procent. Ook voor de achtergrondgegevens is onderzocht of de deelnemende scholen een representatieve afspiegeling vormen van de scholen in de populatie. In onderstaande tabellen wordt een overzicht gegeven van de verdeling van de respons en de populatie over een aantal achtergrondkenmerken die we hebben bekeken.3 Ook hier blijkt dat de respons een goede afspiegeling is van de populatie; er zijn geen significante verschillen gevonden.

Tabel B1-9 Verdeling respons en populatie naar regio Respons (n = 152) Populatie (N = 653)

Noord 21 13,8% 67 10,3% Oost 30 19,7% 135 20,7% West 61 40,1% 297 45,5% Zuid 40 26,3% 154 23,6%

Tabel B1-10 Verdeling respons en populatie naar verstedelijkingsgraad Respons (n = 152) Populatie (N = 653)

Zeer sterk stedelijk 33 21,7% 143 21,9% Sterk stedelijk 43 28,3% 216 33,1% Matig stedelijk 47 30,9% 177 27,1% Weinig stedelijk 22 14,5% 88 13,5% Niet stedelijk 7 4,6% 29 4,4%

Tabel B1-11 Verdeling respons en populatie naar gemeenteomvang Respons (n = 152) Populatie (N = 653)

Vier grote steden 17 11,2% 95 14,5%
21 overige GSB-steden 37 24,3% 140 21,4% Overige gemeenten 98 64,5% 418 64,0%


3 Net als bij de tabellen met de respons van de stroomgegevens en om dezelfde redenen wijkt het totaal aantal scholen in de tabellen enigszins af van het totaal aantal scholen voor voortgezet onderwijs.


42

Tabel B1-12 Verdeling respons en populatie naar percentage cumi-leerlingen Respons (n = 152) Populatie (N = 653)

5 tot 25% cumi 26 17,1% 102 15,6% > 25% cumi 11 7,2% 43 6,6%

Tabel B1-13 Verdeling respons en populatie naar denominatie Respons (n = 152) Populatie (N = 653)

Openbaar 48 31,6% 190 29,1% Rooms-katholiek 40 26,3% 160 24,5% Protestants-christelijk 31 20,4% 143 21,9% Algemeen bijzonder 33 21,7% 160 24,5%

Tabel B1-14 Verdeling respons en populatie naar aantal leerlingen Respons (n = 152) Populatie (N = 653)

Minder dan 200 21 13,8% 84 12.9%
200 tot 500 26 17,1% 95 14,5%
500 tot 1000 24 15,8% 92 14,1%
1000 tot 1500 28 18,4% 119 18,2%
1500 tot 2000 17 11,2% 97 14,9%
2000 en groter 36 23,7% 166 25,4%

Tabel B1-15 Verdeling respons en populatie naar PRO/VO Respons (n = 152) Populatie (N = 653)

Praktijkonderwijs 31 20,4% 110 16,8% Voortgezet onderwijs 121 79,6% 543 83,2%

Tabel B1-16 Verdeling respons en populatie naar schooltype Respons (n = 152) Populatie (N = 653)

Vmbo 17 11,2% 74 11,3% Havo/vwo 20 13,2% 79 12,1% Vmbo-tl/havo/vwo 23 15,1% 106 16,2% Vmbo/havo/vwo 61 40,1% 284 43,5% Praktijkonderwijs 31 20,4% 110 16,8%


43

Respons onder schoolbesturen
Voor het verzamelen van informatie over directievacatures zijn aan het eind van het derde kwartaal 184 besturen benaderd. Deze besturen vormden qua bestuursomvang een representatieve steekproef van besturen in het vo. Van de 184 besturen hebben er 109 gereageerd (59%). Uit de tabellen 17 tot en met 19 blijkt dat deze besturen alleen naar denominatie geen goede afspiege- ling vormen van de totale populatie. Hiervoor is gecorrigeerd door een weging toe te passen.

Tabel B1-17 Respons ten opzichte van de totale populatie naar regio* Populatie (N=361) Respons (n=109)

Noord 53 14,7% 10 9,2% Oost 80 22,2% 29 26,6% West 160 44,3% 52 47,7% Zuid 68 18,8% 18 16,5%


* De verschillen zijn niet significant.

Tabel B1-18 Respons ten opzichte van de totale populatie naar denominatie* Populatie (N=361) Respons (n=109)

Gemeentelijk 95 26,3% 37 33,9% Rooms-katholiek 61 16,9% 14 12,8% Protestants-christelijk 88 24,4% 37 33,9% Algemeen bijzonder 68 18,8% 12 11,0% Overig 49 13,6% 9 8,3%


* De verschillen zijn significant (p>0,05).

Tabel B1-19 Respons ten opzichte van de totale populatie naar bestuursgrootte* Populatie (N=361) Respons (n=109)


1 school 269 74,5% 84 77,1%
2 scholen 39 10,8% 13 11,9%
3-4 scholen 29 8,0% 8 7,3% 5 en meer scholen 24 6,6% 4 3,7%


* De verschillen zijn niet significant.


44

BIJLAGE 2

Populatieschattingen
In deze bijlage staan de populatieschattingen van vacatures voor directie- personeel, leraren en ondersteunend personeel. Er is een schatting gemaakt van de in totaal ontstane, vervulde en onvervulde vacaturevoorraad. Het gaat hier om schattingen van het aantal vacatures en de omvang hiervan (regulier en vervanging) in het derde kwartaal van 2006. De cijfers zijn dus niet indicatief voor het totaal aantal vacatures in het hele schooljaar. Behalve de populatieschattingen worden ook de bijbehorende 95 procent betrouwbaar- heidsintervallen gepresenteerd.

Vacatures voor directiepersoneel

Tabel B2-1 Populatieschatting vacatures directie, derde kwartaal 2006 in aantallen Populatieschatting Ondergrens Bovengrens

Ontstaan 77 49 105 Vervuld 99 67 131 Vervallen 6 -2 13 Openstaand 37 16 57

Tabel B2-2 Populatieschatting vacatures directie, derde kwartaal 2006 in fte Populatieschatting Ondergrens Bovengrens

Ontstaan 72 44 99 Vervuld 88 56 120 Vervallen 6 -2 13 Openstaand 34 15 52

Vacatures voor leraren

Tabel B2-3 Populatieschatting aantal vacatures leraren, derde kwartaal 2006 in aantallen Populatieschatting Ondergrens Bovengrens

Ontstaan 3268 2717 3818 Vervuld 3448 2885 4011 Vervallen 62 27 97 Openstaand 432 285 580


45

Tabel B2-4 Populatieschatting omvang vacatures leraren, derde kwartaal 2006 in fte Populatieschatting Ondergrens Bovengrens

Ontstaan 1979 1638 2320 Vervuld 2067 1733 2400 Vervallen 40 15 65 Openstaand 275 178 371

Vacatures voor ondersteunend personeel

Tabel B2-5 Populatieschatting aantal vacatures ondersteunend personeel, derde kwartaal 2006 in aantallen
Populatieschatting Ondergrens Bovengrens

Ontstaan 469 326 612 Vervuld 551 390 712 Vervallen 0 0 0 Openstaand 62 32 92

Tabel B2-6 Populatieschatting omvang vacatures ondersteunend personeel, derde kwartaal 2006 in fte
Populatieschatting Ondergrens Bovengrens

Ontstaan 342 227 457 Vervuld 394 275 512 Vervallen 0 0 0 Openstaand 43 20 66


46

BIJLAGE 3

Formatiegegevens
Een van de belangrijkste onderdelen van de Arbeidsmarktbarometer is het berekenen van vacature-intensiteiten. Hiermee geven we aan hoe de vacatu- res zich verhouden tot de totale werkgelegenheid van hetzelfde functietype (directiepersoneel, onderwijzend personeel of ondersteunend personeel). Om de intensiteit te berekenen, maken we gebruik van de formatiegegevens afkomstig uit de basisregistratie personeel van het Cfi. Voor de berekeningen in deze rapportage hebben we de formatiecijfers van 1 oktober 2005 gebruikt.

Gegevens Cfi
Sommige instellingen hebben geen gegevens beschikbaar gesteld voor deze registratie.1 Voor deze scholen hebben we de formatiegegevens gebruikt die de scholen zelf hebben opgegeven in de vragenlijst. De cijfers hebben uitsluitend betrekking op de reguliere formatie (geen korttijdelijken, gast- docenten en/of vervangers). Indeling naar functie gebeurt op basis van de functiecode uit de salarisadministratie CASO. Door het `vrije' gebruik van deze codes is het niet altijd mogelijk om een betrouwbaar onderscheid te maken naar directie, docenten en ondersteunend personeel. Indien een persoon binnen een instelling meerdere functies had, is de functie met de grootste aanstellingsomvang gekozen. Indien een persoon op meerdere instellingen werkzaam was, is deze bij beide als één persoon meegeteld. Hierdoor zullen dubbeltellingen ontstaan bij het optellen van aantallen. Bij het optellen van fte speelt dit probleem niet.

Berekening intensiteiten
Voor onderwijzend en ondersteunend personeel beschikken we over formatie- gegevens op schoolniveau. We weten dus per school hoeveel fte onder- wijzend personeel werkzaam is en hoeveel fte ondersteunend personeel. De intensiteiten worden vervolgens op schoolniveau berekend. Dat wil zeggen dat we het totaal aantal ontstane, vervulde en openstaande voltijdvacatures binnen de steekproef delen door de totale formatie van de scholen die hebben deelgenomen aan het onderzoek.2


1 Onder deze scholen waren ook scholen van het OMO-bestuur (Ons Middelbaar Onderwijs). Dit schoolbestuur is per 1 januari 2004 overgestapt van CASO naar een andere salarisadministrateur. Daardoor zijn hun gegevens niet meer beschikbaar voor de registratie van CASO en Cfi. Het gaat hier om 45 scholen, ongeveer 6 procent van de totale personeelssterkte van alle scholen in het voortgezet onderwijs.


2 Het percentage dat hiervan het resultaat is, kan door deze berekeningsmethode niet gebruikt worden om de totale werkgelegenheid te berekenen. Het personeel dat uit het Vervangingsfonds bekostigd wordt, zit er bijvoorbeeld niet in.
47

De vacaturegegevens over het directiepersoneel worden niet op school- niveau, maar op bestuursniveau verzameld. De intensiteiten voor directie- personeel zijn berekend op basis van de totale werkgelegenheid binnen de gehele populatie. Hiervoor zijn eerst de populatieschattingen berekend en deze zijn vervolgens gedeeld door de totale werkgelegenheid.


48

BIJLAGE 4

Tabellen bij hoofdstuk 2
Tabel B4-1 Vacature-intensiteit voor directievacatures in het vo (derde kwartaal 2001-
2006)

2001 2002 2003 2004 2005 2006

Ontstane vacatures 4,3% 2,8% 1,8% 1,6% 1,6% 1,9% Vervulde vacatures 4,3% 3,8% 2,7% 1,7% 1,9% 2,3% Openstaande 1,3% 1,5% 1,1% 0,7% 0,4% 0,9% vacatures

Tabel B4-2 Ontstaansoorzaken van directievacatures
2006

Groei 14,0% Reorganisatie/fusie 11,5% Vrijwillig vertrek binnen het onderwijs 13,4% Vrijwillig vertrek buiten het onderwijs 6,2% Ontslag (onvrijwillig vertrek) 11,5% Natuurlijk verloop 19,6% Ziekte 3,1% Anders* 20,9%

Totaal aantal vacatures (steekproef) 22 fte

Tabel B4-3 Herkomst van de nieuwe directieleden
2006

Dezelfde school 24,3% Ander school van bestuur 4,5% Ander bestuur 57,7% Bedrijfsleven 0,0% Overheid 4,1% Anders 9,4%

Totaal aangestelden (steekproef) 17


49


50

BIJLAGE 5

Tabellen bij hoofdstuk 3
Tabel B5-1 Populatieschatting aantal vacatures leraren vo, derde kwartaal 2001-2006
2001 2002 2003 2004 2005 2006

Ontstaan 5895 4200 1316 3019 4352 3268 Vervuld 5274 4225 2923 2881 4355 3448 Vervallen 70 94 58 45 110 62 Openstaand 914 668 493 272 247 432

Tabel B5-2 Populatieschatting omvang vacatures leraren vo, derde kwartaal 2001-2006, fte

2001 2002 2003 2004 2005 2006

Ontstaan 3505 2493 1855 1760 2542 1979 Vervuld 3210 2488 1717 1677 2536 2067 Vervallen 70 48 36 17 61 40 Openstaand 430 409 259 165 139 275

Tabel B5-3 Vacature-intensiteiten leraren vo, derde kwartaal 2001-2006
2001 2002 2003 2004 2005 2006

Ontstaan 6,0% 4,3% 3,0% 3,0% 4,2% 3,3% Vervuld 5,5% 4,3% 2,7% 2,8% 4,2% 3,5% Vervallen 0,1% 0,1% 0,1% 0,0% 0,1% 0,1% Openstaand 0,7% 0,7% 0,4% 0,3% 0,2% 0,5%


51

Tabel B5-4 Vacature-intensiteiten naar leerlingaantal, derde kwartaal 2003-2006
2003 2004 2005 2006

Ontstane vacatures
Minder dan 200 5,6% 6,8% 3,0% 3,8%
200 tot 500 3,6% 5,1% 4,5% 3,2%
500 tot 1000 4,5% 2,1% 3,2% 2,9%
1000 tot 1500 3,0% 3,7% 3,0% 3,4%
1500 tot 2000 2,5% 2,3% 4,9% 4,0%
2000 en groter 2,7% 2,7% 4,5% 3,0%

Vervulde vacatures
Minder dan 200 5,3% 6,4% 2,7% 3,4%
200 tot 500 3,6% 5,2% 4,5% 3,1%
500 tot 1000 4,4% 2,2% 3,4% 2,9%
1000 tot 1500 2,7% 3,6% 2,8% 3,9%
1500 tot 2000 2,6% 2,2% 5,0% 4,7%
2000 en groter 2,3% 2,5% 4,4% 2,2%

Openstaande vacatures
Minder dan 200 0,8% 0,5% 0,9% 1,2%
200 tot 500 0,6% 0,0% 0,1% 0,6%
500 tot 1000 0,1% 0,1% 0,1% 0,4%
1000 tot 1500 0,4% 0,2% 0,2% 0,3%
1500 tot 2000 0,1% 0,2% 0,2% 0,5%
2000 en groter 0,6% 0,5% 0,3% 0,6%


* In 2003 en 2004 waren de verschillen tussen de ontstane en vervulde vacatures significant, p

52

Tabel B5-5 Vacature-intensiteiten naar regio, derde kwartaal 2002-2006*
2002 2003 2004 2005 2006

Ontstane vacatures
Noord 3,2% 3,0% 2,3% 3,2% 3,7% Oost 4,1% 3,3% 2,6% 3,7% 2,5% West 3,5% 2,8% 2,8% 4,4% 3,5% Zuid 6,3% 3,0% 4,0% 4,5% 3,4%

Vervulde vacatures
Noord 2,8% 2,8% 2,2% 2,9% 3,7% Oost 4,0% 2,9% 2,2% 4,2% 3,0% West 3,7% 2,6% 2,6% 4,2% 3,4% Zuid 6,1% 3,0% 4,0% 4,5% 3,8%

Openstaande vacatures
Noord 0,6% 0,1% 0,1% 0,3% 0,2% Oost 0,6% 0,7% 0,3% 0,1% 0,5% West 0,9% 0,4% 0,3% 0,3% 0,8% Zuid 0,5% 0,3% 0,2% 0,2% 0,2%


* In 2002, 2003, 2004 en 2005 waren de verschillen tussen de ontstane, vervulde en openstaande vacatures niet significant, p
Tabel B5-6 Vacature-intensiteiten naar gemeenteomvang, derde kwartaal 2002-2006*
2002 2003 2004 2005 2006

Ontstane vacatures
Vier grote steden 3,1% 1,7% 2,1% 4,3% 2,8%
21 overige GSB-steden 4,2% 2,7% 3,0% 3,6% 2,9% Overige gemeenten 4,4% 3,3% 3,1% 4,4% 3,5%

Vervulde vacatures
Vier grote steden 3,5% 1,5% 2,0% 4,3% 2,4%
21 overige GSB-steden 4,3% 2,6% 2,9% 3,8% 3,1% Overige gemeenten 4,4% 3,0% 3,0% 4,3% 3,7%

Openstaande vacatures
Vier grote steden 0,9% 0,4% 0,1% 0,2% 0,6%
21 overige GSB-steden 0,6% 0,3% 0,1% 0,1% 0,2% Overige gemeenten 0,7% 0,4% 0,4% 0,3% 0,6%


* De verschillen naar gemeenteomvang zijn in geen van de jaren significant.


53

Tabel B5-7 Vacature-intensiteiten naar schooltype, derde kwartaal 2002-2006*
2002 2003 2004 2005 2006

Ontstane vacatures
Vmbo 3,5% 2,8% 2,6% 3,2% 2,6% Havo/vwo 6,3% 2,8% 3,3% 4,9% 2,2% Vmbo-tl/havo/vwo 4,8% 3,5% 3,3% 3,8% 4,1% Vmbo/havo/vwo 4,0% 2,8% 2,7% 4,3% 3,3% Praktijkonderwijs 3,3% 5,9% 6,9% 4,1% 2,9%

Vervulde vacatures
Vmbo 3,2% 2,7% 2,5% 2,9% 2,3% Havo/vwo 7,0% 2,9% 3,2% 5,0% 2,6% Vmbo-tl/havo/vwo 4,9% 3,3% 3,2% 4,0% 5,3% Vmbo/havo/vwo 4,0% 2,5% 2,5% 4,3% 3,3% Praktijkonderwijs 2,3% 5,4% 6,6% 3,4% 2,7%

Openstaande vacatures
Vmbo 0,9% 0,4% 0,0% 0,2% 0,6% Havo/vwo 0,3% 0,0% 0,2% 0,1% 0,1% Vmbo-tl/havo/vwo 0,3% 0,3% 0,2% 0,1% 0,3% Vmbo/havo/vwo 0,8% 0,5% 0,3% 0,2% 0,6% Praktijkonderwijs 1,9% 0,7% 0,3% 0,6% 0,8%


* In 2003 waren de verschillen tussen de ontstane en vervulde vacature-intensiteiten significant, p 2006 zijn de verschillen tussen de vervulde vacatures significant, p

54

Tabel B5-8 Vervulling vacatures leraren, in percentage van totaal fte, derde kwartaal
2006
Totaal, incl. Regulier* Vervanging* praktijkonder- wijs

Binnen eigen bevoegd gezag
Uitbreiding uren 5,4% 10,9% 6,2% Leraar van andere school 3,4% 4,7% 3,5% Verlenging/omzetting tijdelijk contract 1,8% 2,8% 2,1% Invaller vervangerpool 1,2% 2,4% 1,4% Anders 0,3% 0,0% 0,3% Totaal binnen eigen bevoegd gezag 12,1% 20,8% 13,5%

Buiten eigen bevoegd gezag
Leraar van andere school 58,2% 40,1% 55,7% Pas afgestudeerde leraar 11,9% 17,9% 12,6% Leraar in opleiding/nog niet afgestudeerd 9,6% 8,9% 9,3% Herintreder 0,7% 2,9% 1,1% Uit de beroepspraktijk 4,1% 6,1% 4,3% Zijinstromer (volgt zijinstroomtraject) 1,8% 0,0% 1,5% Invaller van de invallijst 0,0% 3,1% 0,4% Anders 1,7% 0,3% 1,5% Totaal buiten eigen bevoegd gezag 87,9% 79,2% 86,5%

Totaal aantal fte 366 fte 63 fte 435 fte


* Zoals in paragraaf 3.2 wordt uitgelegd, gaat het hier ook om vacatures die grotendeels regulier zijn of grotendeels vervanging betreffen.

Tabel B5-9 Vakken* waarvoor het totale aantal kandidaten in de periode 2004-2006 onder het gemiddelde lag
Aantal interne Aantal externe Totaal aantal kandidaten kandidaten kandidaten

Klassieke talen 0,2 2,5 2,4 Lichamelijke opvoeding 0,5 3,6 3,2 Natuurkunde 0,8 4,6 4,2 Huishoudkunde 0,6 5,5 4,9 Duits 0,6 5,9 5,4 Groepsleerkracht PRO 0,6 5,8 5,7 Informatica 0,6 6,0 5,9 Frans 0,8 7,0 6,3 Culturele en kunstzinnige 0,4 7,3 6,6 vorming
Klassieke en culturele vorming 0,5 7,4 6,6 Economie 0,8 7,5 6,7 Management en organisatie 0,7 8,2 6,8 Muziek 1,2 8,3 7,1

Gemiddeld aantal kandidaten 0,7 7,9 7,3


* Hier zijn alleen de vakken opgenomen waarvoor meer dan twintig vacatures zijn ontstaan.
---

Tabel B5-10 Percentage onvervulde uren naar regio, derde kwartaal 2006 Percentage onvervuld (in fte)*

Noord 4,1% Oost 10,5% West 15,7% Zuid 2,3%

Totaal aantal onvervulde fte 50 fte**


* Deze verschillen zijn significant, p** Het totaal aantal fte dat wordt uitgesplitst is klein, dus een kleine verandering kan al een grote verschuiving in de percentages tot gevolg hebben.

Tabel B5-11 Percentage onvervulde uren naar gemeenteomvang, derde kwartaal 2006 Percentage onvervuld (in fte)*

Vier grote steden 21,1%
21 Overige GSB-steden 4,2% Overige gemeenten 9,6%

Totaal aantal onvervulde fte 50 fte**


* Deze verschillen zijn bijna significant, p** Het totaal aantal fte dat wordt uitgesplitst is klein, dus een kleine verandering kan al een grote verschuiving in de percentages tot gevolg hebben.

Tabel B5-12 Percentage onvervulde uren naar functieniveau, derde kwartaal 2006 Percentage onvervuld (in fte)*

Voornamelijk eerstegraads 16,3% Voornamelijk tweedegraads 8,2% Niet van toepassing 3,0%

Totaal aantal onvervulde fte 50 fte**


* Deze verschillen zijn bijna significant, p** Het totaal aantal fte dat wordt uitgesplitst is klein, dus een kleine verandering kan al een grote verschuiving in de percentages tot gevolg hebben.

Tabel B5-13 Percentage onvervulde uren naar soort vacature, 3e kwartaal 2006 Percentage onvervuld (in fte)*

Voornamelijk regulier 7,6% Voornamelijk vervanging 19,5%

Totaal aantal onvervulde fte 50 fte**


* Deze verschillen zijn significant, p** Het totaal aantal fte dat wordt uitgesplitst is klein, dus een kleine verandering kan al een grote verschuiving in de percentages tot gevolg hebben.


56

Tabel B5-14 Vakken* met een bovengemiddeld percentage onvervulde uren in de periode
2004-2006
Percentage onvervuld (in fte)

Muziek 15,8% Verzorging (of uiterlijke verzorging) 15,5% Lichamelijke opvoeding 14,6% Duits 13,7% Geschiedenis 13,7% Techniek 12,4% Groepsleerkracht PRO 12,3% Natuurkunde 11,3% Engels 9,9%

Gemiddeld 2004-2006 8,6%


* Hier zijn alleen de vakken opgenomen waarvoor meer dan twintig vacatures zijn ontstaan.

Tabel B5-15 Percentage onbevoegde en gedeeltelijk bevoegde leraren, lio's en zijinstromers, derde kwartaal 2006 Percentage

Gedeeltelijk bevoegd (excl. lio's en zijinstromers)* 4,8% Onbevoegd (excl. lio's en zijinstromers)* 13,8% Lio's 9,3% Zijinstromers 1,8%


* Omdat de lio's en zijinstromers hier niet meer onder vallen, is het onwaarschijnlijk dat leraren in deze categorieën binnen afzienbare tijd een bevoegdheid halen.

Tabel B5-16 Percentage onbevoegde en gedeeltelijk bevoegde leraren, lio's en zijinstromers, derde kwartaal 2001-2006 Percentage


2001 27,8%
2002 30,2%
2003 25,0%
2004 29,7%
2005 23,2%
2006 28,2%


57

Tabel B5-17 Percentage onbevoegde en gedeeltelijk bevoegde leraren naar vakgebied, derde kwartaal 2006
Gedeeltelijk Totaal aantal Onbevoegd, %** bevoegd, % docenten*

Talen 23,4% 7,6% 197 Exacte vakken 26,1% 5,4% 160 Economie/handel/administratie 18,8% 6,3% 45 Maatschappijvakken/godsdienst 29,5% 4,8% 78 Culturele vorming/creatieve 9,7% 1,0% 90 vakken/lo
Technische vakken 17,1% 2,9% 22 Sociale en verzorgende vakken 31,8% 4,5% 24 AVO/groepsleerkracht SVO 12,0% 8,0% 19 Overige vakken 28,0% 0% 21


* Dit is het totaal aantal docenten dat is aangesteld en waarvan de bevoegdheid bekend is.
** Dit verschil is significant, p
Tabel B5-18 Percentage onbevoegde en gedeeltelijk bevoegde leraren naar vak, derde kwartaal 2006
Gedeeltelijk Totaal aantal Onbevoegd, %** bevoegd, % docenten*

Duits 29,8% 1,8% 38 Engels 23,9% 8,7% 55 Frans 24,4% 4,4% 35 Klassieke talen 29,4% 17,6% 16 Nederlands 16,1% 10,3% 50 Economie 20,5% 5,1% 35 Lichamelijke opvoeding 7,1% 0,0% 48 Muziek 18,8% 0,0% 15 Tekenen 0,0% 0,0% 9 Biologie 30,6% 8,2% 38 Natuurkunde 30,3% 9,1% 32 Scheikunde 27,3% 18,2% 21 Wiskunde 21,8% 0,9% 59 Aardrijkskunde 28,3% 3,8% 34 Geschiedenis 30,8% 7,7% 19 Maatschappijleer 30,8% 7,7% 14 Verzorging (of uiterlijke 30,0% 10,0% 10 verzorging)
Techniek 25,0% 0,0% 12 Groepsleerkracht PRO 12,0% 8,0% 19 Overige vakken 29,2% 0,0% 20


* Dit is het totaal aantal docenten dat is aangesteld en waarvan de bevoegdheid bekend is. We hebben alleen die vakgebieden opgenomen, waar meer dan tien docenten zijn aangesteld.
** Dit verschil is significant, p

58

Tabel B5-19 Percentage onbevoegde en gedeeltelijk bevoegde leraren naar graad, derde kwartaal 2006
Gedeeltelijk Totaal aantal Onbevoegd, %** bevoegd, %*** docenten*

Voornamelijk eerstegraads 16,0% 8,6% 125 Voornamelijk tweedegraads 24,0% 4,9% 482


* Dit is het totaal aantal docenten dat is aangesteld en waarvan de bevoegdheid bekend is.
** Dit verschil is significant, p
** Dit verschil is bijna significant, p
Tabel B5-20 Percentage onbevoegde en gedeeltelijk bevoegde leraren naar percentage cumi-leerlingen, derde kwartaal 2006 Gedeeltelijk Totaal aantal Onbevoegd, % bevoegd, %** docenten*

5 tot 25% cumi-leerlingen 24,7% 1,2% 71


* Dit is het totaal aantal docenten dat is aangesteld en waarvan de bevoegdheid bekend is.
** Dit verschil is significant, p
Tabel B5-21 Percentage onbevoegde en gedeeltelijk bevoegde leraren naar schooltype (GPL-groep), derde kwartaal 2006
Gedeeltelijk Totaal aantal Onbevoegd, %** bevoegd, %** docenten*

Vmbo 42,5% 0% 36 Havo/vwo 24,7% 1,1% 75 Vmbo-tl/havo/vwo 17,5% 4,8% 108 Vmbo/vmbo-tl/havo/vwo 23,2% 6,8% 417 Praktijkonderwijs 12,5% 3,1% 20


* Dit is het totaal aantal docenten dat is aangesteld en waarvan de bevoegdheid bekend is.
** Dit verschil is significant, p
Tabel B5-22 Percentage onbevoegde en gedeeltelijk bevoegde leraren naar regio, derde kwartaal 2006
Gedeeltelijk Totaal aantal Onbevoegd, %** bevoegd, % docenten*

Noord 18,8% 4,0% 91 Oost 19,2% 4,0% 133 West 29,0% 6,0% 250 Zuid 21,4% 6,8% 182


* Dit is het totaal aantal docenten dat is aangesteld en waarvan de bevoegdheid bekend is.
** Dit verschil is significant, p

59

Tabel B5-23 Vakken* met een bovengemiddeld percentage niet volledig bevoegde docenten in de periode 2004-2006 Gedeeltelijk Niet volledig Onbevoegd, % bevoegd, % bevoegd, %

Huishoudkunde 6,5% 32,7% 39,1% Klassieke talen 7,0% 28,1% 35,2% Economie 9,3% 25,8% 35,1% Engels 6,8% 26,0% 32,8% Informatica 7,1% 25,1% 32,2% Natuurkunde 7,5% 24,6% 32,1% Geschiedenis 9,2% 22,2% 31,4% Alg. natuurwetenschappen 6,6% 24,4% 31,1% Frans 6,4% 21,9% 28,2% Nederlands 7,3% 20,8% 28,0% Overig exact 4,7% 23,4% 28,0% Techniek 4,1% 23,8% 28,0% Overige vakken 2,3% 24,9% 27,2%

Gemiddeld 2004-2006 5,2% 21,7% 26,9%


* Hier zijn alleen de vakken opgenomen waarvoor meer dan twintig vacatures zijn ontstaan.

Tabel B5-24 Datum ontstaan openstaande vacatures, derde kwartaal 2003-2006
2003 2004 2005 2006

Tussen 16 en 30 32,7% 47,5% 41,6% 19,3% september
Tussen 1 en 15 september 7,9% 27,1% 25,2% 13,4% In augustus 34,7% 15,3% 27,6% 53,7% In juli 18,2% 4,4% 0,5% 0,0% Vóór juli 6,5% 5,7% 5,1% 13,6%

Totaal openstaand fte* 66 fte 49 fte 36 fte 69 fte


* Dit is het totaal aantal openstaand fte waarvan de ontstaansdatum bekend is.


60

Tabel B5-25 Knelpunten naar vakgebied in de periode 2004-2006 % Onbevoegden/ % Onvervulde Aantal gedeeltelijk uren kandidaten bevoegden

Sociale en verzorgende vakken 12,3% 31,1% 5,8 Technische vakken 12,2% 28,2% 6,8 AVO/groepsleerkracht VSO 11,9% 17,3% 5,5 Cult. vorming/creatief, lo 10,4% 10,8% 6,6 Talen 8,9% 29,7% 6,8 Maatschappij,godsdienst 7,7% 26,2% 8,9 Exact 6,9% 29,6% 7,4 Economie, handel, admin. 6,8% 35,2% 7,2

Gemiddeld 2004-2006 8,6% 26,9% 7,3

Tabel B5-26 Knelpunten naar vak*, derde kwartaal 2006 % Onbevoegden/ Gemiddeld % Onvervulde gedeeltelijk aantal uren bevoegden kandidaten

Duits 21,2% 31,6% 4,0 Engels 19,3% 32,6% 8,3 Frans 6,3% 28,9% 5,1 Nederlands 11,6% 26,4% 7,8 Scheikunde 10,7% 45,5% 3,5 Natuurkunde 4,3% 39,4% 5,9 Wiskunde 8,5% 22,7% 7,4 Aardrijkskunde 2,2% 32,1% 5,3 Economie 8,2% 25,6% 4,0 Lichamelijke opvoeding 4,9% 7,1% 5,9 Biologie 0,0% 38,8% 4,9

Totaal 9,4% 28,2% 6,8


* Hier zijn alleen de vakken opgenomen waarvoor meer dan twintig vacatures zijn ontstaan.


61


62

BIJLAGE 6

Tabellen bij hoofdstuk 4
Tabel B6-1 Populatieschatting aantal vacatures ondersteunend personeel vo, derde kwartaal 2001-2006

2001 2002 2003 2004 2005 2006

Ontstaan 910 613 451 427 597 469 Vervuld 735 666 543 414 664 551 Vervallen 34 39 16 21 18 0 Openstaand 226 194 69 63 63 62

Tabel B6-2 Populatieschatting omvang vacatures ondersteunend personeel vo, derde kwartaal 2001-2006, fte

2001 2002 2003 2004 2005 2006

Ontstaan 652 429 314 288 417 342 Vervuld 519 473 378 285 462 394 Vervallen 16 21 5 14 8 0 Openstaand 169 133 50 37 44 43

Tabel B6-3 Vacature-intensiteiten ondersteunend personeel vo, derde kwartaal 2001-
2006

2001 2002 2003 2004 2005 2006

Ontstaan 4,6% 2,8% 1,9% 1,8% 2,8% 2,2% Vervuld 3,6% 3,1% 2,3% 1,8% 3,1% 2,5% Vervallen 0,1% 0,1% 0,0% 0,1% 0,1% 0,0% Openstaand 1,2% 0,9% 0,3% 0,2% 0,3% 0,3%


63

Tabel B6-4 Vacature-intensiteiten naar schooltype, derde kwartaal 2002-2006*
2002 2003 2004 2005 2006

Ontstane vacatures
Regulier vo 2,8% 1,9% 1,8% 2,7% 2,2% Praktijkonderwijs 2,4% 4,2% 1,3% 4,5% 1,4%

Vervulde vacatures
Regulier vo 3,0% 2,2% 1,8% 3,1% 2,5% Praktijkonderwijs 6,5% 4,8% 2,6% 3,8% 2,1%

Openstaande vacatures
Regulier vo 0,9% 0,3% 0,2% 0,2% 0,0% Praktijkonderwijs 0,4% 0,0% 0,0% 1,4% 0,3%


* De verschillen tussen het reguliere vo en het praktijkonderwijs zijn in geen van de jaren significant.

Tabel B6-5 Vacature-intensiteiten naar regio, derde kwartaal 2002-2006*
2002 2003 2004 2005 2006

Ontstane vacatures
Noord 3,1% 1,6% 1,2% 2,4% 1,7% Oost 3,0% 2,4% 2,5% 3,7% 2,8% West 2,6% 1,8% 1,4% 2,7% 2,4% Zuid 2,9% 1,9% 2,5% 2,4% 1,5%

Vervulde vacatures
Noord 2,6% 1,7% 1,6% 2,2% 1,9% Oost 3,1% 3,6% 2,3% 4,2% 2,6% West 2,9% 1,9% 1,4% 3,1% 2,7% Zuid 3,8% 2,1% 2,2% 2,6% 2,3%

Openstaande vacatures
Noord 0,7% 0,0% 0,0% 0,4% 0,1% Oost 0,9% 0,4% 0,4% 0,3% 0,6% West 1,4% 0,4% 0,1% 0,3% 0,3% Zuid 0,1% 0,3% 0,4% 0,2% 0,1%


* De verschillen tussen de regio's zijn in geen van de jaren significant.


64

Tabel B6-6 Vacature-intensiteiten naar gemeenteomvang, derde kwartaal 2002-2006
2002 2003 2004 2005 2006

Ontstane vacatures*
Vier grote steden 3,4% 2,2% 1,1% 2,9% 1,9%
21 overige GSB-steden 2,8% 2,0% 1,9% 1,8% 1,6% Overige gemeenten 2,7% 1,8% 2,0% 3,2% 2,4%

Vervulde vacatures*
Vier grote steden 2,0% 2,4% 1,1% 3,0% 1,9%
21 overige GSB-steden 4,4% 3,2% 1,5% 2,6% 1,7% Overige gemeenten 3,1% 2,0% 2,1% 3,4% 2,8%

Openstaande vacatures
Vier grote steden 2,9% 0,3% 0,0% 0,0% 0,4%
21 overige GSB-steden 0,3% 0,4% 0,4% 0,2% 0,4% Overige gemeenten 0,6% 0,3% 0,2% 0,4% 0,2%


* De verschillen naar gemeenteomvang waren in 2004 significant (p
Tabel B6-7 Fte ontstaan naar categorie personeel, derde kwartaal 2006 Percentage van ontstaan fte

Onderwijsondersteunend personeel
Onderwijsassistent 15,5% Technisch onderwijsassistent 17,9% Mediatheek/bibliotheekmedewerker 3,2% Zorgpersoneel 2,8% Anders 8,9% Totaal oop 42,7 fte

Organisatie- en beheerspersoneel
Administratief/secretarieel 16,9% Beheer/onderhoudsmedewerker 10,4% Systeembeheerder/ICT-medewerker 9,3% Schoonmaakpersoneel 3,3% Anders 11,8% Totaal obp 45,7 fte

Totaal aantal fte ontstaan 88,4 fte


65

Tabel B6-8 Ontstaansoorzaken van vacatures, oop en obp, derde kwartaal 2006 Oop Obp Totaal

Regulier
Nieuwe functie 25,8% 16,3% 23,5% Groei 21,3% 25,1% 22,2% Vrijwillig vertrek (buiten onderwijs) 5,1% 3,2% 4,6% Natuurlijk verloop (FPU, BAPO, Wia e.d.) 5,4% 1,1% 4,4% Vrijwillig vertrek (binnen onderwijs) 13,7% 2,1% 14,6% Reorganisatie/fusie 2,8% 1,9% 2,6% Ontslag van vast of tijdelijk personeel 4,4% 1,4% 3,7% Regulier maken/opheffen id-baan 0,0% 6,7% 1,6% Urenvermindering 1,1% 0,0% 0,8%

Vervanging
Ziekte 10,5% 2,3% 8,6% Zwangerschaps-/ouderschapsverlof 1,0% 1,4% 1,1% Buitengewoon/opfris-/spaarverlof 0,0% 2,3% 0,6%

Anders 6,4% 21,1% 10,0%

Totaal aantal fte ontstaan 81 fte 26 fte 107 fte

Tabel B6-9 Herkomst nieuwe medewerkers, oop en obp, derde kwartaal 2006 Oop Obp Totaal

Bedrijfsleven/overheid 30,1% 34,6% 31,3% Geen baan (WW, Wia e.d.) 12,9% 5,8% 11% Van een school binnen het bestuur 11,2% 15,1% 12,2% Van een school buiten het bestuur 22,8% 8,0% 18,8% Rechtstreeks van school 9,0% 5,6% 8,1% Uit de zorgsector 3,1% 2,1% 2,8% Van een andere onderwijssector 7,1% 19,5% 10,5% Anders 3,8% 9,3% 5,3%

Totaal aantal fte (deels) vervuld 68 fte 25 fte 93 fte


66

BIJLAGE 7

Regio-indeling en GSB-gemeenten
Tabel B7-1 Regio-indeling op basis van RBA-indeling RBA Regio


1 Groningen Noord
2 Friesland Noord
3 Drenthe Noord
4 IJssel-Vecht/Twente Oost
5 Midden-IJssel/Veluwe Oost
6 Arnhem/Oost-Gelderland/Rivierenland Oost
7 Flevoland Oost
8 Midden-Nederland West
9 Noord-Holland Noord West
10 Zuidelijk Noord-Holland West
11 Rijnstreek West
12 Haaglanden West
13 Rijnmond West
14 Zeeland Zuid
15 Midden- en West-Brabant Zuid
16 Noordoost-Brabant Zuid
17 Zuidoost-Brabant Zuid
18 Limburg Zuid


67

Tabel B7-2 Grote-stedenbeleid gemeenten*
Gemeente

G4 Amsterdam
Rotterdam
Den Haag
Utrecht

G15 Groningen
Nijmegen
Eindhoven
Arnhem
Enschede
Tilburg
Breda
Den Bosch
Maastricht
Leeuwarden
Almelo
Deventer
Zwolle
Hengelo
Helmond

G6 Dordrecht
Heerlen
Haarlem
Leiden
Schiedam
Venlo


* De G15-gemeenten en de G6-gemeenten worden samen ook wel de G21 genoemd.


68

BIJLAGE 8

Verschil met vacaturemeting van het CBS
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) publiceert net als Regioplan regelmatig statistieken over vacatures in alle sectoren van de arbeidsmarkt en dus ook over vacatures in het onderwijs. Deze statistieken zijn het resultaat van kwartaalmetingen die het CBS uitvoert onder bedrijven en instellingen en waarbij een viertal vragen wordt gesteld:

· het aantal vacatures aan het einde van het kwartaal;
· het aantal vacatures dat in het kwartaal vervuld is;
· het aantal vacatures dat tijdens het kwartaal ontstaan is;
· het aantal vacatures dat tijdens het kwartaal vervallen is, zonder dat zij vervuld is.1

De vacaturecijfers die het CBS publiceert over het onderwijs zijn echter niet zonder meer vergelijkbaar met de cijfers van de Arbeidsmarktbarometers Onderwijs van Regioplan. Hoewel Regioplan met de Arbeidsmarktbarometers zo veel mogelijk aansluit bij de definities van het CBS, is er een aantal belangrijke verschillen tussen de twee onderzoeken:


· CBS onderscheidt twee sectoren: po Regioplan onderscheidt drie sectoren: po (bo en sbo/wec) en vo (inclusief bve) (bo en sbo/wec), vo en bve


· CBS vraagt naar alle vacatures en Regioplan maakt onderscheid naar vaca- maakt geen onderscheid naar functie tures voor management, onderwijzend en ondersteunend personeel


· CBS benadert het onderwijs op Regioplan benadert het onderwijs op bestuursniveau schoolniveau voor vacatures voor onder- wijzend en ondersteunend personeel en op bestuursniveau voor managementva- catures


· CBS werkt met een panel waarvan Regioplan benadert elke periode een jaarlijks een deel wordt vervangen ander deel van de populatie


· CBS vraagt naar aantallen vacatures Regioplan vraagt naar aantallen én naar fte's


· CBS voert kwartaalmetingen uit Regioplan voert in het po kwartaalme- tingen uit, maar werkt in het vo en de bve met een combinatie van kwartaalme- tingen en maandmetingen


1 Naast de kwartaalmetingen worden er tweejaarlijks uitgebreide metingen gehouden, waarbij er meer vragen beantwoord moeten worden over de aard van de vacatures.


69

Daarnaast is in een gesprek met het CBS duidelijk geworden dat het CBS een minder strikte definitie voor vacatures hanteert dan Regioplan. Voor het CBS ontstaat een vacature op het moment dat ervoor geworven wordt. Als men bijvoorbeeld in juni weet dat er in het nieuwe schooljaar een vacature vervuld moet zijn, wordt die vacature bij het CBS al meegerekend bij de ontstane vacatures van juni en bij Regioplan pas in het nieuwe schooljaar. Met andere woorden: voor Regioplan ontstaat een vacature op het moment dat de vacature daadwerkelijk vervuld moet zijn. Hierdoor zijn juist rond de zomervakantie verschillen tussen de resultaten van beide metingen niet denkbeeldig.


70

BIJLAGE 9

Definities van de belangrijkste begrippen
Vacatures
Een vacature is een arbeidsplaats waarvoor intern (binnen het bestuur) en/of extern (buiten het bestuur) personeel wordt gezocht dat onmiddellijk of zo spoedig mogelijk geplaatst kan worden. Het kan daarbij gaan om een reguliere vacature of een vacature voor vervanging voor langer dan drie weken.

Vacante uren
Een vacature bestaat uit vacante uren waarvoor geworven wordt. Dit kan zowel reguliere uren als vervangingsuren betreffen.

Vacaturevoorraad
Het totaal aantal vacatures (uitgedrukt in fte) dat in een bepaalde periode is ontstaan.

Vacature-intensiteit
De totale vacaturevoorraad als percentage van de totale werkgelegenheid.

Vacante reguliere uren
Reguliere uren zijn structurele uren die niet vacant worden door vervanging, maar door andere oorzaken. Hierbij gaat het meestal om groei, verloop of vrijwillig vertrek, maar ook om intern schuiven met uren (hetzij binnen één school, hetzij tussen scholen die onder hetzelfde bestuur vallen).

Vacante vervangingsuren
Vervangingsuren zijn uren die vacant worden door tijdelijke afwezigheid van een docent wegens ziekte, zwangerschapsverlof, ouderschapsverlof, opfrisverlof of anderszins.

Vacante eerstegraads uren
Vacante eerstegraads uren zijn uren waarvoor een docent met een eerstegraads bevoegdheid wordt gezocht. Dit zijn docenten die bevoegd zijn om les te geven aan de bovenbouw van havo en vwo.


71

Vacante tweedegraads uren
Vacante tweedegraads uren zijn uren waarvoor een docent met een tweede- graads bevoegdheid gezocht wordt. Dit zijn docenten die bevoegd zijn om les te geven aan de onder- en bovenbouw van het vmbo en aan de onderbouw van havo en vwo. Docenten met een tweedegraads bevoegdheid zijn dus niet bevoegd om les te geven aan de bovenbouw van havo en vwo.

Onvervulde uren
Onvervulde uren zijn uren die noch via externe werving of werving binnen het eigen bevoegd gezag, noch door interne uitbreiding van uren of het schuiven met uren zijn vervuld. Uren waarvoor noodoplossingen zijn toegepast, zoals personeel met andere taken voor de groep zetten, of het samenvoegen van groepen, worden als onvervuld beschouwd.

Openstaande vacaturevoorraad
Het totaal aantal fte dat op de peildatum nog niet vervuld was.

Openstaande vacature-intensiteit
De onvervulde vacaturevoorraad als percentage van de totale werk- gelegenheid.

Aangestelde bevoegde docenten
Aangestelde bevoegde docenten zijn op vacatures aangestelde docenten die (minimaal) de bevoegdheid hebben die bij de desbetreffende vacature gevraagd werd.

Aangestelde onbevoegde en gedeeltelijk bevoegde docenten Aangestelde gedeeltelijk bevoegde docenten zijn op vacatures aangestelde docenten die niet de bevoegdheid hebben die bij de desbetreffende vacature gevraagd werd. Zo is een docent die (nog) geen tweedegraads bevoegdheid heeft en die wordt aangesteld op een vacature die bestaat uit tweedegraads uren, niet bevoegd. Een docent met alleen een tweedegraads bevoegdheid, aangesteld op een vacature die bestaat uit eerstegraads uren, is gedeeltelijk bevoegd.

Zijinstromers
Zijinstromers zijn aspirant-leraren die geen lerarenopleiding hebben doorlopen. Die zijinstromers moeten in het bezit zijn van een geschiktheidverklaring die drie beoordelingen inhoudt. In de eerste plaats wordt onderzocht of de gevolgde opleiding en de maatschappelijke en beroepservaring van de betrokkene van voldoende belang zijn voor het beroep. De zijinstromer dient in het bezit te zijn van een getuigschrift hoger onderwijs of, voor het verzorgen van beroepsgerichte vakken in het vmbo, van een getuigschrift middelbaar beroepsonderwijs. Ten tweede moet via assessment worden vastgesteld of de betrokkene in voldoende mate beschikt over kennis en vaardigheden om onderwijs te kunnen geven. In de derde


72

plaats moet worden vastgesteld welke scholing en begeleiding noodzakelijk wordt geacht om de vereiste bekwaamheid te bereiken.

Ondersteunend personeel
Met betrekking tot het ondersteunend personeel worden twee categorieën onderscheiden. Onder onderwijsondersteunend personeel (oop) verstaan we alleen het ondersteunend personeel dat direct betrokken is bij het primaire proces. Het gaat zowel om lesondersteunende functies (onderwijsassistent, klassenassistent, technisch onderwijsassistent, mediathecaris en dergelijke), als om zorgfuncties (logopedist, maatschappelijk deskundige, orthopedagoog, psycholoog en dergelijke). Met de tweede categorie ondersteunend personeel, het organisatie- en beheerspersoneel (obp), bedoelen we het ondersteunend personeel dat niet direct betrokken is bij het primaire proces. Hierbij moet gedacht worden aan administratieve functies (administratief en financieel medewerker, personeelsmedewerker), onderhouds- en beheerspersoneel (conciërge, onderhoudsmedewerker), schoonmaakpersoneel en een ICT- medewerker of een systeembeheerder en dergelijke.


73


74

BIJLAGE 10

Afkortingen
ADV Arbeidsduurverkorting BAPO Bevordering arbeidsparticipatie ouderen Cfi Centrale financiën instellingen1 FPU Flexibele pensionering en uittreding Fte Fulltime equivalent GPL Gemiddelde personele last2 GSB-gemeenten Grote stedenbeleid-gemeenten Id-baan Instroom-/doorstroombaan Lio Leraar in opleiding OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Obp Organisatie- en beheerspersoneel Oop Onderwijsondersteunend personeel Vo Voortgezet onderwijs RBA Regionaal bestuur voor de arbeidsvoorziening Wia Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen


1 Cfi is een uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen die belast is met de bekostiging van onderwijsinstellingen en informatievoorziening over en aan onderwijsinstellingen.


2 De GPL wordt per schoolsoort vastgesteld in het kader van de lumpsumfinanciering, vandaar de term GPL-groep.


75


76