Jongeren in Noord-Nederland, Flevoland en Zeeland eerder uit huis
30.01.2007
In Noord-Nederland, Flevoland en Zeeland verlaten kinderen eerder het
ouderlijk huis dan in de rest van Nederland. Dit komt doordat het voor
jongeren in deze perifere gebieden lastiger is om op korte afstand
hoger onderwijs te volgen of een baan te vinden. In Noord-Brabant
wachten jongeren het langst met het uit huis gaan. Het verschil met de
buurprovincie Zeeland bedraagt ruim een jaar.
Dit zijn enkele bevindingen van het Ruimtelijk Planbureau (RPB) en het
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in de gezamenlijke publicatie
âRegionale huishoudensdynamiek. Achtergronden bij de regionale
huishoudensprognoses met het model PEARLâ, die op 30 januari is
verschenen. In de studie worden aan de hand van waarnemingen in de
periode 1996-2004 verschillende aspecten van de levensloop
geanalyseerd, zoals uit huis gaan, gaan samenwonen, uit elkaar gaan en
in een verzorgingshuis gaan wonen. Bij deze analyse van de levensloop
ligt de nadruk op de regionale variatie én op verschillen tussen
autochtonen en allochtonen.
---
Vroeg uit huis in perifere én 'dure' gemeenten
In het algemeen gaan meisjes eerder uit huis dan jongens. Meisjes zijn
gemiddeld 21 jaar als ze op zichzelf gaan wonen; jongens zijn
gemiddeld twee jaar ouder. Het moment waarop jongeren het ouderlijk
huis verlaten verschilt behoorlijk tussen de verschillende regioâs en
gemeenten. Zo gaan jongeren vroeg uit huis in plaatsen als Texel,
Harlingen en Hulst, perifere gemeenten in Noord-Nederland en Zeeland.
Maar ook in de (niet-perifere) gemeenten Bloemendaal, Bussum, Naarden
en Haren gaan jongeren vroeg uit huis. Deze gemeenten staan bekend om
hun relatief rijke bevolking en een naar verhouding duur
woningbestand.
Voor een strook van plattelandsgemeenten in Overijssel, Noord-Brabant,
noordelijk Limburg, het Groene Hart en de regio West-Friesland geldt
daarentegen dat kinderen gemiddeld laat uit huis gaan. Veel van deze
gemeenten liggen in de âBibleBeltâ een zone die schuin door Nederland
loopt en wordt gekenmerkt door relatief veel inwoners met een
strengprotestantse achtergrond.
De leeftijd waarop jongens en meisjes uit huis gaan, kan tussen
verschillende gemeenten in Nederland dan ook behoorlijk verschillen.
Zo gaan jongens in Edam-Volendam gemiddeld 5 jaar later uit huis dan
in Texel.
Niet-westerse allochtone jongeren eerder uit huis
Turkse en Marokkaanse jongeren verlaten het ouderlijk huis eerder dan
autochtone jongeren. Voor Turkse en Marokkaanse meisjes geldt dat ze
gemiddeld al op hun negentiende jaar uit huis gaan, twee jaar eerder
dan autochtone meisjes. Turkse en Marokkaanse jongens verlaten het
ouderlijk huis als ze 20 zijn, wat gemiddeld dus zelfs zoân drie jaar
eerder is dan autochtone jongens. Ook Surinaamse, Antilliaanse en
Arubaanse jongeren gaan eerder uit huis, maar bij hen is het verschil
met autochtonen minder groot.
De woonsituatie waarin Turkse en Marokkaanse jongeren terechtkomen
nadat zij uit huis zijn gegaan verschilt nogal van die van
autochtonen. Een aanzienlijk deel â zoân 30 procent â gaat eerst bij
familie, kennissen of vrienden inwonen. Van de autochtone jongeren die
uit huis gaan gaat maar 10 procent bij anderen inwonen.
In de grote steden verlaten jongeren vaak eerder het ouderlijk huis
dan in andere gemeenten. Dit komt vooral door het grotere aandeel van
niet-westerse allochtone jongeren in die steden. Zo trekken jongens in
Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht gemiddeld een jaar eerder
weg bij hun ouders dan jongeren in de rest van Nederland.
---
Regionale huishoudensdynamiek. Achtergronden bij de regionale
huishoudensprognoses met het model PEARL, Andries de Jong, Peteke
Feijten, Carola de Groot, Carel Harmsen, Mila van Huis, Frank
Vernooij, Rotterdam/Den Haag: NAi Uitgevers/RPB.
ISBN 9056625934 / 9789056625931
Prijs ⬠22,50
Te bestellen bij de boekhandel of via NAi Boekverkopers, telefoon 010
4401203
---
Voor een recensie-exemplaar (uitsluitend voor pers) of meer
informatie:
Ruimtelijk Planbureau, Bureau Communicatie, Paul Splinter, telefoon
070 3288 746 of 06 5267 1626; splinter@rpb.nl.