Nederlands Instituut voor Ecologie


Embargo van het tijdschrift t/m 31 januari 02.00 u

Persbericht, 25 januari 2007

Ongevaarlijke vormen van vogelgriep maken wilde vogels toch echt ziek:

'lichte' vogelgriep vertraagt trekkende zwanen enorm

NIEUWERSLUIS (Utr.) / ROTTERDAM / WIERINGERWERF - Trekkende zwanen met slechts een licht ziekteverwekkend vogelgriepvirus onder de leden vertrekken meer dan een maand later uit Nederland dan gezonde vogels. Ook eten ze minder snel en vliegen ze kortere etappes. Onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) en de Afdeling Virologie van het Erasmus MC melden dit volgende week woensdag in het nieuwe wetenschappelijke tijdschrift PLoS ONE. En dat terwijl iedereen dacht dat deze 'lichte' virusvormen wilde vogels niet ziek maken. Bovendien kan het invloed hebben op de verspreiding van griep.

Eigenlijk zouden wilde vogels er geen last van horen te hebben. Maar nu denkt de wetenschap wel anders. Ook de zogenaamde 'laag-pathogene' vogelgriepvirussen blijken aanzienlijke effecten te hebben op vogels. De kleine zwaan (Cygnus columbianus bewickii) is een trekvogel die broedt in Noord-Rusland en overwintert in West-Europa - en vooral Nederland. Bij deze soort hebben ecologen en virologen samen vastgesteld dat besmette dieren pas eind januari à begin februari beginnen te trekken, terwijl gezonde soortgenoten dat al eind december doen. Ook is het volgende 'tankstation' maar zo'n 35 kilometer verderop in plaats van 250. Zieke dieren vetten langzamer op: ze nemen minder happen voedsel per uur en hun vertering lijkt minder goed afgesteld. Waarschijnlijk moeten ze meer energie dan anders in hun immuunsysteem steken.

Ziek zijn is voor mensen al niet leuk, maar een paar weken 'bedrust' kan een trekvogel in grote problemen brengen. Onderzoeker Jan van Gils van het NIOO: "De zieke zwanen hebben duidelijk last van een besmetting met lichte griep. Door de vertraging kan zo'n trekvogel te laat aankomen in zijn broedgebied. Al met al hebben de laag-pathogene virussen een veel grotere impact dan gedacht. Door het tragere trekken komen zieke vogels met veel meer (gezonde) vogels in aanraking. Zo kan het griepvirus zich misschien sneller verspreiden dan gedacht."

Meer kennis over de licht ziekteverwekkende (laag-pathogene) vogelgriepvirussen is erg belangrijk. Van Gils: "Deze virustypen vormden tot nu toe eigenlijk altijd de bron voor dodelijke grieppandemieën zoals de Spaanse griep. Juist de in eerste instantie niet-dodelijke virussen kunnen door (wilde of tamme) vogels ver verspreid worden, omdat ze blijven leven." Pas na vermenging met menselijke griepvirussen kan een voor mensen nieuwe en zeer dodelijke variant ontstaan. "Voor vogels fatale, 'hoog-pathogene' griepvirussen ontstaan waarschijnlijk bij intensieve pluimveehouderij."

Aan het onderzoek doen 25 zwanen mee. De dieren werden gevangen in de Wieringermeerpolder en daarna gemeten, gewogen en bemonsterd op de aanwezigheid van griepvirussen. Twaalf kleine zwanen kregen van de onderzoekers een GPS-halsband van zo'n 80 gram. Zo konden ze de zwanen op hun omzwervingen in Nederland heel precies volgen. Vanaf 300 meter afstand zijn alle 'reisgegevens' van een zwaan draadloos uit te lezen. Daarnaast kunnen vogelaars langs de hele trekroute het nummer op de halsbanden aflezen en doorgeven. Van de twaalf vogels hadden er twee vogelgriep (influenza A): type H6N2 en H6N8. Dit zijn onder wilde watervogels veel voorkomende, 'lichte' virustypen. Een paar zwanen hadden eerder griep onder de leden, maar waren daar weer helemaal van hersteld en deden niet meer onder voor hun soortgenoten. De zieke zwanen van vorige winter zijn nu ook weer fit.

De onderzoekers publiceren hun verrassende resultaten in PLoS ONE. Dit tijdschrift van de Public Library of Science komt uit sinds december 2006. Het staat op internet en is vrij toegankelijk. Het nieuwe aan dit wetenschappelijke tijdschrift is, dat het interactief is. Lezers discussiëren met de auteurs en onderling. Bijna een wetenschappelijke chat dus.

Het NIOO is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het land. Op het NIOO-Centrum voor Limnologie in Nieuwersluis richten de onderzoekers zich op het leven in en rond het zoete water, met bijzondere aandacht voor wetlands.