Ministerie van Financiën

Kamerbrief inzake Invoering Vaste VeranderMomenten

Brief | 01-02-2007 | nr IPAL07-24

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Datum

Uw brief (Kenmerk)

Ons kenmerk


1 februari 2007

IPAL 2007-00024 M

Onderwerp

Vaste VeranderMomenten (VVM)


1. Inleiding

Een veelgehoorde klacht van bedrijven en instellingen is de frequente wijziging van wet- en regelgeving gedurende het jaar, met als gevolg dat hiervoor continue aandacht noodzakelijk is. Deze frequente wijzigingen leiden ook tot extra nalevingkosten voor bijvoorbeeld aanpassing van de administratie en ICT voorzieningen van een bedrijf.

Dit is ook naar voren gekomen bij de Top 10 van hinderlijke regels van de Commissie Stevens, waarbij is gepleit voor de invoering van een systeem van 'common commencement dates' - ofwel vaste verandermomenten -, zoals in het Verenigd Koninkrijk wordt toegepast. Bij een dergelijk systeem gaan wijzigingen in wet- en regelgeving op een beperkt aantal vaste momenten in, hebben ondernemers en instellingen een minimale invoeringstermijn om de eigen organisatie op de wijziging voor te bereiden en wordt voorzien in tijdige informatievoorziening en consultatie.

Onderzoek onder bedrijven en onderwijs- en zorginstellingen afgelopen zomer heeft bevestigd dat bedrijven en instellingen positief staan tegenover een dergelijk systeem van vaste verandermomenten en redelijke invoeringstermijnen1.

In de kabinetsbrief van oktober 2006 over administratieve lasten voor bedrijven2 is toegezegd uw Kamer te informeren over de wijze waarop de zogenoemde vaste verandermomenten en redelijke invoeringstermijnen in 2007 zullen worden toegepast op een aantal terreinen.

Deze brief heeft tot doel u te informeren over hoe er vanaf 2007 zal worden geëxperimenteerd met vaste inwerkingtredingdata en invoeringstermijnen op de volgende terreinen:
* AWBZ-regelgeving

* Etikettering (Warenwet- en regelgeving)

* Primair en Voortgezet Onderwijs

* Milieuwet- en regelgeving

* Bouwwet- en regelgeving

* Financiële markten wet- en regelgeving

* Fiscale wet- en regelgeving

Daarbij dient overigens te worden opgemerkt dat op een aantal terreinen al wordt gewerkt met bijvoorbeeld vaste inwerkingtredingdata of vroegtijdig informeren, maar dat de andere kenmerken nog niet worden toegepast. Daarom zal op alle genoemde terreinen worden gekeken naar mogelijkheden van verdere verbetering van de werkwijze.

Medio 2008 zal op basis van een evaluatie bekeken worden of de gekozen toepassingen van VVM werkbaar zijn gebleken voor alle betrokken partijen en of deze werkwijze al tegemoet komt aan de door bedrijven en instellingen geuite klachten over invoering van wet- en regelgeving.


2. Doelstellingen

Teneinde bedrijven en instellingen in een vroeg stadium en op een duidelijke wijze inzicht te geven in de wet- en regelgeving die op hen van toepassing zal worden en hen een redelijke termijn te geven zich daarop voor te bereiden, zijn er drie met elkaar samenhangende elementen van belang, te weten:
1) vaste inwerkingtredingdata voor wet- en regelgeving;
2) een redelijke invoeringstermijn; en

3) tijdige en duidelijke informatievoorziening omtrent de in voorbereiding zijnde wet- en regelgeving met effecten voor bedrijven en instellingen.

In deze brief wordt verder toegelicht hoe de eerste twee elementen (VVM) op zeven terreinen in 2007 zullen worden opgepakt.

Wat punt 3 betreft, bent u tevens in eerder genoemde kabinetsbrief geïnformeerd over het feit dat het kabinet heeft besloten om vanaf 1 april 2007 via de website www.bedrijvenloket.nl bedrijven en instellingen aan de hand van een zo volledig mogelijk overzicht tijdig te informeren over de voor hen relevante aankomende wet- en regelgeving. Voor onderwijsinstellingen geschiedt dit ook via de sites van OCW en/of CFI. Bij LNV zal aansluiting worden gezocht met het LNV-loket.

Consultatiemogelijkheden over wet- en regelgeving in voorbereiding spelen in dit stelsel eveneens een belangrijke rol. Dit element wordt echter afzonderlijk opgepakt in het project 'Openbare internetconsultatie' in het kader van het programma 'Bruikbare rechtsorde' van het ministerie van Justitie3.

3. Vaste verandermomenten

Op basis van het eerder genoemde onderzoek, de ervaringen met betrekking tot de zeven domeinen en de lessen uit het Verenigd Koninkrijk zal de werkwijze in het VVM-ontwikkeltraject er als volgt uit zien. In de bijlage treft u de specifieke uitwerking op de zeven genoemde domeinen.

3.1 Vaste inwerkingtredingdata

De voorkeursvariant voor bedrijven en instellingen is dat op nog maar twee momenten per jaar wet- en regelgeving in werking kan treden: op 1 januari en op 1 juli. De meeste bedrijven in het onderzoek gaven de voorkeur aan twee momenten in een jaar. Een wat kleinere groep heeft een voorkeur voor vier momenten in een jaar. Kleine bedrijven en instellingen hebben juist een voorkeur voor slechts één moment van wijzigingen per jaar. Het kabinet zal naast de voorkeursvariant ook andere varianten toetsen, zoals één of meerdere vaste inwerkingtredingdata per jaar of per domein verschillende vaste inwerkingtredingdata. Voor bijvoorbeeld het ministerie van OCW gelden andere data omdat men uitgaat van het schooljaar.

Uit de evaluatie en specifieke sectorconsultaties zal moeten blijken of twee vaste inwerkingtredingdata haalbaar zijn of dat moet worden overgegaan op meer of juist minder data per jaar. Uiteraard proberen we hier zoveel mogelijk aan te sluiten op de wensen van bedrijven en instellingen.

3.2 Invoeringstermijn

Er wordt uitgegaan van een minimum invoeringstermijn van drie maanden. Deze termijn vangt aan op het tijdstip van officiële publicatie van de desbetreffende regeling. Op een aantal van de zeven terreinen wordt dit streven naar een minimum invoeringstermijn van drie maanden echter niet gehaald. Dit heeft te maken met de afspraken in Europese richtlijnen of anderszins door bijvoorbeeld begrotingsbehandelingen tussen Prinsjesdag en de inwerkingtreding (veelal 1 januari). Welke invoeringstermijn redelijk is, is afhankelijk van de specifieke gevolgen van de wet- en regelgeving. Bij sommige wet- en regelgeving zal een termijn van 3 maanden zelfs te kort zijn en in andere gevallen ruim voldoende.

Gelet op het hierboven gestelde, is in beginsel een minimum invoeringstermijn van drie maanden het streven. Dit is mede afhankelijk van de politiek-bestuurlijke besluitvorming en van de verschillende actoren in het wet- en regelgevingproces. Bijvoorbeeld de datum voor inwerkingtreding voor maatregelen die direct voortvloeien uit de begrotingen ligt in beginsel vast op 1 januari. De lengte van de feitelijke invoeringstermijn daarvoor is de periode tussen de begrotingsbehandeling en 1 januari.


4. Praktijk

4.1 VVM en het beleid- en wetgevingsproces

Uitgangspunt is dat het werken met VVM geen formele veranderingen met zich meebrengt voor het beleids- en wetgevingsproces. De invoering van VVM zal naar verwachting wel leiden tot een cultuurverandering bij de actoren in het beleids-, wetgevings- en politiek-bestuurlijke besluitvormingsproces. De bedoeling is dat met het invoeren van VMM door een betere planning, discipline en organisatie van het beleids- en wetgevingsproces juist meer duidelijkheid wordt verschaft voor bedrijven en instellingen over de inwerkingtreding van alle nieuwe wet- en regelgeving. Daarbij is gekozen voor een ontwikkeltraject, waarbij de evaluatie medio 2008 meer inzicht zal geven in de gevolgen van het systeem en eventuele mogelijkheden voor verdere verbetering.

4.2 Reikwijdte en afbakening

Onder de reikwijdte van VVM valt wet- en regelgeving met effecten voor bedrijven en instellingen, waarbij met name de vraag van belang is of bedrijven en instellingen kosten moeten maken om bedrijfsprocessen of de organisatie aan te passen aan nieuwe wet- en regelgeving en hoeveel tijd zij daarvoor redelijkerwijs nodig hebben.

De toepassing van VVM is vooralsnog gericht op wetten in formele zin, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. In veel gevallen heeft juist lagere regelgeving gevolgen voor bedrijfsprocessen en interne organisatie. Ook beleidsregels van uitvoeringsorganisaties en ZBO's kunnen zeer bepalend zijn voor bedrijven en instellingen. Een voorbeeld van belangrijke ZBO-regelgeving zijn de beleidsregels van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZA). In de aanloop naar de evaluatie in 2008 zal verkend worden hoe VVM zich ook kan toespitsen op (bepaalde onderdelen van) regelgeving van uitvoeringsorganisaties en ZBO's.

Bij VVM kan worden uitgegaan van de formele of juridische inwerkingtredingdatum (de datum waarop een bedrijf of instelling formeel aan een gestelde eis moet voldoen). Een alternatief is de feitelijke inwerkingtredingdatum (de datum waarop een bedrijf of instelling feitelijk aan een gestelde eis moet voldoen). Gekozen is voor de juridische inwerkingtredingdatum omdat hierover de minste interpretatieverschillen kunnen ontstaan.

4.3 Mogelijke uitzonderingen

Soms kunnen er redenen zijn om af te wijken van de uitgangspunten van VVM. Belangrijk om op te merken is dat van de hieronder geformuleerde uitzonderingsgronden gebruik mag en niet hoeft te worden gemaakt. Indien gebruik wordt gemaakt van een van deze uitzonderingsgronden, zal dit steeds worden aangegeven en onderbouwd in de (memorie van) toelichting bij indiening van het wetsvoorstel, de AMvB of de ministeriële regeling.

In het ontwikkeltraject wordt onderzocht in welke gevallen afwijking van de vaste inwerkingtredingdata en/of de minimum invoeringstermijn daadwerkelijk nodig is. Vooralsnog worden de volgende uitzonderingsgronden relevant geacht:
* (Hoge c.q. buitensporige) private of publieke kosten van vertragingen of vervroeging bij invoering;
* Incidenten en crises (noodwet- en regelgeving);
* Reparaties (bijvoorbeeld koopkrachtplaatjes of indien rechterlijke uitspraken daartoe nopen);
* Europese of andere internationale regelgeving;

Beknopte toelichting op de uitzonderingen:

Ad 1) (Hoge c.q. buitensporige) private of publieke kosten Het uitgangspunt van VVM is om de lasten voor bedrijven en instellingen zoveel mogelijk te beperken door een gestructureerde inwerkingtreding van wet- en regelgeving. Het kan daarom niet de bedoeling zijn om aan deze data en invoeringstermijnen vast te houden, terwijl bedrijven en instellingen of anderen gebaat zijn bij een spoedige inwerkingtreding of als er sprake is van reparatie van onbedoelde negatieve effecten van wet- en regelgeving voor bedrijven en instellingen. Dit geldt ook indien sprake is van buitensporig hoge kosten voor de overheid als gevolg van de toepassing van VVM Afwijking van VVM kan ook nodig zijn als regelgeving een directe relatie heeft met andere jaarindelingen (bijvoorbeeld begrotingsjaar, leer/schooljaar, subsidiejaar of seizoensgebonden regelingen).

Ad 2 en 3) Nood- en reparatiewet- en regelgeving
Te denken valt aan rechterlijke uitspraken die dwingen tot aanpassing van wet- en regelgeving en zaken die dringend regeling behoeven, dat daarmee niet tot het eerstvolgende vaste verandermoment kan worden gewacht. Een voorbeeld van de laatste categorie zijn noodmaatregelen naar aanleiding van dierziekten of in het kader van veiligheid en terrorismebestrijding. Dit heeft vanzelfsprekend ook gevolgen voor de invoeringstermijn.

Ad 4) Europese en andere internationale regelgeving Voor zover aanpassing van wet- en regelgeving voortvloeit uit Europese en andere internationale regelgeving, moeten daarbij vaak vaste implementatietermijnen in acht worden genomen. Dit kan leiden tot afwijking van de vaste verandermomenten of de redelijke invoeringstermijn.

Er is geen noodzaak voor afwijking zolang de termijn voldoende ruimte biedt voor aanpassing van nationale wetgeving. Uiteraard kan worden geprobeerd in de onderhandelingsfase redelijke implementatie­termijnen af te spreken, die toepassing van VVM mogelijk maakt. De Nederlandse regering zal overigens samen met andere landen met een vergelijkbaar systeem, zoals het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, bij de Europese Commissie aandacht vragen voor het belang van VVM en redelijke invoeringstermijnen voor bedrijven en instellingen op zowel nationaal als Europees niveau en om hiermee rekening te houden bij de Europese besluitvorming over nieuwe regelgeving.

Tot slot
In de evaluatie medio 2008 zal worden bezien welke definitieve uitzonderingsgronden moeten worden onderscheiden. Deze uitzonderingsgronden zullen ook worden gemotiveerd.


5. Conclusie

Hierboven is een aantal keren de voorgenomen evaluatie genoemd. Deze zal medio 2008 plaatsvinden. Daarin zal in de eerste plaats aan de orde komen wat de ervaringen zijn van bedrijven en instellingen en of de invoering van VVM voor hen tot besparingen leidt in termen van ergernissen, tijd en geld.

Bij de evaluatie zullen in ieder geval de volgende vragen aan de orde komen:
* Wat zijn de ervaringen van bedrijven en instellingen met het VVM-systeem?
* Leidt de invoering van de systematiek van VVM tot besparingen in termen van tijd en geld voor bedrijven en instellingen?
* Wat zijn de ervaringen met de vaste inwerkingtredingdata (het aantal)?
* Wat zijn de ervaringen met de minimum invoeringstermijn van drie maanden (wordt deze termijn gehaald)?
* In hoeverre en hoe vaak wordt gebruik gemaakt van de uitzonderingsgronden?
* In hoeverre en hoe vaak wordt gebruik gemaakt van de uitzonderingen vanwege Europese regelgeving en de daarbij behorende implementatietermijnen?
* Wat zijn de ervaringen van de actoren in het beleids- en wetgevingsproces met het VVM-systeem?
* Leidt het VVM-systeem, en dan met de name de vaste inwerkingtredingdata, tot congestieproblemen voor bepaalde actoren in het beleids-, wetgevings- en politiek-bestuurlijke besluitvormingsproces?
* Het kabinet heeft de keuze gemaakt voor de juridische inwerkingtredingdatum als vast verandermoment. Is het in sommige gevallen nodig of wenselijk uit te gaan van de datum, waarop feitelijk het effect voor bedrijven en instellingen optreedt?
* Wat zijn de gevolgen voor specifieke doelgroepen binnen een domein?

Op basis van de uitkomsten van de evaluatie van het ontwikkeltraject en op basis van de politieke besluitvorming ter zake, zal worden besloten op welke wijze het VVM-systeem, al dan niet met aanpassingen, definitief kan worden ingevoerd en zo ja, voor welke (andere) wet- en regelgevingdomeinen dit systeem moet gaan gelden.

Hoogachtend,

De minister van Financiën,

G. Zalm

De minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin

Bijlage:

- Toelichting per domein bij de toepassing van de algemene beginselen van VVM

Bijlage

Toelichting per domein bij de toepassing van de algemene beginselen van VVM

VWS (AWBZ en Etikettering)
De regelgeving voor de AWBZ heeft al van oudsher het vaste verandermoment van 1 januari. De praktijk leert dat er vaak een zeer korte invoeringstermijn is. Dit heeft voornamelijk te maken met de volgtijdelijkheid in het proces van regelgeving en procedures. Het probleem in de AWBZ is dus niet zozeer het vaste verandermoment, maar de tijd die wordt gegeven om nieuwe regels en procedures te implementeren. In het "Molenaarsoverleg" 4 van 30 juni 2005 is daarom afgesproken te bezien of het mogelijk is dat beleidsregels slechts eenmaal per jaar, bijvoorbeeld in oktober kunnen worden gewijzigd. In de pilot wordt voor de AWBZ daarom expliciet gekeken op welke wijze deze afspraak gestand kan worden gedaan. VWS heeft op basis van het Molenaarsakkoord al maatregelen genomen om het aantal veranderingen per 1 januari 2007 te beperken. Dit om rekening te houden met het absorptievermogen van de sector AWBZ. Deze veranderingen zijn aan de aanbieders in de AWBZ gecommuniceerd door middel van de factsheet "Ontwikkelingen in de AWBZ 2007". Naast het tijdig vaststellen van de beleidsregels zet de NZA in op een aanmerkelijke vermindering van de bureaucratie van toezicht. Bestaande regels en voorschriften worden doorgelicht en waar mogelijk verminderd of afgeschaft.

Op het terrein van etikettering vinden veranderingen nu niet op vaste verandermomenten plaats. Het gaat hierbij om Europese regels voor het vermelden van informatie op producten (zoals de houdbaarheidsdatum, productsamenstelling en allergenen). De termijn tussen de publicatie van de Nederlandse regeling die uitvoering geeft aan een Europese richtlijn en het moment van inwerkingtreding van de Nederlandse regeling is zelden korter dan drie maanden en vaak meer dan een jaar (behalve in geval van spoed/noodsituaties). Hetzelfde geldt voor de termijn gelegen tussen het moment van publicatie van een EG-verordening (die geen omzetting in Nederlandse wetgeving behoeft maar rechtstreeks werkt) en het moment van inwerkingtreding van die verordening. Bij de omzetting van Europese richtlijnen bestaat soms vrijheid van keuze van de inwerkingtredingdatum maar lang niet altijd. Door het laat beschikbaar komen van "guidancedocuments" (interpretatie en duiding van de Europese regels) van de Europese Commissie, ontstaat er daarnaast druk op gegeven invoeringstermijn omdat dan soms nog niet duidelijk is waar het bedrijfsleven precies toe gehouden is. De guidancedocuments geven eenduidigheid in de interpretatie van de vastgestelde Europese regels. Uit onderzoek onder het bedrijfsleven is gebleken dat aansturing op gebruikmaking van een beperkt aantal vaste data en een voldoende invoeringstermijn kan helpen bij het verminderen van administratieve lasten en ergernis. Werken aan vaste verandermomenten op dit dossier betekent op Europees niveau aandringen op betere implementatieprocedures en ruimte voor lidstaten. Hierdoor ontstaat een voldoende voorbereidingstijd voor bedrijven. Een belangrijk deel van deze ambitie zal in een Europese context gerealiseerd moeten worden.

Onderwijs (Primair en Voortgezet Onderwijs)
Alhoewel binnen de huidige situatie nog niet gewerkt wordt met vaste inwerkingdata, wordt momenteel wel vaak toegewerkt naar 1 januari of 1 augustus. Dit laatste met als doel om aansluiting te vinden bij het schooljaar en om te voorkomen dat schoolbesturen, leerlingen en leraren geconfronteerd worden met wijzigingen medio het schooljaar. Ook in verband met bijvoorbeeld bekostiging van scholen is de datum van 1 januari in de meeste gevallen gunstig (vooral voor het voortgezet onderwijs). Gezien het belang van deze twee data voor onderwijsinstellingen, zal voor inwerkingtreding per 1 januari en 1 augustus worden aangehouden. Wat betreft het uitgangspunt van een redelijke (minimum) invoeringstermijn, worden er in overleggen met besturenorganisaties of de brancheorganisaties vaak afspraken gemaakt over een realiseerbare invoeringstermijn. Belangrijke wijzigingen worden met het veld in een vroeg stadium voorbereid. Vaak wordt er gestreefd naar ruime tijd tussen bekendmaking en inwerkingtreding van wet- en regelgeving. Over het algemeen is dit in het belang van de scholen, bijvoorbeeld om bedrijfsprocessen aan te passen. Ook hier geldt dat dit formeel niet vastligt, waardoor er soms van de gestreefde invoeringstermijn wordt afgeweken.

Op dit moment vindt officiële publicatie van wet- en regelgeving soms vlak voor 1 augustus respectievelijk 1 januari plaats. De uiterste datum in het vervolg zal 1 mei respectievelijk 1 oktober zijn om inwerkingtreding te realiseren op 1 augustus of 1 januari.

De invoeringstermijn van drie maanden voor wet- en regelgeving die nog in 2007 in werking moet treden, zal niet altijd haalbaar zijn. In de planning van deze lopende wetgevingsprojecten kan niet in alle gevallen ruimte gevonden worden voor een periode van drie maanden tussen publicatie en inwerkingtreding.

VROM (Bouw en Milieuregelgeving)
Voor de bouwregelgeving geldt reeds het uitgangspunt dat deze bij voorkeur slechts eenmaal en hooguit tweemaal per jaar wordt gewijzigd, waarbij in principe voor vaste momenten (1 januari of 1 juli) wordt gekozen; door complicaties in het voortraject is dit in het verleden niet altijd gelukt. Voor milieu wet- en regelgeving is gekozen voor 4 vaste data van inwerkingtreding. Dit biedt de mogelijkheid ervaring op te doen met de effecten van dit systeem op dit omvangrijke wetgevingsterrein.

Verder wordt in principe voor de milieu- en bouwwet- en regelgeving gericht op ondernemers een minimale termijn van 3 maanden voor implementatie door ondernemers ingevoerd. Dit betekent dat er minstens 3 maanden tijd zit tussen datum van publiceren van de definitieve tekst en de datum van inwerkingtreding van de nieuwe wet- of regelgeving.

VROM kiest voor de volgende uitzonderingen op het systeem van vaste verandermomenten: de invoering van Europese regelgeving (zolang de omzettingstermijnen in Europa nog zo kort zijn en overschrijding daarvan direct leidt tot ingebrekestelling) en spoedeisende wet- en regelgeving (politiek bepaald). Bijvoorbeeld bij reparatiewetgeving of wijzigingen ten gunste van bedrijven of nieuwe (subsidie)regelingen waarvan het politiek gewenst is dat deze op zeer korte termijn worden gerealiseerd. Voorts zal in geval van grote wetgevingsprojecten die gepaard gaan met uitgebreide communicatie- en voorlichtingstrajecten met de doelgroepen, zoals bijvoorbeeld de invoering van de omgevingsvergunning, afgeweken moeten kunnen worden van de drie maandentermijn. Deze termijn heeft in de meeste gevallen geen meerwaarde indien de doelgroepen al lang van tevoren op de hoogte zijn gebracht van de nieuwe regelgeving en de beoogde inwerkingtreding daarvan. Indien daartoe toch aanleiding bestaat, bijvoorbeeld als gevolg van wijzigingen tijdens de parlementaire behandeling, dan zou alsnog besloten kunnen worden tot het hanteren van de minimum invoeringstermijn van drie maanden.

Financiën (Fiscaal en Financiële Markten)
Het belangrijkste vaste verandermoment voor fiscale wet- en re gelgeving is 1 januari. Bij fiscale maatregelen die in de loop van het jaar in werking treden, ligt het voor de hand om zoveel mogelijk te kiezen voor 1 juli als inwerkingtredingdatum, met 1 april en 1 oktober als terugvalopties. Daarmee wordt aansluiting behouden met onder meer de periodes waarover aangiften worden gedaan. Het komt echter voor dat fiscale componenten een onderdeel vormen van bredere wetgeving, waardoor in die gevallen wordt aangesloten bij de data en termijn die voor dat domein gelden welke kunnen afwijken van de hier genoemde data.

Tariefswijzigingen e.d. in het belastingplan passen niet in een algemene invoeringstermijn van bijv. drie maanden. Deze hangen veelal samen met de begrotingscyclus en de uitzondering die hiervoor kan gelden op de invoeringstermijn. In de praktijk wordt dit voor het bedrijfsleven opgelost door in ieder geval 1 à 2 maanden voor de daadwerkelijke inwerkingtreding al informatie te geven over deze tarieven zodat ze tijdig in de loonadministratie kunnen worden opgenomen.

De huidige discussie in welke mate Belastingplannen andere maatregelen mogen bevatten dan tariefmaatregelen krijgt een extra accent omdat bij onderbrenging van dergelijke maatregelen in het Belastingplan de invoeringstermijn min of meer automatisch wordt bekort. In het algemeen zal bij maatregelen die gekoppeld zijn aan het begrotingsproces, sprake zijn van 1 januari als formele inwerkingtredingdatum. De formele invoeringstermijn is in die gevallen meestal heel kort (variërend van twee weken tot een paar dagen). Het ligt niet in het voornemen hierin wijziging aan te brengen.

Het uitgangspunt voor Financiële markten is inwerkingtreding op 1 januari met als terugvaloptie 1 juli. Daarbij dient te worden opgemerkt dat een groot deel van deze wet- en regelgeving voortkomt uit Europese afspraken en dus (uiterste) termijnen voor aanpassing van wet- en regelgeving gelden. Binnen de ruimte die daarvoor bestaat, wordt zo goed mogelijk gestreefd naar toepassing van VVM.


1: Aparte consultatie over VVM bij onderwijsinstellingen leverde een wisselend beeld op. OCW zal daarom tijdens de evaluatie met speciale belangstelling kijken naar de wijze waarop het veld de resultaten van VVM beleeft.
2: 'Dit willen we nog even kwijt...; Vermindering administratieve lasten voor het bedrijfsleven', Kamerstukken II 2006-2007, 29 515, nr. 162, bijlage
3: Kamerstukken II 2006-2007, 29 279, nr. 41

4: In het Molenaarsoverleg is het convenant dat de Staatssecretaris van VWS in augustus 2004 met de volgende brancheorganisaties in de AWBZ heeft gesloten (GGZ-Nederland, VGN, Arcares, Z-org (voorheen LVT) en BTN) uitgewerkt op het terrein van het verminderen van administratieve lasten.