Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

logoocw

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk
1 februari 2007 AP/OKP/2007/1161

Onderwerp Bijlage(n) Educatieve masteropleidingen Rapport Educatieve masteropleidingen. Beeld van een behoefte.

Bij brief van 18 mei 2005 heb ik het Landelijk Platform Beroepen in het Onderwijs (LPBO) gevraagd bij voorrang uitspraken te doen over een drietal vragen. Een daarvan luidde: Wat is de behoefte aan educatieve masters in het primair onderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie?

Op 8 november 2006 heeft het LPBO het rapport `Educatieve masteropleidingen. Beeld van een behoefte' uitgebracht. Het antwoord op de gestelde vraag luidt kort samengevat dat er behoefte bestaat aan een educatieve masteropleiding op HBO-niveau met een generiek inhoudelijk (met een sterke focus op innovatie en schoolontwikkeling) en een specifiek didactisch (duale opzet met een sterke relevantie voor de leraar en de school) profiel.

Met het uitbrengen van het rapport is een belangrijke stap gezet in de discussie over de inzet van educatieve masters. Naast het LPBO heeft ook de HBO-raad in het Bestuurscharter Lerarenopleidingen de inzet van een nieuwe educatieve master bepleit. Dit betreft een HBO-master gericht op onderwijsinnovatie/pedagogisch-didactisch specialist. Onlangs heeft de Onderwijsraad zich in zijn recente advies `Waardering voor het leraarschap' nadrukkelijk uitgesproken voor 10% verhoging van het opleidingsniveau van leraren. De raad heeft zich daarbij in positieve zin uitgesproken voor educatieve masters en is er voorstander van dat meer leraren zullen promoveren. Allemaal signalen die in dezelfde richting wijzen.

Het rapport van het LPBO geeft mijns inziens een goede aanzet voor de professionalisering van de leraar, aansluitend op de behoefte in het onderwijsveld. Verdere professionalisering en functiedifferentie zijn goed voor het onderwijs en voor de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de leraar voor de inhoud en organisatie van de lessen en voor zijn vak en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl E

blad 2/2

beroep. Samenwerking tussen lerarenopleidingen in het HBO en aan universiteiten is hierbij ook van groot belang.

Ik zal de HBO-raad op korte termijn uitnodigen om in samenspraak met het afnemende scholenveld te bezien hoe de ontwikkeling van de door het LPBO voorgestane educatieve master door de hogescholen ter hand zou kunnen worden genomen. Bij de totstandkoming van een dergelijke master gelden de gebruikelijke procedures voor nieuwe opleidingen: kwaliteitsbeoordeling door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) en doelmatigheidstoetsing inclusief aanmerking als bekostigde HBO- master. Uit de `enveloppe lerarenbeleid' zijn hiervoor middelen beschikbaar.

De universitaire lerarenopleidingen beraden zich overeenkomstig de Beleidsagenda lerarenopleidingen 2005-2008 op een researchmaster. Het gaat daarbij om een landelijke (vak)didactische master. Binnen deze masteropleiding ontplooien de studenten onderzoeksactiviteiten in en rond de school en het schoolvak en dragen daarmee bij aan de vakinhoudelijke en vakdidactische ontwikkeling en de schoolontwikkeling. Tegelijkertijd verwerven zij hun onderwijsbevoegdheid voor een specifiek vak. Verder hebben de universitaire lerarenopleidingen de ambitie een eenjarige masteropleiding opleidingskunde voor lerarenopleiders aan te bieden. Uiteraard gelden ook daar de wettelijke regels inzake de totstandkoming van nieuwe opleidingen.

Hiermee heb ik tevens voldaan aan mijn toezegging aan de Eerste Kamer, gedaan bij de begrotingsbehandeling OCW 2006, dat er meer duidelijkheid zou komen over educatieve masteropleidingen en de behoefte daaraan, en voorts te bezien welke initiatieven van universiteiten op het gebied van educatieve masters er zijn.

Met de VSNU en de HBO-raad zal ik het gesprek voeren over het idee van het ex-lid van de Tweede Kamer de heer Jungbluth betreffende het opleiden op universitair masterniveau tot specialistisch leraar op het terrein van achterstanden. Ik meld dit omdat ik in het Algemeen Overleg Leraren en Lerarenopleidingen van 5 oktober 2006 heb aangegeven dit te zullen doen in aansluiting op het oordeel van het LPBO over de behoefte aan educatieve masters, zij het dat het daarbij wel een aparte plek krijgt.

In de gesprekken met de HBO-raad en met de VSNU over de educatieve masters zal ik aandacht vragen voor de verbinding tussen de educatieve masteropleidingen op HBO-niveau en op universitair niveau.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Maria J.A. van der Hoeven

«Organisatie»

«Afdeling»

«Voorletters» «Achternaam»

«Adres»

«Postcode» «Woonplaats»

Den Haag Ons kenmerk AP/OKP/2006/

Onderwerp Bijlage(n) Educatieve masteropleidingen Rapport Educatieve masteropleidingen. Beeld van een behoefte.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl Contactpersoon: N.D.B. Habermehl, T +31-70-4124881,IPC 2100 E