ChristenUnie
ChristenUnie.nl
Nieuws
Inbreng bij evalutatie Wet jeugdzorg
Inbreng bij evalutatie Wet jeugdzorg
donderdag 01 februari 2007 11:24
De aanbevelingen in de rapporten en de reactie van de staatssecretaris
en de minister betreffen met name de structuur van de organisatie en
stroomlijning van de jeugdzorg en de implantatie van de Wet op de
jeugdzorg betreffen en nauwelijks de cultuur rondom de uitvoering van
de Wet. In het eindrapport van het BMC wordt geconstateerd dat zich
vooral knelpunten voordoen op gebieden als deskundigheid, effectieve
methoden, cultuur en samenwerking.
Is er meer bekend over de wijze waarop de cultuuromslag bij betrokken
instellingen plaatsvindt in relatie tot alle veranderingen die de Wet
op de jeugdzorg met zich mee heeft gebracht? Heeft aanbeveling 6 alles
in zich om de cultuur te optimaliseren?
De brief van de staatssecretaris en minister is heel sterk
beleidsmatig geformuleerd is. Als vanuit de kerngedachte het kind
centraal geredeneerd zou worden, zouden de aanbevelingen er dan niet
anders uit komen te zien? Meer inhoudelijke doelen i.p.v.
beleidsmatige doelen op het gebied van structuur en organisatie?
De wachtlijsten bij de jeugdzorg zijn zo goed als weggewerkt. Wel
constateren zij een verschuiving van de wachtlijsten naar de
achterkant, naar de zorgaanbieders. Heeft dit punt de aandacht van de
regering?
Het aanvalsplan op het wegwerken van de wachtlijsten heeft een
incidenteel karakter. Welke structurele maatregelen zullen er worden
genomen om (het opnieuw ontstaan van) wachtlijsten tegen te gaan?
Is de aangekondigde verbeteragenda met gerichte acties gekoppeld aan
termijnen inmiddels opgesteld? Kan de Kamer daar ook inmiddels kennis
van nemen?
De werkgroep IBO breekt een lans voor een krachtig preventief
jeugdbeleid. Onder preventie wordt daarbij met name tijdige
signalering en het voorkomen van zwaardere (opvoedings)problematiek
verstaan. Uit eerdere rapporten van het SCP (Kinderen in Nederland) en
TNO (Kwaliteit van leven) blijkt dat vooral gezinnen met een zwakkere
maatschappelijke positie te kampen hebben met problemen.
Dient preventief jeugdbeleid niet breder bezien en getrokken te
worden, bijvoorbeeld op het gebied van versterking van de ouders en de
gezinssituaties?
Zijn er cijfers en trends bekend over hoe `de Nederlandse jeugd' er
fysiek en mentaal voor staat? Wat is er aan preventie nodig en
mogelijk, een aantal stappen voor aspecten als signalering en
voorkoming van zwaardere problematiek?
De IBO-werkgroep constateert verkokering in de financiering in de
keten en adviseert één macrobudget voor het jeugdbeleid. Valt langs
deze financiële weg ook beleidsmatig de verkokering tegen te gaan en
ontschotting te bewerkstelligen?
De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland heeft via een brief aan de
leden van de vaste kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport (25-1-2007) verschillende vragen gesteld over de bundeling in de
Wet op de jeugdzorg van de provinciaal gefinancierde jeugdzorg en de
zorg voor licht verstandelijk gehandicapten met opvoed- of
opgroeiproblemen. De leden van de fractie van de ChristenUnie zouden
deze vragen graag beantwoord zien.
Centra voor Jeugd en Gezin zouden een bijdrage kunnen leveren aan de
stroomlijning van het jeugdbeleid. Kunnen dergelijke centra in elke
gemeente gerealiseerd worden, of is er een schaal van meerdere
gemeenten nodig?
De fysieke aanwezigheid van Centra voor Jeugd en Gezin biedt nog niet
de garantie dat de jeugdzorg ook centraal geregeld is. Het gaat om de
concretisering van de ketenzorg in de jeugdzorg. De samenwerking
tussen Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming is nog
niet optimaal. Volgens de onderzoekers kan een betere samenwerking
worden bereikt door meer te denken en werken in teams in plaats van in
ketens. Zijn de resultaten van de proefprojecten die zijn gestart in
het kader van het programma Beter Beschermd inmiddels bekend?
De IBO-werkgroep adviseert aandacht voor effectmeting van interventies
en zorgprogramma's te intensiveren en op termijn alleen die
interventies te (laten) financieren die bewezen effectief zijn. Biedt
deze financieringswijze voldoende ruimte voor maatwerk? Brengt deze
financieringswijze niet het risico met zich mee dat complexe
(`hopeloze') gevallen niet opgepakt zullen worden?
In het eindrapport van BMC wordt expliciet aandacht besteed aan de
ervaren onnodige bureaucratie bij het indicatietraject. In de
aanbevelingen wordt hier niet expliciet aandacht aan besteed.
Hoe kan het signaal van de Jeugdzorgbrigade worden verklaard en
beoordeeld, als het gaat om `verschuilen achter protocollen, hetzelfde
verhaal moeten vertellen, omvangrijke rapportages, lange
doorlooptijden en overmaat aan beleidsinformatie'? Wordt de aanpak van
bureaucratie impliciet meegenomen in de verschillende aanbevelingen
die aan het eind van de rapportage zijn opgenomen en waarvan de
regering aangeeft die te onderschrijven en over te nemen?
Het evaluatie-onderzoek is vooral gericht op de afstemming van de
activiteiten van de Bureaus Jeugdzorg met de strafrechtketen bezien
vanuit de Wet op de jeugdzorg en niet vanuit het perspectief van het
jeugdstrafprocesrecht. Zou een onderzoek vanuit het perspectief van
het jeugdstrafprocesrecht andere (of zelfs tegengestelde)
aanbevelingen opleveren?
Voor het oplossen van aansluitingsknelpunten is het van belang dat
partijen het eens zijn over te bereiken doelen en bereid zijn zowel op
bestuurlijk als uitvoerend niveau afspraken te maken. Hoe wordt dit
doel bereikt? Is het vanzelfsprekend dat de partijen elkaar vinden in
afspraken, of zullen afspraken van `hogerhand' afgedwongen moeten
worden? Deze vraag geldt ook voor de gewenste samenwerking tussen
bureau jeugdzorg en de raad voor de kinderbescherming.
Tussen de MOgroep en de raad voor de kinderbescherming zullen
gesprekken gevoerd worden over pedagogische uitgangspunten. Is daar
inmiddels overeenstemming over? Is het gezamenlijk formuleren van
pedagogische uitgangspunten op meerdere niveaus gewenst? Verdient het
aanbeveling als regering en Kamer zich n.a.v. de evaluatie ook buigen
over de te hanteren pedagogische uitgangspunten in de jeugdzorg?
In de aanbevelingen wordt de bescherming van de privacy van cliënten
geregeld als aandachtspunt genoemd. Biedt de wet met betrekking tot
het uitwisselen van persoonsgegevens voldoende ruimte om tot de
gewenste uitwisseling van gegevens tussen instellingen te komen en
dossiers te kunnen opstellen? Of behoeft deze wet in dit kader
aanpassing?
Verschillende aanbevelingen zijn vrij algemeen geformuleerd. Op deze
aanbevelingen wordt in de brief van de staatssecretaris en de minister
ook nauwelijks ingegaan. Kan er meer aangegeven worden over op welke
wijze er lokaal voldoende voorzieningen beschikbaar kunnen worden
gesteld waardoor de uitstroom van 16-plussers uit de jeugdzorg kan
worden vergemakkelijkt?
In het eindrapport van BMC wordt de aansluiting tussen jeugdzorg en
volwassenzorg als knelpunt ervaren. Kan dieper worden ingegaan op de
aansluiting van zorg als minderjarigen meerderjarig worden?
In het eindrapport van het BMC staat aangegeven dat provincies veelal
van mening zijn dat de positie en verantwoordelijkheden van de
gemeenten ten aanzien van jeugdbeleid (te) vaag en (te) vrijblijvend
geregeld is in wet- en regelgeving. Gemeenten geven zelf aan dat het
moeilijk is regie te voeren, omdat verschillende instellingen
bovenlokaal werken. Worden deze signalen herkend door de
staatssecretaris en de minister en bieden de aanbevelingen voldoende
oplossingsrichtingen op dit gebied?
Op welke manier denkt de regering op de verschillende niveaus tot
gewenste afspraken op het gebied van samenwerking en afstemming tussen
instellingen te komen? Zijn er voldoende instrumenten aanwezig om deze
samenwerking (financieel) af te dwingen?
Op basis van welke informatie is het idee ontstaan van het verschuiven
van beschikbare middelen van de achterkant naar de voorkant? Gaat dit
idee niet teveel uit van de vooronderstelling dat de hulpvraag te
sturen is? Hoe en wanneer denkt de regering een verschuiving van
beschikbare middelen van de achterkant naar de voorkant van de keten
te realiseren? Welke randvoorwaarden zijn hiervoor nodig?