Klachtenkamer moet oudercommissies in de kinderopvang beschermen

C/PEV/2007/12

1 februari 2007

Er komt een onafhankelijk orgaan dat bemiddelt bij conflicten tussen een oudercommissie en het bestuur van een kinderopvangorganisatie. Demissionair minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt eenmalig subsidie beschikbaar voor de oprichting van zo 'n landelijke klachtenkamer. Dit schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer. Ook schrijft de minister dat uit een internationaal vergelijkend onderzoek van het ministerie blijkt dat de kosten voor Nederlandse ouders die gebruik maken van kinderopvang, relatief laag zijn. Uit ander onderzoek komt naar voren dat het gebruik van formele opvang (kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang) stijgt en informele opvang (bijvoorbeeld opa en oma) daalt.

De Wet kinderopvang (2004) bepaalt dat alle organisaties voor kinderopvang een oudercommissie moeten hebben. In een oudercommissie kunnen ouders invloed hebben op de kwaliteit en de organisatie van de opvang. De Tweede Kamer heeft gesignaleerd dat de belangen van ouders en die van de leiding van de kinderopvang kunnen botsen. Minister De Geus heeft ondernemers in de kinderopvang (de MO-groep en de Brancheorganisatie) en de belangenorganisatie voor ouders in de kinderopvang (BOinK) gevraagd hiervoor een oplossing te vinden. Die is er nu in de vorm van een klachtenkamer. De minister heeft deze organisaties laten weten dat hij een startsubsidie geeft aan de Stichting Klachtencommissie Kinderopvang (SKK) voor de oprichting van een klachtenkamer, maar dat de ondernemers en BOinK zelf de verdere kosten moeten aanvullen.

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is in 2005 een internationaal onderzoek gestart waarin de kinderopvang in een aantal landen op verschillende punten wordt vergeleken. Deze landen zijn onder andere Zweden, België, Denemarken en Engeland. Uit het onderzoek blijkt dat de kinderopvang in Nederland voor ouders relatief toegankelijk is geregeld. Sinds de invoering van de verplichte werkgeversbijdrage dit jaar hebben ouders voor de oudertoeslag alleen te maken met de Belastingdienst. In vrijwel alle andere landen hebben ouders te maken met verschillende instanties voor een tegemoetkoming in de kosten voor opvang. Ook blijkt uit een aantal standaard gezinssituaties dat de kosten voor Nederlandse ouders relatief laag zijn. Zo betaalt een Nederlands tweeouder gezin met twee kinderen (van twee en acht jaar oud) en een modaal inkomen (30.000 euro) voor fulltime kinderopvang ongeveer 120 euro per maand. In Denemarken is dat 350 euro, in Vlaanderen 300 euro, in Engeland 430 euro en in Zweden 100 euro. De relatief lage kosten voor Nederlandse ouders zijn onder andere het resultaat van de verplichte werkgeversbijdrage en de extra 125 miljoen die de overheid dit jaar aan kinderopvang uitgeeft.

Uit een ander onderzoek van het ministerie (Tweemeting trendonderzoek kinderopvang) blijkt dat het aantal kinderen dat gebruik maakt van formele kinderopvang de afgelopen vier jaar is toegenomen en het gebruik van informele opvang is gedaald. Ondanks de stijgende vraag naar formele kinderopvang zijn er nauwelijks wachtlijsten. Vooral het percentage kinderen naar de buitenschoolse opvang is gestegen: van 5 procent in 2002 naar 11 procent in 2006. Ook het aantal dagen buitenschoolse opvang per kind per week nam toe, van 2 dagen in 2002 naar 2,5 dagen in 2006. Het gebruik van het kinderdagverblijf steeg van 22 procent in 2002 naar 24 procent in 2006. Het aantal 0 tot en met 3-jarigen dat gebruik maakt van informele oppas is in vier jaar afgenomen met 7 procent naar 25 procent in 2006. Voor de 4 tot 12-jarigen is het percentage gedaald van 20 procent (2002) naar 16 procent (2006).

---

De volledige tekst van de brief van De Geus en de onderzoeken staan op de internetsite van het ministerie van SZW: http://www.szw.nl/ (klikken op Officiële publicaties).

Categorieën: Bestuur, Cultuur en recreatie, Economie, Financiën, Huisvesting, Internationaal, Landbouw, Migratie en integratie, Natuur en milieu, Onderwijs en wetenschap, Openbare orde en veiligheid, Overig, Recht, Ruimte en infrastructuur, Sociale zekerheid, Verkeer , Werk, Zorg en gezondheid

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid