Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk : DL. 2007/228
datum : 01-02-2007
onderwerp : Overleg met Duitsland over PSTVd
bijlagen :

Op 25 januari jl. vond een Algemeen Overleg plaats ter voorbereiding op de Landbouw- en Visserijraad van 29 januari 2007. In dit overleg werden onder meer de maatregelen besproken die ik heb genomen ter bestrijding van het viroide PSTVd in Solanum jasminoides en Brugmansia. Enkele leden van uw Kamer spraken hun zorg uit over kennelijke verschillen in aanpak en fasering van de bestrijding van PSTVd tussen Duitsland en Nederland. Ik heb uw Kamer toegezegd om, en marge van de Landbouw- en Visserijraad, hierover contact op te nemen met mijn Duitse collega.

Zoals ik uw Kamer op 19 januari 2007 schriftelijk heb meegedeeld (Aanhangsel Handelingen II, no. 651, 2006-2007) hebben Nederland en Duitsland hun handelwijze afgestemd en nemen zij in beginsel dezelfde maatregelen in geval van een besmetting. Besmette partijen worden in beide landen in alle gevallen vernietigd. Duitsland zet in de praktijk de beschikbare capaciteit voor tracering en onderzoek in op potentieel besmet uitgangsmateriaal en geeft lagere prioriteit aan planten bestemd voor de eindgebruiker. Hierdoor blijft het mogelijk dat nog niet onderzochte, maar mogelijke wel besmette, Duitse planten gedurende het lopende seizoen op de Nederlandse markt komen.

Ik heb dit probleem op 29 januari met de Duitse staatssecretaris, de heer Lindemann, besproken. De heer Lindemann zegde mij toe na te gaan of en zo ja waarom er een faseverschil is tussen het onderzoek naar en de bestrijding van de besmettingen in Duitsland en Nederland. Hij vertelde een uniforme verplichte Duitse monitoring van PSTVd na te streven, waarbij verschillen tussen Duitse deelstaten worden opgeheven. De heer Lindemann gaf aan daarbij meer te zien in een aanpak aan de bron dan in het eindstadium van levering aan de eindgebruiker.

Uit het gesprek dat ik met de heer Lindemann heb gevoerd maak ik op dat de Duitse garanties de Nederlandse problemen niet volledig oplossen. Met het oog op het gelijke speelveld en om te voorkomen dat er in Nederland herbesmetting plaatsvindt zal ik op korte termijn een meldingsplicht invoeren voor het op Nederlands grondgebied brengen van Solanum jasminoides en Brugmansia.
Zoals ik in het Algemeen Overleg heb aangegeven houd ik echter vast aan mijn beleid ten aanzien van het opleggen van maatregelen voor besmette planten.

Ik realiseer mij dat deze gebeurtenis een grote impact kan hebben op de getroffen ondernemers. Met betrekking tot deze schade hebben mij reeds verschillende verzoeken tot tegemoetkoming bereikt. In dit verband wil ik u er op wijzen dat de Plantenziektenkundige Dienst in andere sectoren dan de kuipplantenteelt met grote regelmaat maatregelen oplegt. Schadevergoedingen worden daarbij niet toegekend.

Ondernemers lopen risico, dat is inherent aan ondernemen. Lang niet alle risico's waar ondernemers aan bloot staan, zijn verzekerbaar. Maar daarom zijn het nog wel ondernemersrisico's. Het is niet aan de overheid om de risico's van ondernemers af te dekken. Ik kan mij echter voorstellen dat de sector in dit incident een aanleiding ziet om zich hard te maken voor een structurele oplossing voor dit soort risico's. Bijvoorbeeld door te onderzoeken of een verzekering tegen schade door viroiden tot de mogelijkheden behoort. De verantwoordelijkheid voor het tot stand komen van een dergelijke faciliteit ligt naar mijn mening bij de sector.

Indien de sector een verzekering tot stand brengt, ben ik bereid na te gaan of een eventuele benodigde garantstelling tot de mogelijkheden behoort. Ik wil u er wel op wijzen dat het Ministerie van Financiën naar aanleiding van eerdere kritische uitspraken van de Algemene Rekenkamer over staatsgaranties inmiddels een verscherpt toezichtbeleid voert. Garanties moeten vanaf begin 2007 volledig worden opgebracht door het betreffende departement. Voordat ik overga tot een definitieve toezegging zullen daarom de financiële consequenties en risico's van een garantiestelling in beeld moeten worden gebracht. Zou blijken dat de risico's dermate groot zijn dat de garantiestelling wezenlijk ten koste gaat van ander LNV-beleid, dan zal ik de besluitvorming aan mijn opvolger overlaten. Bovendien is Europese goedkeuring vereist. Het verleden leert dat deze trajecten complex zijn. Daarom moet verwacht worden dat het tot stand brengen van een eventuele verzekering de nodige tijd in beslag zal nemen.

Als er een verzekering van de grond komt met dezelfde voorwaarden als de verzekering voor bovenmatige regenval en als ondernemers zich daadwerkelijk verzekeren, wil ik conform mijn bereidheid en werkwijze in voorgaande gevallen, mij inspannen voor een tegemoetkoming in de geleden schade, onder voorwaarde van Europese goedkeuring.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman