Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Eerste Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 22 Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl
2513AA22

Uw brief Griffie nr. 136931 u Ons kenmerk AV/IR/2006/103205 Onderwerp Wijziging van de Wet minimumloon en Datum 1 februari 2007 minimumvakantiebijslag in verband met de invoering
van bestuursrechtelijke handhaving

De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief van de vaste commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Justitie, gedateerd 22 december 2006 en ontvangen op 15 januari 2007, over de wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving. Hieronder wordt ingegaan op de vragen die in deze brief zijn gesteld.

De leden van de fractie van het CDA vroegen of de regering in kon gaan op de discrepantie tussen enerzijds de opmerkingen van de regering over het voorstel van de Europese Commissie met betrekking tot de Detacheringsrichtlijn (COM 2006 159) en anderzijds haar voornemen zoals neergelegd in het onderhavige wetsvoorstel voor zover het de handhaving aangaat.

Het fiche van de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen over de mededeling van de Europese Commissie inzake de richtsnoeren betreffende de detachering van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (Kamerstukken II 2005-2006, 22 112, nr. 449 onder 4) is gericht op de handhaving en naleving van de kernarbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in de vigerende wet- en regelgeving. Het voornemen tot wijziging van de handhaving van de WML, te bezien mede in relatie tot het openstellen van de grenzen voor werknemer uit de zogenoemde MOE landen, is daarbij ten onrechte niet gemeld.

De leden van de fracties van CDA, PvdA, SGP, CU en SP vroegen of overleg is geweest tussen de ministers van Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de bestuurlijke boete zoals voorgesteld in onderhavig wetsvoorstel. Deze leden stelden verder de vraag of de regering onderschrijft dat het invoeren van een nieuwe bestuurlijke boete zeer terughoudend moet worden toegepast en zoveel mogelijk geïntegreerd zouden worden in de wet OM- afdoening. Ook vroegen zij waarom het principe van terughoudendheid en mogelijke integratie in het kader van de wijziging van de onderhavige wet niet is toegepast.

Ons kenmerk AV/IR/2006/103205

Ik stel voorop dat over de invoering van bestuurlijke boete in de WML overleg is gevoerd met mijn ambtgenoot van Justitie.

Over de terughoudendheid van de invoering van een bestuurlijke boeteregeling in de WML merk ik op dat de redenen voor de aanpassing van de handhaving van de WML uitgebreid naar voren zijn gebracht in de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2005-2006, 30 678, nr. 3, p. 2 en 3) en de memorie van antwoord (Kamerstukken I 2006-2007, 30 678, nr. C, p. 1 en 2). Aangegeven is dat de mogelijkheid tot het indienen van klachten bij de Arbeidsinspectie (AI) en het aanspannen van een civiele procedure wegens onderbetaling weinig worden gebruikt door werknemers, hoewel uit monitor onderzoek blijkt, dat onderbetaling wel voorkomt. In de praktijk komt dan ook niet veel terecht van de handhaving van de verplichtingen die volgen uit de WML. Voorts bestaat de verwachting dat werknemers uit de Midden en Oost Europese lidstaten nog minder dan Nederlandse werknemers bereid zullen zijn om een klacht bij de AI in te dienen of een civiele procedure wegens onderbetaling aan te spannen. Dit zal de effectiviteit van het bestaande instrumentarium tot handhaving van de WML verder verminderen en mogelijk een negatief effect hebben op de bereidheid van werkgevers tot naleving van de WML. De constatering enerzijds, dat ook thans al de naleving van de wet te wensen overlaat en anderzijds dat het niet naleven van de wet naar verwachting zal toenemen met de komst van werknemers uit de nieuwe lidstaten, in combinatie met de geringe effectiviteit van het huidige instrumentarium tot handhaving van de wet, heeft de regering doen besluiten tot aanpassing van de handhaving.
De regering heeft dan ook na zorgvuldige overweging besloten het toezicht op de naleving (c.q. de handhaving) van de WML anders in te vullen en een bestuurlijke boete in te voeren.

Over integratie in de Wet OM-afdoening (Wet van 7 juli 2006, Stb. 330) merk ik op dat in onderhavig wetsvoorstel sprake is van bestuursrechtelijke handhaving en niet van strafrechtelijke handhaving. Om die reden is integratie in de Wet OM-afdoening niet overwogen.

Over de Wet OM-afdoening kan verder nog het volgende worden opgemerkt. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel dat tot de Wet OM-afdoening heeft geleid is aangegeven dat de nieuwe mogelijkheden die de Wet OM-afdoening gaat bieden, waaronder de mogelijkheid om aan bestuursorganen of ambtenaren de bevoegdheid te verlenen een bestuurlijke strafbeschikking uit te vaardigen, aan de hand van de notitie-sanctiestelsels (Kamerstukken II
2005-2006, 29 849, nr. 30) zullen worden meegewogen bij nieuwe beleidsvoornemens. De Wet OM-afdoening zal op de wijze als aangegeven in de brief van mijn ambtgenoot van Justitie aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 12 december 2006 (Kamerstukken II