Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

ONDERZOEK NAAR DE RE-INTEGRATIE VAN WERKNEMERS DIE MINDER DAN 35% ARBEIDSONGESCHIKT ZIJN


Minder dan 35% arbeidsongeschikt:
blijven werken of toch niet?


- eindrapport -

drs. C. van Horssen
drs. E. van Doorn

Amsterdam, januari 2007
Regioplan publicatienr. 1452

Regioplan Beleidsonderzoek
Nieuwezijds Voorburgwal 35
1012 RD Amsterdam
Tel.: +31 (0)20 - 5315315
Fax : +31 (0)20 - 6265199

Onderzoek uitgevoerd door Regioplan
Beleidsonderzoek in opdracht van Stichting van
de Arbeid.

INHOUDSOPGAVE


1 Inleiding ........................................................................................... 1
1.1 Achtergrond van het onderzoek......................................... 1
1.2 Doelstelling van het onderzoek.......................................... 2
1.3 Onderzoeksopzet............................................................... 3
1.4 Leeswijzer.......................................................................... 4


2 Onderzoekspopulatie....................................................................... 7
2.1 Inleiding.............................................................................. 7
2.2 Werksituatie ....................................................................... 7
2.3 Persoonskenmerken.......................................................... 10
2.4 WIA-beoordeling en gezondheid........................................ 13
2.5 Samenvattend.................................................................... 16


3 Werkenden en niet-werkenden....................................................... 17 3.1 Inleiding.............................................................................. 17 3.2 Werknemers met een dienstverband bij oude werkgever . 17 3.3 Werknemers zonder dienstverband bij oude werkgever.... 23 3.4 Samenvattend.................................................................... 28


4 Maatregelen en ondersteuning bij re-integratie............................ 31 4.1 Inleiding.............................................................................. 31 4.2 Eigen inbreng van de werknemer...................................... 31 4.3 Afspraken en maatregelen................................................. 33 4.4 Behoefte aan ondersteuning ............................................. 40 4.5 Samenvattend.................................................................... 42


5 Werkgevers....................................................................................... 45 5.1 Inleiding.............................................................................. 45 5.2 Achtergrond deelnemende bedrijven................................. 45 5.3 Werknemers die het werk nog niet hebben hervat............ 50 5.4 Werknemers die het werk hebben hervat.......................... 51 5.5 Dienstverband beëindigd................................................... 52 5.6 Aanvullende gesprekken.................................................... 54 5.7 Samenvattend.................................................................... 55


6 Maatregelen en ondersteuning werkgevers.................................. 57 6.1 Maatregelen ten behoeve van re-integratie....................... 57 6.2 Ondersteuning voor werkgevers........................................ 59 6.3 Afspraak sociale partners .................................................. 62 6.4 Samenvattend.................................................................... 63


7 Samenvatting en conclusie............................................................. 65 7.1 Omvang en kenmerken van de groep werknemers met
gering verlies van verdiencapaciteit................................... 66 7.2 Voorwaarden voor werkhervatting..................................... 68 7.3 Ondersteuning bij re-integratie........................................... 69 7.4 Tot slot ............................................................................... 70

Bijlage ........................................................................................... 73


1 INLEIDING


1.1 Achtergrond van het onderzoek
Op 1 januari 2006 is de WAO vervangen door de WIA (Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen). Werknemers die vanaf die datum volledig arbeidsonge- schikt worden verklaard en geen of slechts een geringe kans op herstel heb- ben, krijgen een uitkering volgens de regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA). Voor niet-duurzaam volledig arbeidsongeschikten en gedeeltelijk arbeidsongeschikten geldt de regeling Werkhervatting Gedeel- telijk Arbeidsgeschikten, de WGA. De WGA is bedoeld voor werknemers die deels arbeidsgeschikt worden verklaard met een loonverlies tussen de 35 en 80 procent. Iedereen met een verlies van verdiencapaciteit van minder dan 35 procent heeft geen recht op een WGA-uitkering. Voor werknemers die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn, ligt de verantwoordelijkheid voor de inkomensbescherming bij de werkgever en de sociale partners. Deze werknemers moeten worden behouden voor het arbeidsproces, hetzij in het eigen bedrijf, hetzij bij een andere werkgever.1

De eerste uitkomsten van de beoordelingen voor de WIA wijzen erop dat het aantal toekenningen voor de IVA en WGA lager is dan in eerste instantie werd verwacht. Een groot deel van de werknemers aan wie bij de keuring geen IVA- of WGA-uitkering wordt toegekend, valt in de categorie werknemers die minder dan 35 procent verdiencapaciteit verliezen. In de eerste zes maanden van 2006 was dit 69 procent van alle afwijzingen.2 Dit komt neer op ruim 5300 afwijzingen. Voor het gehele jaar 2006 verwacht UWV in totaal ruim 19.000 afwijzingen vanwege minder dan 35 procent arbeidsongeschiktheid.3 Hierin zitten ook de afwijzingen voor WIA-aanvragen vanuit de vangnetgroep, die onder verantwoordelijkheid van UWV valt. Werknemers zijn onder `normale' omstandigheden na twee jaar ziekte nog steeds in dienst van hun werkgever en komen ook niet in de WGA terecht.4

In het sociaal akkoord van het najaar van 2004 is afgesproken dat `voor de categorie werknemers met lichte arbeidsbeperkingen (35% of minder arbeids- ongeschikt) op het niveau van de arbeidsorganisatie tot maatwerkoplossingen dient te worden gekomen'. De sociale partners zullen de re-integratie van de groep 35-min monitoren, zodat een duidelijk beeld ontstaat hoe aan de re-inte-


1 Memorie van Toelichting Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen


2 Zie: UWV 1e half jaar 2006, Amsterdam, augustus 2006.


3 Zie: UWV eerste drie kwartalen 2006, Amsterdam, november 2006.


4 Alleen indien in de periode van ziekte een arbeidscontract van rechtswege eindigt, de werknemer in die periode ontslag neemt of wanneer de kantonrechter het arbeidscontract ontbindt, is er sprake van een andere dan deze `normale' situatie.


---

gratie uitvoering wordt gegeven en de resultaten inzichtelijk worden gemaakt.5

Dit rapport doet verslag van een onderzoek onder de groep werknemers en werkgevers van werknemers die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn verklaard in de maanden maart tot en met juli 2006.


1.2 Doelstelling van het onderzoek
De doelstelling van dit onderzoek naar de re-integratie van zieke werknemers met minder dan 35 procent verlies van verdiencapaciteit is:

· nagaan in welke mate deze groep ook daadwerkelijk bij de eigen werkgever in dienst blijft, en vooral;

· op het spoor komen van hoe passende oplossingen worden gevonden.

Deze doelstelling is vertaald in de volgende centrale vragen:

1. Hoe groot is de groep werknemers met een verlies van verdiencapaciteit van minder dan 35 procent en hoe is deze groep samengesteld?
2. Onder welke omstandigheden en randvoorwaarden is het niet mogelijk om met een beperkt verlies van verdiencapaciteit bij de eigen werkgever te blijven werken?

3. Hebben werkgevers en werknemers behoefte aan ondersteuning bij re- integratie of het in dienst houden van deze groep werknemers, en zo ja, in welke vorm en door welke instanties?

Deze centrale vragen zijn verder uitgewerkt in meer concrete onderzoeksvra- gen.

Ad 1

· Hoe groot is het aandeel WIA-gekeurden met minder dan 35 procent verlies van verdiencapaciteit?

· Wat zijn de achtergrondkenmerken van deze groep werknemers (zoals leeftijd, geslacht, opleiding, reden van ziekmelding, sector, werkgever, beroep, functieniveau en omvang aanstelling)?

Ad 2

· Ervaren werkgevers belemmeringen bij het (laten) terugkeren naar werk van de betrokken werknemers?

· Hebben werkgevers binnen hun organisatie voldoende mogelijkheden om werknemers met minder dan 35 procent verlies van verdiencapaciteit passend werk aan te bieden? Welke kenmerken van het bedrijf of de instelling (omvang, bedrijfseconomische toestand, flexibiliteit van het personeelsbestand, et cetera) spelen hierbij een rol?

· Welke (maatwerk)oplossingen vinden werkgevers om werknemers met


5 Zie: Verklaring van de in de Stichting van de Arbeid vertegenwoordigde centrale organisaties van werkgevers en van werknemers d.d. 5-11-2004 en de vervolgafspraken die zijn gemaakt in de Werktop van kabinet en Stichting van de Arbeid d.d. 1-12-2005.
2

minder dan 35 procent verlies van verdiencapaciteit in dienst te houden?
· Is de werkgever van mening dat de werknemer daadwerkelijk in staat is, met het beperkte verlies van verdiencapaciteit, bij de werkgever werkzaam te blijven?

· Onder welke omstandigheden lukt het niet om werknemers met minder dan 35 procent verlies van verdiencapaciteit in dienst te houden? Welke kenmerken van het bedrijf of de instelling spelen hierbij een rol?
· In hoeverre ervaren werknemers met minder dan 35 procent verlies van verdiencapaciteit belemmeringen bij terugkeer naar of behoud van werk?
· Welke oplossingen dragen werknemers met minder dan 35 procent verlies van verdiencapaciteit aan om bij de werkgever in dienst te blijven?
· Is de werknemer ervan overtuigd dat hij/zij daadwerkelijk in staat is, met het beperkte verlies van verdiencapaciteit, bij de werkgever werkzaam te blijven?

· Onder welke omstandigheden lukt het werknemers met minder dan 35 procent verlies van verdiencapaciteit niet om bij de eigen werkgever in dienst te blijven? Welke kenmerken van werknemers (leeftijd, opleiding, functie, reden van arbeidsongeschiktheid et cetera) spelen hierbij een rol?

Ad 3

· Hebben werkgevers behoefte aan ondersteuning bij de re-integratie van werknemers met minder dan 35 procent verlies van verdiencapaciteit?
· Waaruit moet die ondersteuning volgens werkgevers bestaan?
· Van wie verwachten werkgevers deze ondersteuning?

· Hebben werknemers met minder dan 35 procent verlies van verdiencapa- citeit behoefte aan ondersteuning bij terugkeer naar werk?
· Waaruit moet die ondersteuning volgens werknemers bestaan?
· Van wie verwachten werknemers deze ondersteuning?

· In hoeverre maken werknemers en werkgevers gebruik van de arbodien- sten en/of re-integratiebedrijven bij de terugkeer naar werk?


1.3 Onderzoeksopzet
Het onderzoek bestaat uit de volgende stappen:

1. enquête onder werknemers;

2. enquête onder werkgevers;

3. groepsgesprekken/interviews met werkgevers.


1.3.1 Enquête onder werknemers

Om inzicht te verkrijgen in welke werknemers minder dan 35 procent arbeidsongeschikt worden verklaard, welk deel van hen in dienst blijft bij hun werkgever en welke maatregelen zijn genomen om dit te bereiken is een schriftelijke enquête gehouden onder werknemers met minder dan 35 procent verlies van verdiencapaciteit die in de periode maart tot en met juli 2006 voor
---

de WIA zijn beoordeeld. Deze werknemers zijn geselecteerd uit de bestanden van UWV. In totaal waren dit 2867 werknemers. Al deze werknemers zijn benaderd en 1153 hebben binnen de responsperiode de vragenlijst ingevuld teruggestuurd. In verband met privacy van de betrokkenen zijn de vragenlijsten door UWV en met een begeleidende brief op briefpapier van UWV verstuurd naar de werknemers.


1.3.2 Enquête onder werkgevers

Om inzicht te verkrijgen in de oplossingen die werkgevers zoeken om werkne- mers met een minder dan 35 procent verlies van verdiencapaciteit in dienst te houden of elders te re-integreren, is een telefonische enquête gehouden onder werkgevers. De werkgevers zijn geselecteerd door UWV. Hiertoe zijn de gegevens over het dienstverband van de werknemers die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn verklaard, gekoppeld aan bestanden met gegevens van werkgevers. Dit heeft een adressenbestand opgeleverd van in totaal 1148 bruikbare adresgegevens. Op grond van dit bestand zijn werkgevers telefonisch benaderd met de vraag of zij wilden deelnemen aan een onderzoek over de re-integratie-inspanningen van de zieke werknemer die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt is verklaard.

Bij de start van ieder gesprek is eerst nagegaan wie binnen de organisatie hiervan het meest op de hoogte was en is daarmee gesproken. Over het algemeen waren dit directeuren (bij kleine organisaties), direct leidinggeven- den of hoofden van de afdeling personeelszaken. Aan het begin van de telefonische enquête is tevens een aantal selectievragen opgenomen om daadwerkelijk te kunnen vaststellen dat de betrokken werkgever met de onderhavige problematiek te maken heeft gehad. De werkgevers die aangeven dat geen van hun werknemers tot de doelgroep van het onderzoek behoort, zijn buiten het onderzoek gelaten. Werkgevers die hebben aangegeven niet mee te willen werken zijn nog twee vragen voorgelegd om zo te kunnen bepalen of deze groep weigeraars afwijkt van de groep werkgevers die wel aan het onderzoek willen meewerken. In totaal hebben 225 werkgevers de uitgebreide vragenlijst beantwoord en hebben 88 werkgevers de twee vragen voor weigeraars beantwoord.


1.3.3 Verdiepende interviews met werkgevers

Ter verdieping van de telefonische enquête is een aantal interviews gehouden met werkgevers die ook aan de enquête hebben meegewerkt. In deze interviews zijn we dieper ingegaan op de manier waarop werkgevers omgaan met de re-integratie van werknemers die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn verklaard.


4


1.4 Leeswijzer
Het rapport is opgebouwd in twee delen. In het eerste deel (hoofdstuk 2, 3 en
4) wordt ingegaan op de resultaten van de enquête onder werknemers. Hoofdstuk 2 gaat over de samenstelling van de onderzoekspopulatie en in hoofdstuk 3 gaan we in op de factoren die van belang zijn bij re-integratie van deze groep werknemers. In het laatste hoofdstuk van dit eerste deel komen de genomen maatregelen en de behoefte aan ondersteuning bij re-integratie aan de orde. Het tweede deel van dit rapport (hoofdstuk 5 en 6) gaat in op de resultaten van de enquête en de interviews met werkgevers. In hoofdstuk 5 en
6 worden de belangrijkste resultaten van de telefonische enquête gepresenteerd. Op grond van de uitkomsten van de interviews gaan we in deze hoofdstukken tevens dieper in op deze bevindingen. Tot slot zullen we in hoofdstuk 7 op grond van de bevindingen van de enquêtes en interviews onder werknemers en werkgevers onze conclusies formuleren. In de bijlage bij dit rapport zijn enkele tabellen opgenomen die betrekking hebben op de regressie- en correlatieanalyses die zijn uitgevoerd.


---


6


2 ONDERZOEKSPOPULATIE


2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de respondenten die aan het onderzoek hebben meegewerkt. In totaal hebben 1153 van de 2867 aangeschreven werknemers de vragenlijst ingevuld. Dit betekent een responspercentage van veertig procent.

In de eerstvolgende paragraaf geven we een overzicht van de werksituatie van de responsgroep voor de ziekmelding en na de WIA-beoordeling. In paragraaf
2.3 gaan we in op de persoonskenmerken van de responsgroep zoals leeftijd, geslacht en etniciteit. In paragraaf 2.4 van dit hoofdstuk komt de gezondheidssituatie van de responsgroep aan bod. In deze paragraaf gaan we tevens in op de vraag of de respondenten het eens zijn met de uitslag van de WIA-beoordeling en of zij bezwaar hebben aangetekend. In de afsluitende paragraaf 2.5 vatten we de belangrijkste bevindingen samen.

Voor zover mogelijk wordt de responsgroep vergeleken met de steekproef die door UWV is aangeschreven. De steekproef omvat alle werknemers die in de periode 1 maart tot en met 1 juli 2006 voor de WIA zijn beoordeeld en minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn verklaard.


2.2 Werksituatie

2.2.1 Werksituatie voor ziekmelding en tijdens periode van ziekte

Het overgrote deel van de respondenten (85%) heeft of had op het moment dat zij zich ziek meldden een vast contract bij de werkgever waar zij in dienst waren. Veertien procent geeft aan geen vast dienstverband te hebben en één procent (11) van de respondenten heeft geen antwoord op deze vraag gegeven. Gemiddeld werkten de respondenten voor ziekmelding 32,4 uur per week. Ongeveer acht procent van de respondenten geeft aan dat zij meer dan veertig uur in de week werkt. Het is niet duidelijk voor hoeveel uur zij daad- werkelijk een arbeidsovereenkomst had op het moment van ziekmelding. Ongeveer veertig procent van de respondenten werkte minder dan 33 uur per week.


---

Tabel 2.1 Aantal uren werk per week voor ziekmelding (N=1153)
Aantal uur Aantal respondenten % 0-8 uur 18 2%
9-16 uur 121 11%
17-24 uur 175 15%
25-28 uur 43 4%
29-32 uur 141 12%
33-40 uur 551 48%
40+ 88 8% Geen antwoord 16 1% Totaal 1153 *
* Het totaal telt niet op tot 100 procent vanwege afrondingsverschillen.

Het grootste deel van de respondenten (72%) had een uitvoerende functie. Elf procent van de respondenten geeft aan dat zij een ander soort functie had voor ziekmelding. Bij nadere bestudering van de open antwoorden blijkt dat de meerderheid van deze 130 respondenten ook een uitvoerende functie
vervulde.

De respondenten waren werkzaam in uiteenlopende sectoren, waarbij een
relatief grote groep in de gezondheids- en welzijnszorg, in de handel en in de industrie werkzaam waren. In de steekproef waren deze sectoren ook het meest vertegenwoordigd. In tabel 2.2 wordt een overzicht gegeven van
deverdeling over de sectoren.

Tabel 2.2 Verdeling naar sector
Sector Aantal respondenten % Landbouw en visserij 24 2% Industrie 113 10% De bouw 75 7% Handel 123 11% Schoonmaakbedrijf 43 4% Horeca 48 4% Transport 69 6% Financiële instellingen 25 2% Zakelijke dienstverlening 17 2% Onderwijs 50 4% Overheid 52 5% Gezondheids- en welzijnszorg 212 18% Cultuur en overige dienstverlening 23 2% Andere sector 171 15% Geen antwoord 108 9% Totaal 1153 *
* Het totaal telt niet op tot 100 procent vanwege afrondingsverschillen.


8


2.2.2 Werksituatie na de WIA-beoordeling

Meer dan de helft van de respondenten (57%) heeft tijdens de eerste twee ziektejaren nog gewerkt. Op het moment dat de respondenten de vragenlijst invulden, had meer dan de helft (55%) van alle respondenten geen dienstverband meer met hun oude werkgever. Van hen is 62 procent (396) ontslagen. Ongeveer een vijfde van de respondenten die geen dienstverband meer hebben bij hun oude werkgever is inmiddels aan het werk bij een andere werkgever. Dit zijn 122 respondenten. Van degenen die nog wel een dienstverband (504) hebben, is tachtig procent (405) alweer aan het werk bij deze werkgever. In schema 2.1 is het bovenstaande schematisch weergegeven.

Schema 2.1 Werksituatie na de WIA-beoordeling

Geen werk bij
andere
werkgever:

499/79%
Geen Wel werk bij
dienstverband: andere

636/55% werkgever:

122/19%
Reponsgroep:

1153 Totaal werk:
527/46% Dienstverband: Werk bij oude

504/44% werkgever:

405/80%
Geen werk bij
oude werkgever:

91/18%

In schema 2.1 is te zien dat degenen die bij hun werkgever in dienst zijn gebleven, er beter in slagen te re-integreren dan de groep die is ontslagen. Van de totale responsgroep werkt op het moment van meting 46 procent wel (weer), terwijl 51 procent niet werkt. Van de totale responsgroep heeft 44
---

procent geen werk en geen dienstverband. Gemiddeld is er tussen het moment van de meting en het keuringsmoment zes maanden verstreken. Om een indicatie te krijgen van de representativiteit van de responsgroep, hebben we gekeken naar de cijfers van UWV over het aantal WW'ers in de populatie. Uit deze cijfers blijkt dat 34 procent van de steekproef (N=2867) een WW-uitkering heeft in de periode dat de vragenlijst is verstuurd (september