Kamerbrief inzake de reis van de mensenrechtenambassadeur naar Ethiopië
19-02-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking, het verslag aan van de reis van de
Nederlandse mensenrechtenambasssadeur naar Ethiopië, mede gezien de
toezegging gedaan tijdens de behandeling van de begroting van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken op 18 en 19 oktober 2006. De reis
vond plaats van 23-26 januari 2007 en was een vervolg op een eerder
bezoek (8-9 september 2005).
Tijdens de reis voerde de mensenrechtenambassadeur een dialoog met de
Ethiopische gesprekspartners naar aanleiding van de zorgen van de
Nederlandse regering en het parlement over de mensenrechtensituatie na
de verkiezingen in mei 2005. Hij sprak met een breed scala aan
actoren, variërend van verschillende ministers en de president van het
hooggerechtshof tot leden van de parlementaire oppositie,
mensenrechteninstituties, NGO's en journalisten.
In tegenstelling tot het bezoek in 2005 waren de Ethiopische
autoriteiten geïnteresseerd in een dialoog over de mensenrechten en de
rechtsstaat, zoals bleek uit de ontvangst van de
mensenrechtenambassadeur door de onderminister van Buitenlandse Zaken
(Dr. Tekeda Alemu), de minister van Justitie (Assefa Kessito), een van
de voornaamste adviseurs van Premier Meles Zenawi (Neway Gebreab), de
voorzitter van het parlement (Ambassadeur Teshome Toga) en de
President van het Hooggerechtshof (Kemal Bedri). Alle gesprekspartners
aan overheidszijde spraken zich nadrukkelijk uit ten faveure van de
rechtsstaat, democratie en mensenrechten en ook in het (voorgenomen)
beleid blijkt men tot op zekere hoogte principes van goed bestuur en
mensenrechten te accepteren. Toch kwam tijdens het bezoek naar voren
dat er nog steeds weinig ruimte is voor politieke meningsverschillen
en dat instituties nog zwak ontwikkeld zijn. Ten aanzien van het
parlement is er overigens wel sprake van een lichte verbetering. Zo
kent het parlement een kritische oppositie en wordt het maandelijkse
debat tussen de premier en het parlement live uitgezonden op radio en
televisie.
Het proces in het Federal High Court tegen diegenen die in de nasleep
van de verkiezingen van mei 2005 zijn opgepakt blijft een grote
schaduw over het politieke landschap werpen. Zoals bekend resulteerden
de verkiezingen in een sterke groei van het aantal zetels voor de
oppositie naar 30 procent, maar de oppositie betwistte de uitslagen in
vreedzame protesten in juni en november 2005, die uitliepen op
gewelddadigheden waarbij duizenden werden opgepakt en merendeels weer
vrijgelaten. Tegen 131 personen werd een proces gestart, onder wie
kopstukken van de oppositie, vooral de Coalition for Unity and
Democracy (CUD), en een aantal journalisten. De aanklachten in deze
zgn. `treason trial' luiden onder meer hoogverraad en poging tot
genocide. Het proces wordt hervat op 19 februari a.s..
Gesprekspartners van de regering suggereerden dat wellicht een aantal
van de aangeklaagden zullen worden vrijgelaten. De afloop is
onduidelijk en de mogelijkheid van veroordeling en zware bestraffing
van de aangeklaagden zorgt voor een gespannen klimaat. Nederland en de
andere donoren volgen het proces nauwlettend. De EU heeft een
juridische waarnemer. De Hoge Commissaris voor de Mensenrechten bracht
in april 2006 een bezoek aan Ethiopië en ook zij volgt het proces op
de voet via haar regionale kantoor in Addis Abeba.
De mensenrechtenambassadeur pleitte voor het zoeken naar elementen van
politieke verzoening, maar afkoeling en toenadering lijken nog ver
weg. Gesprekspartners van overheidszijde erkenden dat aan beide zijden
fouten zijn gemaakt en de regering stelt zich op het standpunt dat nu
eerst het recht zijn loop moet hebben, maar tegelijkertijd
ventileerden deze gesprekspartners hun visie dat de oppositie een
gecoördineerde poging heeft gedaan om met onconstitutionele middelen
de macht over te nemen.
De parlementaire oppositie lijkt evenmin open te staan voor
toenadering. Om het politieke klimaat na de verkiezingen te verbeteren
zijn met bemiddeling van de donoren parlementaire procedures
afgesproken die de oppositie in staat moeten stellen actief te
participeren. De gesprekspartners uit de oppositie uitten echter
grieven over de beperkingen die zij zeggen te ondervinden. Ten dele
betreft dit beperkingen die veranderd zouden kunnen worden (recht van
interpellatie, recht van initiatief).
Ook het in oktober 2006 uitgekomen rapport van de Onderzoekscommissie
naar de gebeurtenissen in de nasleep van de verkiezingen is van
invloed op een mogelijke politieke verzoening. Dit rapport wordt naar
verwachting in maart in het parlement behandeld. Een eerdere versie
van het rapport concludeerde dat de regering excessief geweld gebruikt
heeft, maar in het eindrapport zoals dat aan het parlement werd
voorgelegd wordt dit ontkend. Over de feiten (193 burgerdoden) bestond
evenwel overeenstemming.
Bij de minister van Justitie deed de mensenrechtenambassadeur navraag
naar berichten over actuele mensenrechtenschendingen. Dit betreft in
het bijzonder drie leden van de Ethiopian Teachers' Association (ETA),
die in december zijn gearresteerd en volgens mensenrechtenorganisaties
als Amnesty International en Human Rights Watch zijn gemarteld.
Vertegenwoordigers van de ETA met wie de mensenrechtenambassadeur
sprak bevestigden dat de nog steeds gedetineerde ETA-leden zichtbare
gevolgen van marteling vertoonden. Minister van Justitie Kessito kende
dit geval niet maar zei dat marteling in Ethiopië niet voorkomt. Hij
zegde toe zich in de zaak te zullen verdiepen. Er zijn nog meer
berichten over recente mensenrechtenschendingen, vooral in Oromia en
Gambele, het probleem is echter dat deze moeilijk te verifiëren zijn.
De ruimte voor politieke meningsverschillen in Ethiopië blijft
beperkt, hoewel de regering een aantal hervormingen op het gebied van
democratie en goed bestuur doorvoert, mede onder druk van de donoren.
Geplande hervormingen zijn een nieuwe mediawet, een kieswet, een wet
op de financiering van politieke partijen, versterking van de
Nationale Kiesraad en wetgeving inzake NGO's.
De mensenrechtenambassadeur heeft nadrukkelijk gepleit voor ruimte
voor het maatschappelijk middenveld. In een bijeenkomst met een
tiental NGO's bleek dat de regering NGO's met wantrouwen behandelt.
Vooral kritische NGO's, zoals de Ethiopian Human Rights Council,
hebben hun activiteiten ten gevolge van repressie moeten aanpassen. De
eerdergenoemde ETA ondervindt al sinds 1993 belemmeringen.
De mensenrechtenambassadeur bracht naar voren dat NGO's vrijgelaten
moeten worden zolang ze zich aan de (grond)wet houden en dat NGO's een
belangrijke complementaire rol te vervullen hebben naast het
parlement. Dit pleidooi vond weinig weerklank bij gesprekspartners van
overheidszijde, die zeiden geen problemen te hebben met NGO's die zich
richten op dienstverlening en zich aan hun mandaat houden, maar dat
een aantal NGO's zich met partijpolitiek bezighouden. Minister van
Justitie Kessito heeft een nieuwe NGO-wet in voorbereiding, die dit
jaar moet zijn afgerond. Deze wet lijkt vooral bedoeld te zijn om meer
controle te krijgen over NGO's. Desgevraagd zegde minister Kessito toe
dat NGO's zullen worden geconsulteerd over de nieuwe wet. De
donorgemeenschap volgt de totstandkoming van de NGO-wet nauwlettend en
zal de regering onder druk zetten als de wet niet aan internationale
standaarden lijkt te voldoen.
Van een vrij en pluriform medialandschap is weinig sprake. Na november
2005 zijn een groot aantal onafhankelijke kranten uit de circulatie
genomen en de regering houdt de radio en Internet onder controle.
Overigens is het moeilijk voor private media om financieel te
overleven, omdat er in Ethiopië dusdanig veel talen worden gesproken
dat een voldoende omvangrijke doelgroep ontbreekt. Een nieuwe perswet
is in voorbereiding, die is gebaseerd op vergelijkende studies van de
perswetgeving van het VK, Duitsland, de VS, Canada en India.
De opbouw van instituties en de rechtsstaat kwam ook uitvoerig aan de
orde. Op het gebied van mensenrechten zijn de belangrijkste
instituties de in 2005 opgerichte Mensenrechtencommissie (Human Rights
Commission, HRC) en de Ombudsman. Vastgesteld kon worden dat de HRC
zijn staf heeft opgebouwd en activiteiten ontplooit op het gebied van
voorlichting en training en het behandelen van individuele klachten
over mensenrechtenschendingen. Een vijfjarig strategisch plan is
opgesteld waarin het monitoren van de mensenrechtensituatie en het
aanspreken van de regering daarop belangrijke elementen zijn. Toch
hebben onder meer NGOs en donoren kritiek op de HRC, die onvoldoende
onafhankelijk zou zijn en meer zou moeten doen aan het verifiëren van
mensenrechtenschendingen.
Met Minister van Justitie Kessito en de President van het
Hooggerechtshof Kemal Bedri sprak de mensenrechtenambassadeur over
hervorming van de justitiesector. Als grootste probleem noemden zij
het gebrek aan capaciteit en professionele competentie. Vooral de
relatie tussen openbaar ministerie en de politie is een zwakke plek,
die de regering aanpakt door studie van `best practices' in Frankrijk,
Duitsland, Canada, India en Singapore. De regering streeft naar
hervorming van justitie, de politie en het gevangenissysteem. Minister
Kessito vroeg Nederland door te gaan met het programma dat in
2003-2006 trainingen bood aan 140 juristen. Ook gaf hij aan gebruik te
willen maken van de studie die het Nederlandse Center for
International Legal Cooperation (CILC) in 2005 verrichtte. Deze studie
wijst erop dat ook in de rechterlijke macht problemen dienen te worden
aangepakt.
De aandacht van de overheid voor vrouwenrechten heeft kwantitatief een
grote sprong gemaakt, zo bleek uit het gesprek met onderminister van
Vrouwenzaken Ouba Mohammed. In plaats van een kleine staf direct onder
de premier functioneert er nu een apart ministerie met zo'n 200
ambtenaren. De ambitie is om de achterstand van vrouwen aan te pakken,
maar er is een groot verschil tussen regels en praktijk. Of het nu
gaat om vrouwenbesnijdenis, vrouwen in de gevangenis, erfrecht, geweld
tegen vrouwen of landrechten, veel wetgeving is aanwezig of vernieuwd
(familierecht, strafrecht, landcertificatie), maar het bewustzijn van
de daarbij behorende rechten en plichten is bijzonder laag.
Na de verkiezingen en de nasleep daarvan hebben de meeste donoren de
begrotingssteun aan de Ethiopische regering stopgezet. Nederland heeft
nooit meegedaan aan begrotingssteun. De hulp is gecontinueerd nadat
overeenstemming bereikt was over hervormingen op het gebied van goed
bestuur, maar deze wordt gekanaliseerd via grote
multidonorprogramma's, zoals het Goed Bestuursprogramma en het
Protection of Basic Services (PBS) programma. Doel van het PBS is om
via de districten de basisdiensten op het gebied van gezondheidszorg
en onderwijs veilig te stellen. Erkend moet worden dat de Ethiopische
regering veel aandacht geeft aan gelijke toegang tot onderwijs en
gezondheidszorg en dat hierin ook al veel bereikt is. Ook positief is
het programma voor voedselzekerheid en vangnetten, waarbij 7 miljoen
mensen die chronisch afhankelijk zijn van voedselhulp de gelegenheid
wordt geboden hieraan te ontsnappen via werkverschaffingsprogramma's
en de bevordering van agrarische productiviteit en werkgelegenheid
buiten de landbouw.
Geconcludeerd kan worden dat de Ethiopische regering tot op zekere
hoogte gecommitteerd is aan de principes van goed bestuur en
mensenrechten, maar dat de feitelijke situatie nog steeds reden tot
zorg geeft. De afloop van het proces tegen de oppositie en de nieuwe
wetgeving voor de pers en NGOs zullen nieuwe ijkpunten zijn om te
beoordelen of de Ethiopische regering daadwerkelijk de weg naar meer
openheid, democratie en de rechtsstaat inslaat. De regering zal de
ontwikkelingen dienaangaande op de voet volgen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken