Gemeente Voorschoten

Persberichten - Vragen en antwoorden tijdens Voorlichtingsavond UMTS (13 februari 2007)
Uitgebracht op: dinsdag 20 februari 2007

In dit verslag worden de vragen van de vragenstellers, zoals deze tijdens de discussie aan de deskundigen en wethouder Van Dunné zijn gesteld - kort en zakelijk - weergegeven. Tevens volgt hieronder - eveneens kort en zakelijk weergegeven - het antwoord, dat de onderstaande deskundigen en wethouder Van Dunné op deze vragen hebben gegeven.

De deskundigen zijn achtereenvolgens:

De spreker van het Antennebureau (de heer Bart Huizing); De spreker van de GGD Hollands-Midden (mevrouw Marjolein de Gruijter), en
De spreker van KPN (de heer Jordie Vergeer);

1. De heer A.

A. Opmerking
UMTS is toch schadelijk. Er is op dit moment geen lange termijn onderzoek gedaan. Die informatie moet er wel komen. Er is gerede twijfel.

Antwoord van de GGD
Inderdaad ontbreekt het op dit moment aan lange termijn onderzoek. Maar er wordt wel (wat) onderzoek gedaan door sommige instanties, waaronder de Gezondheidsraad. Dit is een uitvloeisel van het zogenaamde voorzorgsbeginsel.

B. Vraag
UMTS beïnvloedt de ontwikkeling bij kinderen. UMTS is schadelijk voor kinderen. Wat doet de gemeente Voorschoten hieraan?

Antwoord wethouder Van Dunné
Dit is geen taak/ zaak van de gemeente. Dit is wachten op een landelijke stellingname. Daar heeft de gemeente ook geen capaciteit voor. Overigens is het (juridisch) niet haalbaar om alle antenne-installaties te weren in de gemeente. Wel heeft de gemeente een privaatrechtelijke poot om op te staan. Dit voor zover het gaat om gronden, waarvan de gemeente eigenaar is.

C. Vraag
Nederland hanteert ten opzichte van andere, Nederland omringende landen hogere blootstellinglimieten. Hoe komt dat?

Antwoord Antennebureau en GGD
Er zijn veiligheidsfactoren. Factor 50 geldt voor het algemene publiek. België hanteert een andere limiet. Ook andere landen in Europa hebben andere limieten. (Zie ook: het antwoord van het Antennebureau op vraag 7 B)

2. De heer B.

Vraag:
Ten aanzien van UMTS:
Wat is de keuze van de gemeente? Wat zijn de politieke lijnen?

Antwoord wethouder Van Dunné
Ik verwijs hiervoor naar de motie van de CDA-fractie, zoals deze tijdens de raadsvergadering van 14 december 2006 door het CDA is ingediend en door de Raad is aangenomen.

(De strekking van deze motie is dat het College van B & W in goed overleg met de providers inspanningen zal verrichten om in de nabije toekomst uitsluitend UMTS-zendmasten buiten te bebouwing te zullen plaatsen. Hierbij wordt verwezen naar de brief van het College van 7 februari 2006, gericht aan de leden van de gemeenteraad van Voorschoten).

3. De heer C.

Opmerking
De heer C. wijst op de toenemende onrust onder de burgers in Voorschoten, waar het gaat om het plaatsen van UMTS-zendmasten. Naar zijn mening moet daarom het Convenant (het Convenant in het kader van het Nationaal Antennebeleid inzake antenne-installaties voor mobiele communicatie uit 2002) worden opengebroken.

Antwoord GGD
Er is op dit moment geen volledig (100%) antwoord te geven op de vraag of elektromagnetische velden (EMV), afkomstig van UMTS-zendmasten al dan niet schadelijk zijn voor de gezondheid, dan wel het welbevinden van mensen. Dit komt, omdat er (vrijwel) geen onderzoek naar de gezondheidseffecten van UMTS op de lange termijn is verricht. Maar er wordt wel (wat) onderzoek gedaan door sommige instanties, waaronder de Gezondheidsraad. Ik verwijs hiervoor naar de website van de GGD: www.ggdkennisnet.nl

Antwoord Antennebureau
Het Convenant heeft geen looptijd. Dit Convenant geldt in beginsel voor onbepaalde tijd.

4. Mevrouw D.

Vraag
Hoe komt een provider er bij om juist de Laurentiusparochie (kerk) als locatie voor het plaatsen van een UMTS-zendmast te kiezen, temeer daar er in die omgeving al een zendmast is geplaatst?

Antwoord Antennebureau
KPN heeft grip opgebouwd wat betreft het zoeken naar geschikte locaties. Dit is een radiotechnische keuze.

Antwoord KPN
Men stelt een zoeklocatie vast. Men wenst het liefst een hoog object, een hoog bestaande optie. Kerken worden daarom vaak gebruikt voor het plaatsen van zendmasten.
5. Mevrouw E.

A. Vraag
Verschillende providers maken gebruik van een zendmast. Leidt dat ook tot meer straling?

Antwoord Antennebureau
Op zichzelf heeft vragensteller gelijk. Je kunt de verschillende, door de providers gehanteerde frequenties bij elkaar optellen. Dat wil niet zeggen dat de veldsterkte (het aantal volt per meter) ook toeneemt. Als meerdere providers gezamenlijk gebruik maken van een zendmast, kan er namelijk met een lager vermogen worden gewerkt. Hierdoor blijft de elektrische veldsterkte (het aantal volt per meter) ook laag.

B. Opmerking
Volgens mevrouw E. is het opvallend dat in toenemende mate mensen, die in haar buurt/ wijk wonen kanker hebben, dan wel aan de gevolgen daarvan reeds zijn overleden. Volgens haar is er een oorzakelijk verband tussen de straling, afkomstig van zendmasten voor mobiele telecommunicatie enerzijds en het toenemend aantal mensen, dat kanker heeft, dan wel aan de gevolgen daarvan reeds zijn overleden anderzijds.

Antwoord GGD
Het is inderdaad waar dat het aantal mensen, dat kanker heeft, toeneemt. Echter, het gaat hier telkens om een verschillende ontstaansgeschiedenis. Er is geen eenduidige oorzaak voor het ontstaan van kanker.

6. De heer F.

A. Vraag
Is op de website van het Antennebureau te zien sinds wanneer de zendmasten zijn geplaatst? Voldoen de zendmasten, die vòòr 2002 (datum van inwerkingtreding van het Convenant) zijn geplaatst aan de essentiële voorwaarden?

Antwoord Antennebureau
In de Woningwet en het op de Woningwet gebaseerde Besluit Bouwvergunningvrije en Licht-Bouwvergunningplichige Bouwwerken (BBLB) zijn de eisen voor antenne-installaties opgenomen. De providers moeten hun antenne-installaties melden bij het Antennebureau. De datum van inwerkingtreding van een antenne-installatie is te vinden in het Antenneregister. Dit register is voor een ieder toegankelijk.

B. Vraag
Hoe lang duurt het, voordat er een lange termijn onderzoek is?

Antwoord GGD
Zoals eerder gezegd gaat het onderzoek naar de gezondheidseffecten van UMTS op de lange termijn van start. Er is overigens wel (wat) onderzoek naar de effecten op de lange termijn verricht. Dit heeft echter nog geen betrouwbare en concrete onderzoeksresultaten opgeleverd. Daarom valt daar op dit moment nog niet veel over te zeggen.

7. De heer G.

A. Opmerking
De heer G. spreekt hier namens het bestuur van de wijk in aanbouw: Krimwijk II. Het standpunt van deze wijk is: niet-plaatsen van UMTS-zendmasten.

B. Vraag
Waar zijn de blootstellinglimieten op gebaseerd?

Antwoord Antennebureau
Om eventuele gezondheidsrisicos te voorkomen, zijn afspraken gemaakt over blootstellinglimieten voor radiofrequente elektromagnetische velden. In het Convenant is vastgelegd dat operators ervoor moeten zorgen dat deze limieten op vrij toegankelijke plaatsen niet worden overschreden.

Uit onderzoeken naar de gezondheidseffecten van antennes is naar voren gekomen dat bij hoge veldsterktes opwarming van het lichaam kan plaatsvinden. De hoogte van de stijging is afhankelijk van de mate van opname van de velden door het lichaam. Experimenten geven aan dat de lichaamstemperatuur bij een energieopname van 4 Watt per kilogram lichaamsgewicht met een tiende tot een halve graad Celcius stijgt. Uit medisch onderzoek is bekend dat een langdurige verhoging van de lichaamstemperatuur met één graad Celcius nadelige gevolgen kan hebben.

De blootstellinglimieten zijn op deze kennis gebaseerd. De energieopname uit het elektromagnetische veld moet beneden de 4 Watt per kilogram blijven. In de praktijk wordt nog een veiligheidsmarge toegepast van een factor 10 voor mensen, die in de directe omgeving van een antennes moeten werken en een factor 50 voor het publiek. De algemene blootstellinglimiet voor de bevolking is dus 0,08 Watt per kilogram.

Antwoord GGD
Inderdaad is er in geval van hoogspanningsmasten een associatie (niet zijnde een oorzakelijk verband) gevonden met leukemie. Echter, de frequentie van hoogspanningsmasten (50 Kilohertz) is veel lager dan die van UMTS (2200 Megahertz). Om deze reden zijn hoogspanningsmasten niet met UMTS te vergelijken.

8. Mevrouw H.

A. Opmerking
De providers hebben geen verzekering weten af te sluiten, die gezondheidsschade dekt.

Antwoord Antennebureau
Dat is mij niet bekend. Voor zover het Antennebureau weet is KPN verzekerd voor alles dat verzekerbaar is. Dit laatste wordt inderdaad door de spreker van KPN bevestigd.

B. Vraag
Wie is verantwoordelijk voor de gevolgschade van UMTS?

Antwoord KPN
KPN kan geen antwoord op deze vraag geven. Dit moet (nog) door de rechter uitgemaakt worden. Het is daarom wachten op de eerste uitspraak van de rechter over de gevolgschade van UMTS.

(In zijn brief van 29 maart 2005, gericht aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, heeft de Staatssecretaris van VROM ten aanzien van de aansprakelijkheidsproblematiek mogelijke (gezondheidsschade van UMTS basisstations het volgende bericht.
Er is pas sprake van aansprakelijkheid, indien het oorzakelijk verband is aangetoond tussen de gezondheidsschade en de blootstelling aan de door antennes voortgebrachte elektromagnetische velden. Een vaststelling van aansprakelijkheid is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval, waarbij vanzelfsprekend de rechter het laatste woord heeft.
Voor de aansprakelijkheid van de exploitant is met name van belang of deze mogelijke schade aan de gezondheid kende, dan wel had behoren te kennen.
Voor een ondernemer, die een bepaalde bedrijfsactiviteit ontwikkelt, geldt in zijn algemeenheid dat maatschappelijk aan hem zwaardere eisen worden gesteld vanwege zijn kwaliteit als ondernemer. Onder omstandigheden kan dat ook meebrengen dat hij extra voorzorgen moet treffen om risicos ter vermijden. Het ligt voor de hand dat ook de vermijdbaarheid van de schade en de kosten of de moeite, die de betrokken partijen hadden moeten doen een rol speelt. Een gedupeerde is vrij in zijn keuze naast of in plaats van de exploitant ook de overheid aan te spreken.
De vraag naar eventuele aansprakelijkheid van de overheid zal pas aan de orde zijn, indien de rechter tot de conclusie komt dat de overheid onrechtmatig heeft gehandeld. Ingevolge de huidige jurisprudentie op het terrein van de overheidsaansprakelijkheid zal voor aansprakelijkheid beslissend zijn wat de overheid wist, welke kennis zij had met betrekking tot de gevaren die burgers zouden lopen. Op grond van jurisprudentie over de rol van toezichthouder kan de overheid vanwege gebrekkig toezicht aansprakelijk worden geacht, indien zij op de hoogte is of had kunnen zijn van een groot onaanvaardbaar groot risico op gezondheidsschade en niettemin nalaat maatregelen te treffen ter verkleining van dat risico. Gelet op het feit dat het hier een materie betreft die in de rechtspraak nog niet is uitgekristalliseerd, kan geen uitputtende beschouwing worden gegeven over de mogelijkheden om de exploitant en/of de overheid aansprakelijk te stellen.
Als algemeen uitgangspunt in het aansprakelijkheidsrecht geldt dat de (juridische) verantwoordelijkheid voor het schadeveroorzakend feit primair is gelegen bij de onderneming die het gevaar in het leven roept).

C. Vraag
Waar staat de gemeente Voorschoten voor wat betreft het plaatsen van UMTS-zendmasten?

Antwoord wethouder Van Dunné
Sommige zendmasten voor mobiele telecommunicatie zijn bouwvergunningvrij. Er moet (wel) telkens getoetst worden aan de relevante bouwwet- en regelgeving. Bovendien wordt er thans een plaatsingsplan voor het plaatsen van zendmasten ontwikkeld. Bovendien geeft het College uitvoering aan de door de CDA-fractie ingediende en door de gemeenteraad aangenomen motie (zie: het antwoord van wethouder van Dunné op vraag 2).
Antwoord KPN
De spreker van KPN legt uit wat een plaatsingsplan is en wat de functie daarvan is.
Het plaatsingsplan is een uitvloeisel van het Convenant. De in het plaatsingsplan opgenomen bedrijfsgegevens van de providers zijn geheim. Tot de categorie geheime bedrijfsgegevens behoren met name: de zoekgebieden. Op deze gegevens is de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) niet van toepassing, omdat het hier niet om overheidsinformatie- en documentatie gaat, maar om commerciële bedrijfsgegevens. De rechter heeft ook in enkele uitspraken bepaald dat de gegevens, vervat in het plaatsingsplan en de daarvan onlosmakelijk deel uitmakende bijlage(n), als bedrijfs- en fabricagegegevens dienen te worden aangemerkt. Deze categorie bedrijfsgegevens behoort tot de zogenaamde relatieve weigeringgronden, als genoemd in de Wet Openbaarheid van Bestuur. Op grond hiervan mogen de gegevens, die vervat zijn in het plaatsingsplan niet aan derden worden verstrekt. Op dit moment zijn de gezamenlijke providers - allen deel uitmakend van het samenwerkingsverband Monet (Mobiele Netwerkoperators in Nederland) - in overleg met de gemeente Voorschoten om tot een (definitief) plaatsingsplan te komen.

9. De heer I.

Vraag
Is de plaatsing van de zendmast in de toren van de Laurentiuskerk onherroepelijk?

Antwoord wethouder van Dunne
Indien en zodra de bouwvergunning voor het plaatsen van de zendmast in de toren van de Laurentiuskerk door het College van B & W is verleend, kunnen belanghebbenden volgens de reguliere weg tegen dit besluit van het College bezwaar, dan wel beroep aantekenen. Bezwaar en beroep zijn dus mogelijk. Het gaat hier om een zendmast, waarvoor een lichte bouwvergunning is vereist. Het gaat hier in termen van het (eerder genoemde) Besluit Bouwvergunningvrije en Licht-Bouwvergunningplichtige Bouwwerken, BBLB om het bouwen van een antenne-installatie voor mobiele telecommunicatie in een monument, als bedoeld in de Monumentenwet 1988. Indien een op zichzelf bouwvergunningvrij bouwwerk (in dit geval een antenne-installatie) tevens als een monument in de zin van de Monumentenwet dient te worden aangemerkt, is voor dat bouwen een lichte bouwvergunning vereist.

(De beslissing op de aanvraag om bouwvergunning is overeenkomstig artikel 54 van de Woningwet aangehouden. Ingevolge artikel 54, eerste lid van de Woningwet houden
B & W de beslissing omtrent een aanvraag om bouwvergunning aan, indien voor een bouwwerk en vergunning, als bedoeld in de Monumentenwet 1988 is vereist. Het College heeft inmiddels in haar vergadering van 11 december 2006 ingestemd met het in mandaat door het afdelingshoofd verlenen van de benodigde lichte bouwvergunning. Dit op basis van de gedachte dat de UMTS-antenne niet schadelijk is en dus past binnen de bestemming.De verlening van de monumentenvergunning is op 12 januari 2007 door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bekend gemaakt aan KPN (de betreffende operator). Daarmee is het eind van de aanhoudingsplicht in zicht. Daar het in casu gaat om een beschermd archeologisch monument is de Minister van OCW op grond van artikel 14, eerste lid, onder a juncto artikel 14, tweede lid, Monumentenwet beslissingsbevoegd en niet het College van Burgemeester en Wethouders.

In de praktijk is dit de onder verantwoordelijkheid van de Minister van OCW ressorterende Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RMDZ) te Zeist.
Als geen beroep wordt ingesteld tegen de monumentenvergunning Ingevolge artikel 54, tweede lid, onder a, Woningwet eindigt de in artikel 54, eerste lid, Woningwet genoemde aanhouding, indien tegen het besluit, bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Monumentenwet 1988 (de verlening van de monumentenvergunning), geen beroep is ingesteld, met ingang van de dag waarop zes weken zijn verstreken na de bekendmaking van dat besluit. Dit komt er op neer dat de aanhoudingsplicht na zes weken vervalt en wel op 23 februari 2007. Daarna heeft het College van Burgemeester en Wethouders in dit geval het betrokken afdelingshoofd op grond van een op 11 december 2006 door het College genomen mandaatbesluit nog twee weken of wel tot 9 maart 2007 de tijd om de benodigde bouwvergunning te verlenen en mede te delen dat de aanhouding is beëindigd.
Op grond van artikel 54, vierde lid, Woningwet beslissen Burgemeester en Wethouders binnen twee weken na beëindiging van de in het tweede lid van artikel 54 Woningwet bedoelde aanhouding op de aanvraag om bouwvergunning. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt mededeling gedaan van de beëindiging van de aanhouding.

Als wel beroep wordt ingesteld tegen de monumentenvergunning Ingevolge artikel 54, tweede lid, onder b. Woningwet eindigt de in artikel 54, eerste lid, Woningwet genoemde aanhouding, indien tegen het besluit, bedoeld in artikel 54, tweede lid, onder a, Woningwet (de verlening van de monumentenvergunning), binnen zes weken na de bekendmaking ervan beroep is ingesteld, met ingang van de dag na de dag waarop het verzoek van de vergunninghouder om de opschorting van dat besluit op te heffen, is toegewezen.
Hoofdregel van het bestuursprocesrecht is dat het instellen van beroep gen schorsende werking heeft. In afwijking van deze hoofdregel is in artikel 16, zesde lid, Monumentenwet 1988 bepaald dat beroep tegen de verleende monumentenvergunning van wetswege schorsende werking heeft. Als er wel beroep is ingesteld tegen de monumentenvergunning wordt de werking van de vergunning opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien dat beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. De vergunninghouder of de derdebelanghebbende kan bij de Voorzieningenrechter om opheffing van deze schorsing verzoeken. Het voorgaande komt er op neer dat de aanhoudingsplicht vervalt als KPN een voorlopige voorziening verkrijgt, die de schorsende werking doorbreekt en natuurlijk ook als het beroep ongegrond wordt verklaard. Dit nog even afgezien van het hoger beroep. In deze gevallen behoudt de monumentenvergunning zijn werking.

Wat te doen
Kort na 23 februari aanstaande (als geen beroep wordt ingesteld tegen de monumentenvergunning vervalt de aanhoudingsplicht op 23 februari 2007) dient te worden nagegaan of beroep tegen de monumentenvergunning is ingesteld. Als dat niet het geval is dient de bouwvergunning zo snel mogelijk uiterlijk op 9 maart 2007 te worden verleend. In geval van twijfel dient de bouwvergunning ook verleend te worden om van rechtswege vergunningverlening te voorkomen.
Als er wel (hoger) beroep is ingesteld en dit (hoger) beroep door de rechter gegrond wordt verklaard, dan wel de Voorzieningenrechter of een derdebelanghebbende wijst het verzoek om opheffing van de schorsing af, blijft de aanhoudingsplicht in tact. In dit laatste geval wordt namelijk de werking van de monumentenvergunning opgeschort).


- einde bericht -