De ACVZ heeft een advies uitgebracht over de arbeidsmarktpositie van
buitenlandse afgestudeerden
p e r s b e r i c h t
20 - 02 - 2007
Behoudt buitenlandse studenten voor de Nederlandse arbeidsmarkt
De globalisering van de economie en de internationale concurrentieslag
om talent vragen om beleid dat kennismigranten aantrekt en behoudt ten
hoeve van de Nederlandse economie. Nederland trekt echter onvoldoende
buitenlandse studenten van buiten de Europese Unie aan en geeft hen
maar beperkte mogelijkheden om in Nederland een baan te vinden. Dat
schrijft de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) in het
vandaag verschenen advies `Profijt van Studiemigratiebeleid'. De
commissie stelt voor deze afgestudeerden toe te staan maximaal één
jaar naar werk te zoeken in plaats van drie maanden. Bovendien moet
vervolgens een lagere salariseis worden gesteld dan nu het geval is.
Vasthouden buitenlandse studenten een must
In vergelijking met veel andere Europese landen heeft Nederland
relatief weinig buitenlandse studenten. Slechts 3,5% van de studenten
komt uit landen buiten de Europese Unie, vooral uit China, en in
mindere mate uit Indonesië, Turkije, Pakistan en India. Dit is te
betreuren, des te meer omdat weinig Nederlandse studenten kiezen voor
technische studies als wis- en natuurkunde. Zij zijn echter hard nodig
voor de ontwikkeling van onze kenniseconomie. Wereldwijd bestaat er
een felle concurrentiestrijd om de beste kenniswerkers. Ook Nederland
moet dus aantrekkelijk zijn voor talentrijke migranten.
Onevenredig strenge eisen werpen een barrière op
Voor studenten uit de Europese Unie is het eenvoudig om in Nederland
te blijven als zij werk vinden. Studenten uit andere landen moeten
echter voldoen aan strenge eisen. Nadat ze zijn afgestudeerd hebben ze
slechts drie maanden de tijd een baan te vinden. En alleen als zij
direct een hoog salaris verdienen, mogen zij in Nederland blijven.
Dat salaris is gelijk aan het salaris dat kennismigranten moeten
verdienen om naar Nederland te mogen migreren (ruim EUR46 duizend
bruto, voor migranten jonger dan 30 ruim EUR 34 duizend bruto). Die
migranten hebben echter al een deel van hun carrière achter de rug,
waardoor het voor hen eenvoudiger is aan die eis te voldoen. Voor pas
afgestudeerden is het te hoog. Immers, slechts weinig Nederlandse
afgestudeerden verdienen kort na hun studie een dergelijk hoog bedrag.
Verder is de zoekperiode van drie maanden te kort. Ook Nederlandse
afgestudeerden doen er gemiddeld langer over.
Een kansrijk beleid
De ACVZ stelt voor de zoekperiode te verlengen tot één jaar, conform
de regeling in verschillende andere westerse landen. Dat biedt de
afgestudeerde voldoende mogelijkheden om een baan te vinden. Lukt dat
niet in één jaar, dan mag worden betwijfeld of de afgestudeerde wel
een aanwinst voor de kenniseconomie is.
In dat zoekjaar moet de afgestudeerde volgens de commissie werk kunnen
aannemen, ook op lager niveau en tegen een geringer salaris. Een
beroep doen om de bijstand moet echter worden uitgesloten.
Na dat jaar zou een aangepaste salariseis moeten gelden, die twee
niveaus kent, voor HBO en wetenschappelijk onderwijs. Een
HBO-afgestudeerde van buiten de Europese Unie zou het gemiddelde
aanvangssalaris moeten verdienen van een HBO-er in Nederland (circa 26
mille bruto), een universitair afgestudeerde het startsalaris van een
academicus (circa 31 mille bruto). Buitenlandse studenten die een
onderneming willen stichten zouden daarvoor ook de ruimte moeten
krijgen. Verder stelt de ACVZ voor dat aanvragen van afgestudeerde
vreemdelingen voor een verblijfsvergunning binnen twee weken worden
afgehandeld. Deze korte termijn geldt immers ook voor andere
kennismigranten.