De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Ons kenmerk AV/PB/07/6348
Datum 20 februari 2007
Onderwerp Nakoming toezeggingen over RJ 271
Inleiding
Op 28 maart 2006 heb ik, mede namens de Ministers van Justitie en van Financiën, u de
antwoorden toegezonden op de vragen van de leden Omtzigt en Mosterd over de uitvoering
van Richtlijn 271 (RJ 271) van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ).
In het antwoord op vraag 1 heb ik aangegeven mij te zullen wenden tot het Koninklijk NIVRA
en tot de instanties die bij de totstandkoming van deze regeling waren betrokken om te kunnen
aangeven of RJ 271 ook de uitvoering heeft gekregen die werd bedoeld, en dat ik u daarover
vervolgens zal informeren.
Bij het antwoord op vraag 4 heb ik erop gewezen dat tussen bepaalde partijen uit de
accountantswereld en het Nederlands pensioenveld overleg is gestart om te bezien of binnen
de regels van IAS 19 een oplossing kan worden gevonden om te bereiken dat bij Nederlandse
beursgenoteerde ondernemingen en andere ondernemingen die IFRS toepassen en die zijn
aangesloten bij een Nederlands bedrijfstakpensioenfonds, de pensioenregeling kan worden
verantwoord als een toegezegde bijdrageregeling. Ik heb daarbij aangegeven dat ik mij over de
uitkomst van dat overleg zal laten informeren en u daarvan op de hoogte zal stellen.
Hierbij informeer ik u, mede namens de Ministers van Justitie en van Financiën, over de stand
van zaken met betrekking tot de bovengenoemde twee onderwerpen. Ik merk daarbij vooraf op
dat het bij de classificatie van pensioenregelingen in het kader van de (internationale)
verslaggevingsregels primair om de vraag gaat welke risico's, die aan de pensioenregeling
verbonden zijn, bij de aangesloten onderneming neerslaan. Daarbij is IAS 19 onderdeel van de
EU-verslaggevingsregels, die door beursgenoteerde ondernemingen voor de geconsolideerde
jaarrekening moeten worden toegepast. Niet-beursgenoteerde ondernemingen mogen deze
EU-verslaggevingsregels toepassen, maar zij mogen ook kiezen voor de nationale regelgeving.
Voor de goede orde wil ik er nog op wijzen dat de classificatie van pensioenovereenkomsten
in artikel 10 van de Pensioenwet een andere is dan de hierboven genoemde classificatie op
grond van de boekhoudregels.
Ons kenmerk AV/PB/07/6348
1. Beoordeling RJ 271
Uit de reacties van de RJ, het Koninklijk NIVRA, de Stichting van de Arbeid en de
Nederlandse Orde van Accountants- Administratieconsulenten op de vraag of RJ 271 ook de
uitvoering heeft gekregen die werd bedoeld, blijkt dat dit verschillend wordt beleefd. In de
bijlage vat ik de conclusies van deze organisaties samen. In dat kader benadruk ik graag alvast
twee elementen.
Ik juich het door de RJ gedane voorstel voor een evaluatie toe, waarvan de resultaten naar
verwachting dit jaar beschikbaar zullen komen. Vooral de problematiek ten aanzien van de
classificatie van pensioenregelingen en de veranderingen die sociale partners de laatste tijd in
die pensioenregelingen hebben aangebracht, maken een evaluatie op korte termijn opportuun.
Bij een evaluatie over 3 jaar, zoals het NIVRA voorstelt, bestaat het gevaar dat problemen en
misverstanden wellicht te lang blijven voortduren en dat kansen om in internationaal verband
bepaalde veranderingen aan te brengen wellicht niet worden benut. Ik heb de RJ hiervan op de
hoogte gesteld en met de RJ afgesproken dat ik u van het resultaat van haar evaluatie op de
hoogte zal stellen.
Ten aanzien van het voorstel van de Stichting van de Arbeid om te komen tot een platform
(discussieforum) waarin specifieke Nederlandse zaken, zoals het pensioenstelsel, aan de orde
kunnen komen, heb ik de Stichting van de Arbeid aangegeven te bezien of de RJ dat platform
niet zou kunnen zijn, gelet op het feit dat in de RJ de Vereniging VNO-NCW, de Koninklijke
Vereniging MKB-Nederland, de Federatie Nederlandse Vakbeweging, het Christelijk
Nationaal Vakverbond, de Vereniging van Beleggingsanalisten, de NOvAA en het NIVRA
samenwerken.
2. Overleg binnen het Nederlandse pensioenveld
Het overleg waarnaar is verwezen in het antwoord op vraag 4 van 28 maart 2006 blijkt niet tot
overeenstemming tussen het pensioenveld en de vertegenwoordigers van accountants te
hebben geleid. Om die reden hebben deze partijen besloten om de RJ te vragen de onderhavige
problematiek voor te leggen aan de EU Roundtable voor consistente toepassing van IFRS in
Europa (een adviesorgaan van de Europese Commissie op het terrein van de
verslaggevingsregels) met het verzoek deze problematiek ter beantwoording voor te leggen
aan de International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC).
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
---
Bijlage
Bevindingen RJ 271 conclusies van betrokken partijen
Volgens de RJ was het ten tijde van de beantwoording nog te vroeg om tot een goede
evaluatie te komen van de vraag of RJ 271 inderdaad heeft geleid tot een betere verslaggeving
en grotere transparantie inzake pensioenaanspraken. Dit komt omdat RJ 271 van kracht is
geworden vanaf de jaarrekening 2005, waardoor gedurende 2006 de jaarrekeningen zijn
gepubliceerd waarin RJ 271 voor het eerst is toegepast. Naar verwachting zal de RJ in de loop
van dit jaar de resultaten publiceren van een onderzoek naar de ervaringen van betrokkenen
met RJ 271. Ten slotte wijst de RJ erop dat zij tot nu toe geen aanwijzing heeft dat RJ 271 niet
de beoogde uitwerking zou hebben gehad.
Het NIVRA tekent aan dat haar ervaringen alleen betrekking hebben op de eerste toepassing
van RJ 271 over het boekjaar 2005. In dat verband concludeert zij dat RJ 271 beantwoordt aan
het beoogde doel, namelijk een verbetering van de financiële verslaggeving rondom
pensioenen. Zij wijst echter wel op aanloopproblemen bij de boekhoudkundige classificatie
van pensioenregelingen. Volgens het NIVRA worstelt de praktijk met de vraag of een
bepaalde pensioenregeling in de jaarrekening als toegezegde pensioenregeling (defined-benefit
(DB)-accounting), dan wel als toegezegde bijdrageregeling (defined-contribution (DC)-
accounting) moet worden verwerkt.
Het NIVRA acht de toegekende vrijstellingen voor kleine/middelgrote ondernemingen en
bedrijfstakpensioenregelingen evenwichtig en meent dat deze adequaat rekening houden met
de gewenste administratieve lastenbeperkingen. Zij adviseert om na een periode van drie jaar
te evalueren of de nieuwe bepalingen van RJ 271 het boogde doel hebben bereikt. Hierbij kan
worden aangetekend dat het NIVRA inmiddels ook aan haar leden een oplossing heeft
geadviseerd voor de situatie dat er onvoldoende informatie is voor het jaar 2005 en heeft
aangegeven dat ook de toepassing van RJ 271 over 2006 beschouwd mag worden als een
eerste toepassing, met de daarbij behorende faciliteiten.
De Stichting van de Arbeid concludeert dat de internationale verslaggevingsregels en de
discussie daarover hebben bijgedragen aan een duidelijke bewustwording bij alle partijen van
de verplichtingen die aan de pensioenovereenkomst verbonden zijn. Zij acht dat op zich een
positieve ontwikkeling. De Stichting van de Arbeid is van mening dat (strikte toepassing van)
IAS 19 en ook RJ 271 geen recht doet aan het Nederlandse indexatiebeleid, waarin het -
volgens de Stichting van de Arbeid - geen automatisme is dat alle (toekomstige)
pensioenlasten onbeperkt ten laste van de werkgever komen. Zij meent dat in dat geval een
onjuist financieel beeld van de onderneming wordt geschapen. Volgens de Stichting van de
Arbeid wordt bij veel pensioenregelingen het indexatierisico gedragen door werkgevers,
werknemers en gepensioneerden gezamenlijk.
De Stichting van de Arbeid pleit voor een waardering van de pensioenen op basis van de op
dat moment opgebouwde rechten, in plaats van de door IAS 19 voorgeschreven methode op
basis van toekomstige indexering en verwachte carrière, die tot een veel hogere waardering
van de pensioenverplichtingen in de jaarrekening leidt.
Ons kenmerk AV/PB/07/6348
Voor niet-beursgenoteerde ondernemingen, die zijn aangesloten bij een bedrijfstak-
pensioenfonds, geldt op basis van RJ 271een andere methode van boekhoudkundige
verwerking van de pensioenverplichtingen dan voor beursgenoteerde ondernemingen op grond
van IAS 19. In RJ 271 is gekozen voor een relatief eenvoudige DC-verwerking, waarbij de
risico's voor de individuele werkgever in de jaarrekening worden beperkt tot het betalen van
een vooraf overeengekomen doorsneepremie. De Stichting van de Arbeid meent dat de
oplossing die in het kader van RJ 271 is bedacht, ook zou moeten gelden voor de interpretatie
van IAS 19.
Ten slotte acht de Stichting van de Arbeid het een goede zaak om te komen tot een platform
(discussieforum) waarin specifieke Nederlandse zaken ten aanzien van de interpretatie van
EU-verslaggevingsregels, bijvoorbeeld met betrekking tot het pensioenstelsel, aan de orde
kunnen komen.
De Nederlandse Orde van Accountants- Administratieconsulenten (NOvAA) wijst ook op
de waardering van de voorwaardelijke toezegging en stelt in dit verband dat het Nederlandse
arbeidsrecht moeilijk uit de voeten kan met het feit dat RJ 271 zowel een juridische als een
feitelijke verplichting kent (de vertaling van het begrip "constructive obligation" in IAS 19).
Daarnaast wijst zij erop dat de voorgeschreven toepassing van DB-accounting leidt tot zeer
grote schommelingen in het eigen vermogen van ondernemingen. Op grond hiervan heeft het
haar voorkeur om te werken met parameters voor de lange termijn. Voorts wijst zij erop dat de
kosten van een regeling die volledig is herverzekerd, zonder restrisico voor de onderneming,
beduidend lager zijn dan de kosten van een volledig identieke pensioenregeling in een stelsel
voor eigen rekening. Tevens geeft zij aan dat toepassing van RJ 271 weliswaar niet leidt tot
hogere uitgaven, maar dat de lasten volgens de resultatenrekening en de invloed op het
vermogen substantieel zijn. Daardoor ontstaat volgens de NOvAA een druk op ondernemingen
om risico's af te wentelen op werknemers door omzetting van de pensioentoezegging in een
premietoezegging, dan wel de omzetting van een herverzekering in een garantiecontract,
zonder restrisico voor de onderneming.
Volgens de NOvAA zijn de berekeningen conform RJ 271 behoorlijk kostbaar, waaraan
enigszins tegemoet wordt gekomen door de vrijstellingenregelingen voor kleine en
middelgrote ondernemingen.
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid