Ministerie van Verkeer en Waterstaat

abcdefgh

Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG

Contactpersoon Doorkiesnummer
- - Datum Bijlage(n) 22 februari 2007 - Ons kenmerk Uw kenmerk RWS/SDG/NW2007/225/44572 - Onderwerp
Uitvoeringsprogramma Integraal Beheerplan Noordzee

Geachte voorzitter,

In antwoord op de door de Vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat gestelde vragen bij mijn brief van 24 oktober 2006 (TK 2006-2007, 30195, nr. 16) over het Uitvoeringsprogramma Noordzee, bericht ik u, mede namens de ministers van Economische Zaken, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, als volgt.


1. Welk bestuursorgaan heeft de daadwerkelijke bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de maatregelen die zijn bedoeld om de ecosysteembenadering te concretise- ren?


1. De ministerraad draagt de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het Noordzee- beleid en -beheer en daarmee ook voor de wijze waarop in Nederland de ecosysteem benadering wordt geconcretiseerd. Daarbij dragen de betrokken ministeries voor hun eigen beleidsterrein een specifieke verantwoordelijkheid voor de toepassing van de ecosysteembenadering. In het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 is aangegeven dat de minister van Verkeer en Waterstaat ver- antwoordelijk is voor de coördinatie van het Noordzeebeleid en -beheer. Die co- ordinerende verantwoordelijkheid heeft ook betrekking op de wijze waarop de ecosysteem benadering wordt geconcretiseerd.

Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71 Bezoekadres Plesmanweg 1, Den Haag Fax 070 351 78 95 Internet www.minvenw.nl

Bereikbaar met tramlijn 9 vanaf station Den Haag Centraal en Den Haag HS

RWS/SDG/NW2007/225/44572


2. Hoe verhoudt het Nederlandse pleidooi in de Milieuraad van 18 oktober 2006 voor het opnemen van een inspanningsverplichting in plaats van een resultaats- verplichting in de Kaderrichtlijn Europese Mariene Strategie (EMS) zich tot het concretiseren van de ecosysteembenadering?


2. De voorkeur van Nederland voor het opnemen van een inspanningsverplichting in plaats van een resultaatsverplichting in de Kaderrichtlijn Mariene Strategie heeft geen directe weerslag op de nadere uitwerking van de ecosysteembenadering. Nederland heeft zich in het verleden op Noordzeeministersconferenties altijd voor- stander van deze aanpak op zee getoond en werkt nu ook actief aan het mede vormgeven van dat begrip op de Noordzee binnen de daarvoor verantwoordelijke internationale gremia zoals OSPAR. Het opnemen van een inspanningsverplichting voor het behalen van een goede milieu toestand in de Kaderrichtlijn Mariene


3. Waarom wordt gewerkt met inspanningsverplichtingen en niet met resultaatsver- plichtingen?

3. Aan de Nederlandse voorkeur voor een inspanningsverplichting liggen een aantal overwegingen ten grondslag. Op zee (territoriale wateren en Exclusief Economische Zone) heeft Nederland als kuststaat slechts beperkte rechtsmacht en soevereiniteit op basis van het VN zeerechtverdrag van 1982. Daarnaast is het voor het bereiken van de doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Mariene Strategie van cruciaal belang dat er goed wordt samengewerkt tussen de aan de mariene regio's grenzende kuststaten waarbij de rechten en verplichtingen van zgn. derde landen ook worden gehonoreerd en gerespecteerd. In onze Noordzee regio betreft dat Noorwegen. Daarbij komt nog dat in het zeemilieu de dosis-effect relatie vaak moeilijk eenduidig is aan te geven. Ten slotte is het voor het kunnen bereiken van een goede milieu toestand op zee van groot belang dat andere (EU) regelgeving die voor het mariene milieu van belang is effectief wordt geïmplementeerd waar- bij voldoende rekening wordt gehouden met het mariene milieu (bijvoorbeeld Kaderrichtlijn Water, het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, het Gemeenschap- pelijk Visserijbeleid en de implementatie van de Vogelrichtlijn en de Habitatricht- lijn).

Omdat je bij de uitvoering van deze nieuwe richtlijn van zoveel verschillende fac- toren afhankelijk bent heeft Nederland zich, samen met diverse andere EU landen, sterk gemaakt voor het opnemen van een inspanningsverplichting in de Kader- richtlijn Mariene Strategie.


4. Hoe vindt binnen het Beheerdernetwerk Noordzee besluitvorming plaats wanneer er sprake is van meningsverschillen over een bepaald onderwerp?


---

RWS/SDG/NW2007/225/44572

4. Indien de situatie zich zou voordoen dat er tussen beheerders niet tot overeen- stemming kan worden gekomen, vindt op de gebruikelijke wijze opschaling plaats richting bewindspersonen.


5. Wat is de stand van zaken van de start van de civiele rijksbrede rederij, waarvan de beoogde startdatum 1 januari 2007 was?

5. In maart 2006 heeft de Ministerraad besloten tot het opstellen van een Business- plan om de mogelijkheden van een rijksbrede civiele rederij te onderzoeken. In de brief aangaande de instelling van de Kustwacht Nederland is de Kamer hierover geïnformeerd. Op basis van dit interdepartementaal opgestelde plan heeft de Ministerraad in november 2006 het akkoord gegeven voor de instelling van de rijksbrede civiele rederij.

De Ministerraad heeft besloten de rederij onder te brengen bij Rijkswaterstaat. Vervolgens is het implementatietraject gestart, waarbij op basis van het Business- plan nu de governance tussen de betrokken Ministeries alsmede de bedrijfsvoe- ring wordt uitgewerkt. Tevens is een start gemaakt met de voorbereiding van de overdracht van schepen en nautisch personeel naar de Dienst Noordzee van Rijkswaterstaat. De betrokken departementen zijn V&W (Rijkswaterstaat), LNV (Visserij), Financiën (Belastingdienst/Douane) en Defensie (Kustwachtcentrum). Het gehele proces vindt plaats onder toezicht van de Raad voor de Kustwacht.

Vanaf 1 februari 2007 vindt reeds het vaartuigbeheer (planning, aansturing, tech- nische ondersteuning) gezamenlijk plaats vanuit Rijkswaterstaat. Hierdoor kan de samenwerking tussen de vlootbeheerders verder geoptimaliseerd worden en de definitieve integratie tot één rederij soepel verlopen. Het traject vereist een zorg- vuldige procedure in verband met personele plaatsing, harmonisatie van arbeids- voorwaarden en de overdracht van vaartuigen en budgetten. Op basis van de uitwerking van de governance en bedrijfsvoering zal de Raad voor de Kustwacht in 2007 nog een definitief groen licht geven voor de formele overdracht. Het ge- hele proces zal naar verwachting begin 2008 zijn afgerond.


6/7. Wat is de stand van zaken met betrekking tot het kunnen aanvragen van vergun- ningen via het digitale loket en het vergroten van de transparantie van de ver- gunningprocedures? Wanneer is het digitale vergunningenvolgsysteem operatio- neel?

6/7. In november 2006 is een start gemaakt met het interdepartementale project 'één loket voor vergunningaanvraag op de Noordzee'. De focus ligt bij dit project op de interdepartementale samenwerking en coördinatie tussen de vergunningverle- ners van LNV, EZ en V&W en is met name gericht op activiteiten op de Noordzee waarvoor meerdere vergunningen van meerdere Bevoegd Gezagen (voor één en dezelfde activiteit) nodig zijn. Het project zal vanaf 2007 zichtbare resultaten voor de vergunningaanvragers moeten gaan opleveren.


---

RWS/SDG/NW2007/225/44572

Omdat vergunningaanvragen voor de Noordzee meestal slechts een beperkt deel vormen van het totaal aantal vergunningen op basis van een bepaalde wet in Nederland vindt digitalisering plaats per wet en niet per gebied.

In het kader van de visserijwetgeving zijn gegevens voor de Biesheuvelgroepen ten aanzien van groepscontingenten, kalenderdagen en de digitale afhandeling van onderlinge overdracht van groepscontingenten reeds digitaal beschikbaar (www.hetlnvloket.nl). Op korte termijn zal ook de status van aanvragen van Biesheuvelgroepen raadpleegbaar zijn. Vanaf de zomer van 2007 kunnen ook individuele vissers hun gegevens en vergunningen digitaal raadplegen. In het na- jaar van 2007 vindt een verdere uitbreiding plaats van de digitale aangiftemoge- lijkheden. Vergunningaanvragen op grond van de Wet beheer rijkswaterstaats- werken zijn digitaal aan te vragen en te volgen via de website van Rijkswaterstaat (www.rijkswaterstaat.nl). De aanvrager kan vervolgens de voortgang van zijn aanvraag inzien in een afgeschermd gedeelte van de site. De website bevat tevens de benodigde algemene achtergrondinformatie over het vergunningtraject. De Wet verontreiniging zeewater, Wet verontreiniging oppervlaktewater en de Ont- grondingenwet worden in de loop van 2007/2008 in hetzelfde digitale systeem van Rijkswaterstaat opgenomen, waardoor het ook voor deze wetten mogelijk wordt digitaal een aanvraag te doen. Aanvragers en belangstellenden kunnen de voortgang van de ingediende aanvraag en van de reeds verleende vergunningen in het kader van de Mijnbouwwet vanaf december 2006 inzien op de EZ-website (www.ez.nl).

Voor de overige wetten wordt de mogelijkheid tot digitalisering betrokken bij het pro- ject "één loket vergunningverlening". Daarbij wordt tevens bezien of de reeds be- staande website www.noordzeeloket.nl gebruikt kan worden om de transparantie voor aanvragers verder te vergroten.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

mw drs M.H. Schultz van Haegen


---