Gemeente Nijmegen

Integratiemonitor Nijmegen: Sociaal-economische positie doorslaggevend voor integratie allochtonen Print deze pagina


06/03/2007

Niet de etnische herkomst, maar een betaalde baan en een goed opleidingsniveau zijn de bepalende factoren voor de integratie van allochtonen in Nijmegen. Dat is de belangrijkste conclusie van de Integratiemonitor. Uit de monitor blijkt dat Nijmeegse niet-westerse allochtonen nog steeds een fikse achterstand hebben als het gaat om arbeidsparticipatie en opleiding. Wel is er steeds meer sprake van een middenklassenvorming door de tweede generatie. Niet-westerse allochtonen vormen 16 procent van de Nijmeegse bevolking. De helft van de groep bestaat uit Surinamers, Antillianen, Turken en Marokkanen. De andere helft wordt onder meer gevormd door een sterk groeiende groep mensen uit het voormalige Oostblok. Hun inkomenspositie, arbeidsparticipatie, opleidingsniveau en culturele participatie blijven, ondanks sterke verbeteringen in de afgelopen 10 jaar, achter bij autochtone bevolkingsgroepen. Ook wonen zij steeds meer geconcentreerd in wijken waar al een hoog percentage niet-westerse allochtonen leeft. Opvallend is dat een overgrote meerderheid zeer gehecht is aan Nijmegen. Op de stelling `Ik voel mij Nijmegenaar' scoren zij met 75 procent hoger dan de autochtone inwoners, waarvan 65 procent positief reageert. De niet-westerse migrantengroep is gemiddeld drie tot vier keer vaker dan autochtonen afhankelijk van een bijstandsuitkering. Het werkloosheidscijfer van Antillianen, Turken en Marokkanen is ten opzichte van 2005 licht gedaald, maar de daling bij autochtonen is hoger. De helft van de niet-westerse allochtone potentiële beroepsbevolking in Nijmegen heeft een betaalde baan tegen 66 procent van de autochtonen. Tussen de verschillende migrantengroepen zijn relatief grote verschillen. Surinamers en Antillianen zijn gemiddeld twee keer zo vaak werkloos als autochtonen, Turken en Marokkanen gemiddeld drie keer zo vaak. Ook is er een duidelijk verschil in de arbeidsmarktpositie van vrouwen. Turkse en Marokkaanse vrouwen zijn aanmerkelijk minder actief op de arbeidsmarkt dan autochtone vrouwen. Surinaamse vrouwen daarentegen hebben zelfs een iets gunstigere arbeidsmarktpositie dan autochtone vrouwen. De arbeidsmarktpositie hangt volgens de onderzoekers van de gemeente samen met een hoog of laag opleidingsniveau. Ook de ruimtelijke concentratie van niet-westers allochtonen in bepaalde wijken wordt veroorzaakt door sociaal-economische achterstand en niet door etnische herkomst. In 13 van de 35 Nijmeegse wijken bestaat meer dan 20 procent van de wijkbewoners uit niet-westerse allochtonen. Die concentratie hangt vooral samen met het feit dat de gemiddeld grotere Turkse en Marokkaanse gezinnen vaak zijn aangewezen op ruimere woningen met een lage huurprijs. Woningen die voornamelijk staan in wijken als Meijhorst, Malvert en Nije Veld.
De integratiemonitor is opgesteld door de afdeling Onderzoek & Statistiek en vloeit voort uit het Deltaplan voor integratie uit 2003. Daarin heeft de gemeente de speerpunten voor het beleid vaststeld. Belangrijkste doelstelling uit het Deltaplan was het bestrijden van de sociaal-economische achterstand van allochtonen op de terreinen van werk, scholing en wonen door inburgering, onderwijs, arbeidstoeleiding en ontmoeting in de wijk. De resultaten van de nieuwe integratiemonitor wordt gebruikt om het Deltaplan en het bijbehorende uitvoeringsprogramma te herijken. Op donderdag 22 maart organiseert de gemeente in LUX een debat over de resultaten van de integratiemonitor.