Ministerie van Defensie



Staatssecretaris van Defensie

Bezoekadres: Bagijnenstraat 36 Postadres: MPC 58B Postbus 20701 2500 ES Den Haag Aan De Voorzitter van de Tweede Kamer www.defensie.nl der Staten-Generaal

Plein 2

2511 CR Den Haag

Datum
Ons kenmerk
Onderwerp Antwoorden op vragen van de vaste commissie voor Defensie over de implementatie van het rapport van de commissie Staal.

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Defensie over de eerste rapportage over de implementatie van de aanbevelingen van de commissie Staal (30800 X, nr 54).

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Bijlage:
Antwoorden op schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Defensie over de eerste rapportage over de implementatie van het rapport van de commissie Staal.

Bij beantwoording datum, ons kenmerk en onderwerp vermelden.

/ Pagina 1/15

Ministerie van Defensie

BIJLAGE

Datum
Ons kenmerk
Antwoorden op schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Defensie over de eerste rapportage over de implementatie van het rapport van de commissie Staal.

1. In hoeverre wordt ongewenst gedrag een toetsingspunt in het functionerings- en beoordelingssysteem?

Conform de motie Aasted-Madsen, zullen de sociale aspecten van leiderschap onderdeel worden van de beoordelingscriteria van leidinggevenden en onderwerp van gesprek zijn in de functioneringsgesprekken.

2. Op welke wijze wordt de Kamer de komende tijd geïnformeerd over de voortgang van de implementatie van de aanbevelingen van de Commissie Ongewenst Gedrag?

De derde rapportage implementatie aanbevelingen Staal, waarin ook de definitieve gedragscode is opgenomen, zal begin april aan de Kamer worden gestuurd. Eind van dit jaar zal een vierde rapportage aan de Kamer volgen.

3. Klopt het dat de Centrale Raad van Beroep in een uitspraak van 21 december jl. (05/388 MAW) geoordeeld heeft dat ontslag van een militair wegens softdrugsgebruik in strijd was met het verbod op willekeur, vanwege de verschillende uitvoeringspraktijken ten aanzien van softdrugsgebruik die de verschillende krijgsmachtdelen hanteren? Welke conclusies trekt u uit deze uitspraak?

4. Klopt het dat er gewerkt wordt aan een brief over het defensiebreed geldende drugsbeleid? Wanneer kan de Kamer deze brief tegemoet zien?

Pagina 2/15

Ministerie van Defensie

BIJLAGE

Datum
Ons kenmerk
11. Controleert u iedereen of controleert u specifieke groepen op het gebruik van drugs? Kunt u dat toelichten?

12. Wat zijn de sancties op het gebruik van soft drugs? Volgt er ontslag of een probatie? Kunt u dat toelichten?

16. Er worden momenteel grote verschillen geconstateerd tussen de sancties op het gebruik van softdrugs tussen de verschillende krijgsmachtonderdelen. Maakt de invoering van de gedragscode een einde aan dit onderscheid? Zo neen, waarom niet?

Het defensiebeleid ten aanzien van het gebruik van en handel in drugs is verwoord in de brief van de staatssecretaris van 16 april 1997. Tussen de defensieonderdelen zijn in de uitvoeringspraktijk verschillen ontstaan. Gelet op het toenemende gezamenlijk optreden en mede gezien de bedoelde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is de uitvoering van het drugsbeleid thans geharmoniseerd, wat nog deze maand zal worden geformaliseerd. De Kamer zal aansluitend hierover worden geïnformeerd.

5. Kunt u een nadere specificatie geven van de kosten van de afzonderlijke plannen?

28. Kan een overzicht worden gegeven van meeruitgaven sinds begin 2006 ten behoeve van de krijgsmacht, die niet in de jaarlijkse begroting waren voorzien, en die elders in de begroting moesten worden geaccommodeerd? Welke andere uitgaven moesten daarvoor plaatsmaken respectievelijk worden uitgesteld?

32. Zou de regering nader kunnen toelichten hoe het hoge bedrag van 40 miljoen plus nogmaals 40 miljoen tot stand is gekomen? Uit welke posten is dit totaalbedrag opgebouwd? Zijn deze kosten exclusief toe te rekenen aan de implementatie van de aanbevelingen van de Commissie Ongewenst Gedrag? Is het

Pagina 3/15

Ministerie van Defensie

BIJLAGE

Datum
Ons kenmerk
mogelijk om het benodigde geld binnen de Defensiebegroting te vinden, of zullen andere bronnen moeten worden aangeboord?

Defensie is begonnen met het uitvoeren van een pakket maatregelen, grotendeels tot stand gekomen op basis van gesprekken met het Defensiepersoneel, die uitvoering moeten geven aan de aanbevelingen van de Commissie Staal. Een belangrijk deel van deze (ingrijpende) maatregelen wordt op dit moment verder uitgewerkt, waardoor nog geen exact inzicht bestaat in de financiële consequenties. In de Kamerbrief Eerste rapportage implementatie commissie Staal is aangegeven dat met uitvoering van deze maatregelen omvangrijke kosten zijn gemoeid, die niet voorzien zijn in de Defensiebegroting 2007 en dat na de zomer duidelijk zal zijn hoe deze kosten opgebouwd zijn. In de tweede suppletore begrotingswet 2007 en in de Defensiebegroting van 2008, zal worden aangegeven hoe in dekking zal worden voorzien.

6. Waarin verschilt deze gedragscode van eerdere pogingen tot collectieve gedragsverbetering? In welk opzicht zijn de vooruitzichten naar uw inzicht beter om deze operatie te laten slagen in vergelijking met de vorige campagne?

14. Klopt onze informatie (Roy Klopper in Trivizier, 1/2 2007) dat er een jaar of zes geleden een gedragscode is geïntroduceerd bij de krijgsmacht? Zo ja, in hoeverre wijkt deze gedragscode af van de thans voorliggende? Zo ja, heeft deze gedragscode het beoogde effect gesorteerd? Zo ja, in welk opzicht? Zo neen, waarom niet? Welke lessen van (het introduceren en naleven van) deze gedragscode zijn meegenomen in de (introductie van de) nieuwe gedragscode?

Eind 1996 (kamerbrief 25.000 X nr. 19) is een gedragscode voor de krijgsmacht opgemaakt. Bij het opstellen van de nieuwe gedragscode Defensie zijn de aanbevelingen van de commissie Staal het uitgangspunt geweest: expliciet formuleren, communiceren, toepassen en handhaven. Sinds het van kracht worden van de voorlopige gedragscode Defensie, zijn de gedragscodes van de verschillende defensieonderdelen niet langer van

Pagina 4/15

Ministerie van Defensie

BIJLAGE

Datum
Ons kenmerk
toepassing. De nieuwe gedragscode is tot stand gekomen op basis van een grootschalige raadpleging van het personeel. Deze weken bespreken alle commandanten en leidinggevenden de nieuwe gedragscode met de werknemers, ondersteund door een communicatiecampagne. Ook hebben alle defensieonderdelen grote bijeenkomsten met sleutelfunctionarissen georganiseerd, die de gedragscode vervolgens met hun personeel bespreken. De uitkomsten van deze gesprekken kunnen leiden tot bijstelling van de gedragscode. Eind maart 2007 wordt de definitieve gedragscode Defensie vastgesteld. Om de gedragscode te borgen en te handhaven, zal deze onderdeel uitmaken van alle defensie opleidingen. Tevens is het bespreken van gedrag een vast onderdeel van het werkoverleg bij de diverse defensieonderdelen.

7. Gaat het bij opvatting nummer 3 van de gedragscode om een zwijgplicht? Indien neen, wat is het verschil? Hoe garandeert u dat opvatting nummer 3 niet op gespannen voet komt te staan met de vrijheid van meningsuiting inzake Defensiebeleid, indien militairen al dan niet in hun vrije tijd hun afkeurende mening hierover bijvoorbeeld ten aanzien van uitzendingen, al dan niet publiekelijk, kenbaar zouden maken?

De norm ten aanzien van vrijheid van meningsuiting is neergelegd in artikel 12a, eerste lid, van de Militaire ambtenarenwet 1931, respectievelijk artikel 125a van de Ambtenarenwet, waar is bepaald dat de (militaire) ambtenaar zich dient zich te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens indien daardoor de uitoefening de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Punt 3 van de gedragscode maakt de (militair) ambtenaar duidelijk dat, meer dan bij anderen, zijn gedragingen ook buiten diensttijd een weerslag kunnen hebben op de organisatie, opdat hij zich bewust is van die verantwoordelijkheid en zich overeenkomstig gedraagt. Er is dus geen sprake van een "zwijgplicht".

Pagina 5/15

Ministerie van Defensie

BIJLAGE

Datum
Ons kenmerk
8. Wat betekent "buiten diensttijd"? Betreft het ook na afloop van de dienstbetrekking? Zo ja, hoe lang geldt dat?

Onder "buiten diensttijd" wordt verstaan de tijd waarin de defensiemedewerker geen dienst doet of behoort te doen. De gedragscode heeft geen betrekking op voormalig medewerkers.

9. Wie controleert de schadelijke gedragingen (zoals bijvoorbeeld drugsgebruik) en/of uitlatingen van het personeel?

10. Wat zijn de sancties indien geoordeeld wordt dat er schade aan Defensie is toegebracht?

De eerstverantwoordelijke voor de controle op het gedrag van personeel is de commandant en/of direct leidinggevende. De gedragscode omvat richtlijnen waarin is vastgelegd op welke wijze defensiemedewerkers zich hebben te gedragen. Deze zijn er vooral op gericht om het personeel bewust te maken van hun eigen verantwoordelijkheid. In dit verband zal de defensiemedewerker in elk geval aangesproken kunnen worden wanneer schade is toegebracht aan Defensie. Daarnaast worden onverkort de geldende wetten en regels toegepast, waarbij personeel dat in overtreding is kan worden gesanctioneerd. Indien er sprake is van materiële schade, kan in ernstige gevallen worden besloten de schade te verhalen.

13. Wordt de gedragscode in het Militaire straf- en tuchtrecht verankerd, opdat commandanten ook handvatten hebben om ongewenst gedrag te beteugelen? Zo neen, hoe wordt de implementatie van de gedragscode dan geborgd in de organisatie?

Pagina 6/15

Ministerie van Defensie

BIJLAGE

Datum
Ons kenmerk
De gedragscode is een instrument om beoogd gewenst gedrag teweeg te brengen en bevat een aantal gezamenlijke afspraken. Overigens wordt ongewenst gedrag,, onafhankelijk van de gedragscode, aan het (militair) straf- en tuchtrecht getoetst.

15. De Commissie Staal vraagt niet alleen om `zeer expliciet en scherp geformuleerde gedragsnormen' op het gebied van drank- en drugsgebruik, maar ook ten aanzien van porno. Waarom ontbreekt dit onderwerp in de gedragscode?

30. In hoeverre wordt in de praktijk de door de staatssecretaris geformuleerde richtlijn gehandhaafd dat in gemeenschappelijke ruimtes op Defensielocaties geen pornografische films vertoond worden?

Overmatig alcoholgebruik blijkt in de praktijk bij te dragen aan het ontstaan van ongewenst gedrag. Daarom is dit onderwerp wel expliciet benoemd in de gedragscode. Daarnaast doet de gedragscode een beroep op de eigenverantwoordelijkheid van defensiemedewerkers om in houding, voorkomen en gedrag het goede voorbeeld te geven en zorg te dragen voor een veilige werkomgeving. Met betrekking tot porno heeft de CDS op 28 maart 2006 in een dagorder bepaald dat het bekijken van pornofilms in groepsverband of in een voor anderen toegankelijke ruimte niet is toegestaan. Tevens mag defensieapparatuur (pc's, recorders) nimmer voor porno worden gebruikt. De leiding ziet toe op handhaving van deze maatregel.

17. De maatregelen om drankgebruik binnen de krijgsmacht tegen te gaan worden door veel betrokkenen ervaren als `collectief straffen' terwijl de structurele redenen ­ te weinig ontspanningsmogelijkheden ­ niet worden aangepakt. Kan militair personeel aan de gedragscode ook `rechten' - zoals het recht op ontspanning ­ ontlenen, of alleen `plichten' in de vorm van correct gedrag?

29. Wat zijn de voorlopige plannen voor herinrichting van leefruimtes, faciliteiten voor vrijetijdsbesteding? Kunt u daarvan ook een specifieke begroting geven?

Pagina 7/15

Ministerie van Defensie

BIJLAGE

Datum
Ons kenmerk

Zoals aangegeven neemt Defensie naast het introduceren van de gedragscode ook diverse maatregelen die ongewenst gedrag moeten tegengaan. Een belangrijk deel van deze maatregelen is er specifiek op gericht de werk- en leefomstandigheden te verbeteren en het welzijn van het defensiepersoneel te vergroten. Momenteel wordt ondermeer onderzocht: uitbreiden van de sportfaciliteiten, het verbeteren van de mogelijkheden voor een zinvolle vrijetijdsbesteding en het aanpassen van de werk- en leefruimtes aan de eisen van deze tijd. In de tweede suppletore begrotingswet 2007 en in de Defensiebegroting van 2008, zal worden aangegeven hoe in dekking zal worden voorzien.

18. Heeft er ­ in navolging van de motie Veenendaal/Aasted-Madsen (30 800 X, nr. 18) die oproept tot een uiterste inspanning om uitwassen als seksuele dwang en direct geweld tot nul te reduceren ­ een `herhalingsenquête' plaatsgevonden? Zo neen, waarom niet? Zo ja, zijn de genoemde doelstellingen gehaald?

Toegezegd is om de resultaten van de implementatie van de aanbevelingen van de commissie Staal binnen Defensie periodiek te laten monitoren. Dit vervolgonderzoek moet inzicht verschaffen in de mate waarin de maatregelen een reductie van ongewenst gedrag tot gevolg hebben. Het eerste onderzoek is gepland in maart 2007 en daarna periodiek om de zes maanden, vooralsnog gedurende vier jaar. De Kamer zal over de resultaten worden geïnformeerd.

19. In hoeverre wordt er op dit moment al in de verschillende opleidingen aandacht geschonken aan thema's als ethisch handelen, sociaal leiderschap etcetera?

23. Kunt u een overzicht geven van plannen die u heeft om opleidingen sociaal leiderschap te integreren in alle opleidingen? Wanneer denkt u deze plannen te kunnen doorvoeren? Hoeveel tijd (per week, of percentueel deel van de

Pagina 8/15

Ministerie van Defensie

BIJLAGE

Datum
Ons kenmerk
opleidingstijd per trimester) bent u voornemens aan dit vak in de opleidingen te besteden?

24. Betreft de opleiding sociaal leiderschap een uitbreiding van het curriculum? Indien neen, zal het andere vakken vervangen? Zo ja, welke vakken zijn dat?

Met name in de initiële en loopbaanopleidingen voor officieren en onderofficieren wordt aandacht besteed aan de onderwerpen ethiek en leiderschap. Het rapport Staal heeft echter duidelijk aangetoond dat de sociale aspecten van leiderschap meer aandacht verdienen en een essentieel hulpmiddel zijn om ongewenst gedrag terug te dringen. Daarom zal hieraan niet alleen binnen de opleidingen van bovengenoemde categorieën meer aandacht geschonken moeten worden, maar dienen alle leidinggevenden aanvullend getraind te worden. Aansluitend is het van belang dat deze sociale aspecten van leiderschap als vaardigheid worden bijgehouden. Hiertoe zal een systeem van trainings- en begeleidingsactiviteiten worden opgezet, dat momenteel nader wordt uitgewerkt. De Kamer zal in de derde rapportage implementatie aanbevelingen Staal verder hierover worden geïnformeerd.

20. Worden er maatregelen overwogen om alcoholgebruik van militairen tijdens hun vrije tijd aan banden te leggen? Hoe zou zich dit verhouden tot het recht op privacy?

In de toelichting van de Nota van wijziging bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Militaire ambtenarenwet 1931 (30674 nrs 10 en 11) is verwoord dat excessief alcoholgebruik zich niet verdraagt met de veiligheid en de goede taakvervulling van de krijgsmacht. Daarom wordt voor de defensiemedewerker die dienst doet of behoort te doen een norm gesteld en de verplichting ingevoerd tot onderwerping aan een ademonderzoek op het gebruik van alcohol. Het gaat te ver om de defensiemedewerker die geen dienst verricht ook aan deze test te onderwerpen.

Pagina 9/15

Ministerie van Defensie

BIJLAGE

Datum
Ons kenmerk
21. Gaat de nadruk op vrijwilligheid en op `eigen verantwoordelijkheid' niet ten koste van aandacht voor structurele oorzaken van wangedrag binnen de krijgsmacht, zoals de door Staal genoemde verklarende factoren als leiderschap, personeel, aard van het werk, en structuur en systemen? Zo neen, waarom niet?

Er is geen sprake van vrijwilligheid. De gedragscode Defensie wijst iedere defensiemedewerker op zijn of haar eigen verantwoordelijkheid om ongewenst gedrag te voorkomen en anderen daarop aan te spreken. Zoals in de brief d.d. 17 januari (30800 X, nr. 54) is aangegeven, neemt Defensie een reeks maatregelen om de structurele oorzaken voor ongewenst gedrag binnen Defensie weg te nemen.

22. Moet de voorlopige Gedragscode Defensie zo worden verstaan dat het op peil brengen van de kennis en de vaardigheden van militairen (ook bij vernieuwingen van wapensystemen enz.) goeddeels de verantwoordelijkheid is van de Defensieorganisatie en dat het op peil houden daarvan vooral de verantwoordelijkheid is van de betrokken militairen zelf?

Voor Defensie is het van essentieel belang dat het personeel goed is opgeleid en getraind. Het is dan ook de verantwoordelijkheid van Defensie te zorgen dat alle medewerkers de voor haar of zijn functie noodzakelijke opleidingen en trainingen hebben gevolgd.
De defensiemedewerker is verantwoordelijk om eenmaal aangeleerde kennis en vaardigheden op het vereiste niveau te houden. Vanzelfsprekend dient Defensie daarbij de randvoorwaarden te bieden om dit mogelijk te maken.

25. Hoe verhoudt regel 5 van de gedragscode zich tot de wet die het iedere burger mogelijk maakt soft drugs in kleine hoeveelheden voor eigen gebruik te bezitten en te gebruiken?

Pagina 10/15

Ministerie van Defensie

BIJLAGE

Datum
Ons kenmerk
Het voorhanden hebben van verdovende middelen is op grond van de Opiumwet verboden. In de burgermaatschappij wordt het voorhanden hebben van geringe hoeveelheden softdrugs weliswaar gedoogd, maar voor defensiemedewerkers is het voorhanden hebben van geringe hoeveelheden softdrugs niet toegestaan en wordt daarom in beginsel altijd strafrechtelijk vervolgd. Het beleid van Defensie ten aanzien van het gebruik van drugs werd reeds uiteengezet in de brief van 16 april 1997 van de toenmalige Staatssecretaris van Defensie, J.C. Gmelich Meijling. In die brief werd gesteld dat in verband met het operationele optreden en het gebruik van (zware) wapens en kostbaar materieel, het gebruik van drugs niet binnen de krijgsmacht past. Het streven was om dit verschijnsel zoveel mogelijk uit te bannen. Voorts bepaalde deze brief dat het bezit, vervoer, gebruik en verhandelen van drugs wordt aangemerkt als wangedrag in de zin van artikel 39, tweede lid onder l, van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR), zodat ook bezit, vervoer, gebruik en verhandelen van drugs buiten de diensturen kan leiden tot ontslag. Dit beleid is blijkens vaste jurisprudentie van rechtbank en Centrale Raad van Beroep niet onredelijk.

26. Hoe wordt een klacht van een militair successievelijk afgehandeld? Kan de regering inzichtelijk maken welk processchema ten grondslag ligt aan de nieuwe integriteitsorganisatie?

Er zijn 3 formele routes voor het slachtoffer om ongewenst gedrag te melden, te weten via de commandant, via de vertrouwenspersoon of via de klachtenprocedure. Deze klachtenprocedure is gebaseerd op de huidige integriteitorganisatie met centrale en lokale vertrouwenspersonen. In de nieuwe integriteitorganisatie zullen de lokale vertrouwenspersonen verdwijnen en zal de klachtenprocedure worden aangepast. Voorts wordt, gekoppeld aan de nieuwe integriteitorganisatie, een standaardroute voor opvang van slachtoffers van ongewenst gedrag opgenomen. Het meldpunt ongewenst gedrag staat ook hiervoor open.
Voor wat betreft de zakelijke (financieel-economische) integriteit is een procedure opgenomen in artikel 126 van het Algemeen militair ambtenarenreglement en artikel 70

Pagina 11/15

Ministerie van Defensie

BIJLAGE

Datum
Ons kenmerk
van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie. Van de nieuwe integriteitorganisatie zal naast de zorg voor sociale integriteit ook de zakelijke integriteit deel uitmaken. De Kamer zal in april nader over de nieuwe integriteitsorganisatie worden geïnformeerd. Zoals eerder is aangegeven zal de nieuwe organisatie in de zomer van 2007 operationeel worden.

27. Waarom is ervoor gekozen de integriteitsorganisatie onder te brengen bij het CDC en niet bij het bureau SG?

33. Waarom ressorteert de nieuwe integriteitsorganisatie niet rechtstreeks onder de SG, conform de aanbeveling van de Commissie Staal (buiten de krijgsmacht, maar binnen de lijn van de Minister van Defensie) en conform de motie Eijsink (30 800 X, nr. 16), maar onder het Commando DienstenCentra?

34. Is door het onderbrengen van de integriteitsorganisatie bij het CDC de onafhankelijkheid gewaarborgd? Zo ja, waar blijkt dat uit?

35. Betekent uw omschrijving van de IGK als `sluitstuk van dit systeem' dat ook de IGK bij het CDC wordt ondergebracht? Zo neen, hoe geeft u de rol van sluitstuk van de IGK organisatorisch vorm?

36. Is een `jaarlijkse rapportage' aan de SG, conform de motie Eijsink (30 800 X, nr. 16) voldoende om vanuit de departementsleiding de vinger aan de pols te houden?

De nieuwe integriteitsorganisatie zal administratief worden ondergebracht bij het Commando Diensten Centra, en heeft direct toegang tot de SG. Dit houdt in dat naast de jaarlijkse rapportage aan de SG, periodiek overleg plaatsvindt tussen het hoofd van de integriteitorganisatie en de SG. De onafhankelijkheid wordt gewaarborgd, doordat de integriteitsorganisatie uit de lijnhiërarchie is gehaald.

Pagina 12/15

Ministerie van Defensie

BIJLAGE

Datum
Ons kenmerk
Daarnaast is de functie van vertrouwenspersoon niet langer een nevenfunctie. In plaats van de huidige lokale vertrouwenspersonen en de zeven centrale vertrouwenspersonen komt er een pool van twaalf onafhankelijke vertrouwenspersonen. Uit deze pool krijgt elk van de defensieonderdelen een vertrouwenspersoon toegewezen. In deze situatie is geen sprake meer van een hiërarchische verhouding tussen de betrokken operationele commandant/directeur en de aan hem toegewezen vertrouwenspersoon. De leidinggevende van de vertrouwenspersoon is immers het hoofd van de integriteitorganisatie en niet de operationeel commandant/directeur. De IGK vormt het sluitstuk van de integriteitorganisatie vanwege zijn adviserende, onderzoekende en bemiddelende functie voor Defensie in algemene zin. De IGK maakt geen deel uit van de integriteitorganisatie of van CDC. De IGK neemt een bijzondere positie in binnen de defensieorganisatie en staat rechtstreeks onder de Minister.

31. Is de regering ervan op de hoogte dat er goede vormen van gefilterd internet bestaan (zie bijvoorbeeld www.solcon.net) die volwaardig functioneel gebruik combineren met het adequaat blokkeren van ongewenste sites? Is de regering bereid om de introductie van een dergelijk product defensiebreed te overwegen? Indien niet, welke reden zou zich daartegen verzetten?

Filtering van internet op aanstootgevend materiaal e.d. is overwogen, maar is technisch niet waterdicht en heeft grote nadelen voor het functionele internetgebruik. Op grond van onderzoek is daarom besloten procedurele maatregelen te treffen die het oneigenlijk gebruik van internet tegengaan. Bij geconstateerd misbruik worden altijd maatregelen tegen betrokkenen genomen.

37. De Commissie Staal beveelt onder meer een aanpassing van het werving en selectiebeleid aan en het vooraf identificeren van potentiële `dadergroepen'. Deze aanbevelingen vinden wij niet terug bij de aangekondigde `aanpassingen'. Wordt aan voornoemde zaken geen aandacht besteed? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke wijze zal die aandacht concreet worden vormgegeven?

Pagina 13/15

Ministerie van Defensie

BIJLAGE

Datum
Ons kenmerk

Bij de keuring en selectie wordt uiteraard ook aandacht besteed aan ongewenst gedrag. De bevindingen en aanbevelingen van de commissie Staal worden daarin betrokken. Dat begint reeds in de voorlichting van mogelijke kandidaten, waarbij de nadruk wordt gelegd op het gedrag van militairen in relatie tot het militaire ambt. Vervolgens wordt tijdens de selectiegesprekken veel aandacht besteed aan gewenst en ongewenst gedrag en wordt voor elke aspirant-militair een veiligheidsonderzoek (justitieel antecedentenonderzoek) uitgevoerd. Elk van deze selecties vinden plaats op individuele basis. Ik zal bezien of het psychische deel van de selectie verbeterd kan worden.

38. Zijn er nu strikte criteria voor nevenfuncties en bijbanen opgesteld? Zo ja, waarom maken die geen onderdeel uit van de gedragscode? Zo neen, waarom niet?

In de Ambtenarenwet (art. 125) en de Militaire Ambtenarenwet (art. 12) zijn de randvoorwaarden voor het verrichten van nevenwerkzaamheden opgenomen. Deze randvoorwaarden zijn nader uitgewerkt in het Burgerlijk Ambtenarenreglement Defensie (art. 70b) en het Algemene Militair Ambtenarenreglement (art. 126b). Nadere regels zijn gesteld in de regeling nevenwerkzaamheden, waarin duidelijk wordt aangegeven welke aspecten moeten worden getoetst bij aanmelding en goedkeuring van deze werkzaamheden. Hierbij moet worden gedacht aan: belangenverstrengeling, botsen van belangen, schade voor het aanzien van het ambt, onvoldoende beschikbaarheid van de functie, schending van de geheimhouding etcetera. In de algemener gestelde Gedragscode Defensie is vastgelegd dat defensiemedewerkers zich bewust dienen te zijn van hun eigen verantwoordelijkheid en zich dienen te onthouden van gedragingen en uitlatingen die Defensie schaden.

39. Zijn er nu strikte criteria over het al dan niet verlenen van eervol ontslag opgesteld? Zo ja, waarom maken die geen onderdeel uit van de gedragscode? Zo neen, waarom niet?

Pagina 14/15

Ministerie van Defensie

BIJLAGE

Datum
Ons kenmerk
De bedoelde criteria liggen reeds vast in artikel 41 van het Algemeen militair ambtenarenreglement waar is bepaald dat het ontslag "eervol" wordt verleend, tenzij een militair wordt ontslagen:

- wegens verregaande nalatigheid in de vervulling van zijn plichten;
- wegens wangedrag in de dienst, dan wel buiten de dienst voor zover dit gedrag schadelijk is of kan zijn voor zijn dienstvervulling of niet in overeenstemming is met het aanzien van zijn ambt;

- of wegens een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan en is gewezen in verband met een feit van zodanige aard, dat, mede gelet op het algemeen gedrag van de militair, diens ontslag in het belang van de dienst noodzakelijk is . In die gevallen wordt het ontslag zonder de aanduiding "eervol" verleend. Deze criteria ­ die dus niet gericht zijn op het teweegbrengen van een gewenst gedrag - liggen vast in een algemeen verbindend voorschrift en maken alleen daarom al geen deel uit van de gedragscode.

40. Zijn er nu instructies ontwikkeld over hoe de krijgsmacht dient te handelen indien een personeelslid strafrechtelijk vervolgd wordt? Zo ja, kunt u hier inzicht in geven? Zo neen, waarom niet?

Indien Defensie op de hoogte gesteld wordt over de strafrechtelijke vervolging van een defensiemedewerker, wordt nagegaan of het strafbare feit aanleiding geeft om ook rechtspositioneel tegen het betrokken personeelslid op te treden en of de ernst van het feit aanleiding geeft de verklaring van geen bezwaar in te trekken. Defensie is zelden op de hoogte van vervolgingen omdat rechtbanken hier in de regel geen mededelingen over doen.
Onafhankelijk van strafrechtelijke vervolging kan Defensie ook administratieve maatregelen nemen. Thans wordt bezien hoe het pakket aan administratieve maatregelen kan worden uitgebereid.

Pagina 15/15


---- --