SP Noord-Holland


Geloofwaardigheid provincie in het geding

12-03-2007 * In de collegeperiode van 2003 tot 2007 heeft het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland de rechtspositie van de ambtenaren in de provinciale organisatie stelmatig aangetast. Tevens is de slagvaardigheid van de provinciale organisatie onder druk komen te staan. De geloofwaardigheid van de provincie Noord-Holland is hierdoor in het geding gekomen. Het herstel van die geloofwaardigheid hoort volgens de SP één van de belangrijke onderwerpen bij de vorming van het nieuwe college van GS te zijn.

Onlangs heeft gedeputeerde Poelmann namens GS laten weten dat het college van mening is dat zij geen uitvoering hoeft te geven aan de interprovinciaal met de vakbonden overeengekomen regelgeving rond reorganisaties, loopbaan-, mobililiteits- en opleidingsbeleid. Daarnaast blijkt de provincie in gebreke te zijn ten aanzien van een arbo-zorgstructuur, risico-inventarisaties, arbo-jaarplan, ziekteverzuimreglement, opleidingsplan, etc.

De SP heeft het college gevraagd om aan te geven waaraan de provincie de (juridische) bevoegdheid ontleent om geen uitvoering te geven aan diverse wettelijke verplichtingen waaronder de CAO. Daarnaast dringt zich de vraag op wat de het Interprovinciaal Werkgevers Verband (IWV) vindt van het feit dat de provincie Noord-Holland geen uitvoering / uitwerking wenst te geven aan de regelgeving die tussen het IWV en de vakbonden zijn overeengekomen.

Als werkgever komt de provincie Noord-Holland niet alleen de regels uit de CAO niet na. De directies binnen de provinciale organisatie en de afzonderlijke leidinggevenden hebben ook eigen interpretaties van regelgeving. In door het personeel aangespannen procedures wordt het management gedekt door GS. Dit leidt tot een grote mate van rechtsonzekerheid en de situatie dat medewerkers bang zijn om hun gevoelens en bezwaren te uiten omdat dat uiten direct gevolgen heeft voor hun verdere functioneren. In de ambtelijke organisatie is dan ook sprake van repressie. De SP heeft aan het college de vraag gesteld wanneer zij een eind wil maken aan de rechtsonzekerheid en de sociale onveiligheid.

Een bijkomend probleem is dat vakbonden en provincie regels overeenkomen die niet openbaar gemaakt worden. Regels waarover de vakbonden hun achterban niet hebben geraadpleegd en de Ondernemingsraad niet is geïnformeerd. Regels die soms zelfs niet aan het papier zijn toevertrouwd. Regels waarop de provincie zich tijdens procedures echter wel beroept. De SP heeft aan het college gevraagd waarom zij zo handelt.

Op 14 maart 2007 vinden de verkiezingen voor een nieuwe Ondernemingsraad bij de provincie Noord-Holland plaats. Voor de vakbonden was het moeilijk om kandidaten te vinden. Bij veel medewerkers staat nog op het netvlies hoe 7 van de 13 OR-leden door de provincie boventallig zijn verklaard. Daarnaast nodigt de repressie in de organisatie niet uit om medewerkers enthousiast te maken voor OR-werk.

Voor de huidige directie van de provinciale organisatie was de huidige kritische Ondernemingsraad een doorn in het oog. Een obstakel in het doorvoeren van maatregelen. De Ondernemingsraad stelde voortdurend vragen over het waarom van die maatregelen (over de achterliggende visie) of het achterwege blijven van maatregelen. Op een gegeven ogenblik hebben de directie en de Commissaris van de Koningin de Ondernemingsraad zelfs opgeroepen om op te stappen. Daarbij heeft de directie een handtekeningenactie tegen de Ondernemingsraad gevoerd.

Diverse medewerkers in de provinciale organisatie zijn door het management benaderd met het verzoek om zich kandidaat te stellen voor de OR. De SP kan zich vooralsnog niets anders voorstellen dan dat de provincie wil voorkomen dat er weer een kritische Ondernemingsraad komt. Over het waarom van deze Aktie heeft de SP een vraag aan Gedeputeerde Staten gesteld.

Naar aanleiding van de kritische opmerkingen van de provinciale controller en de Randstedelijke Rekenkamer, heeft Mienk Graatsma het afgelopen jaar namens de SP diverse vragen gesteld over de werking van de ambtelijke organisatie en het ontbreken van personeelsbeleid bij die organisatie. De reden achter deze vragen is de geloofwaardigheid van de provincie als controlerend en uitvoerend orgaan: hoe geloofwaardig is een provincie die intern zijn zaakjes niet op orde heeft (uitvoering kan geven aan de wensen van Provinciale Staten) en door ambtelijk Nederland (ook binnen het IPO) gezien wordt als een risee op het gebied van personeelsbeleid. Aan GS is dan ook gevraagd: Hoe denkt u de geloofwaardigheid van de provincie (de perceptie van buitenstaanders over het functioneren van dit orgaan) te herstellen?