ChristenUnie



Bijdrage debat over voorwaardelijke invrijheidsstelling

donderdag 15 maart 2007 10:24

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie is erg blij dat wij dit voorstel nu bespreken. Ik heb uit de memorie van toelichting begrepen dat hier al een tijdje over wordt nagedacht en gepraat, niet alleen in dit huis, maar ook op straat en door mensen die er verstand van hebben. Het heeft een tijdje in de koelkast gelegen, maar nu wordt dan eindelijk iets gedaan. Het is onze overtuiging dat datgene wat nu voorligt, erg in overeenstemming is met datgene wat maatschappelijk breed wordt gevoeld, namelijk dat mensen niet zomaar gratis hun vrijheid krijgen wanneer tweederde van hun straf erop zit, maar dat dan nog daadwerkelijk iets gedaan moet worden en dat mensen dan nog begeleid kunnen worden. Wij zijn daar erg blij mee. Het stond ook al een tijdje in ons verkiezingsprogramma, maar de memorie van toelichting dwingt mij om te erkennen dat het waarschijnlijk ook ergens anders al gezegd is. Hoe dan ook: blijdschap.

De hoofdlijn van het voorstel is dat de invrijheidsstelling voorwaardelijk is. Wij zijn heel blij dat de rechter daarover een uitspraak doet en dat dat geen automatisme is. Wij zijn daar ook blij mee omdat wij, als die voorwaardelijke invrijheidsstelling herroepen wordt, te maken hebben met een strafverzwaring; het is wel zo netjes om dat door een rechter te laten doen. Wij zijn ook blij dat er gekozen is voor een slagvaardig systeem en dat snel wordt gereageerd. Er wordt dus niet eerst een tijdje gewacht en wij laten de betrokkenen niet pas terugkomen bij een eventuele volgende strafzaak. Nee, er is een voorwaarde overtreden en daar wordt op gereageerd.

Dat zijn dus allemaal goede zaken en daar zijn wij blij mee. Toch heb ik nog een paar opmerkingen. Eén daarvan hebben wij al een beetje weggegeven door het indienen van een amendement: wij willen het OM meer bevoegdheden geven voor het stellen van een bijzondere voorwaarde. In dit voorstel wordt die bevoegdheid gelegd bij de Dienst Justitiële Inrichtingen. Dat is een waardevolle instantie met veel kennis. Zeker ten tijde van de detentie bouwt zij veel kennis op over de gedetineerde en zijn of haar gedrag tijdens de detentie.

Voor het stellen van bijzondere voorwaarden is veel kennis nodig over: de geschiedenis van een strafzaak, de reden van veroordeling, de relatie met eventuele slachtoffers en het gedrag van de veroordeelde tijdens het strafproces. Kennis daarover is bij de DJI niet aanwezig. Het is echter belangrijk dat die wordt meegenomen. Het kan immers veel consequenties hebben voor de wijze waarop iemand in de samenleving terugkeert. Vandaar ons amendement op dit punt.

Welke status krijgen de bijzondere voorwaarden? Ik doel in het bijzonder op de mogelijkheden van beroep voor de veroordeelde. Hoe moeten wij daarmee omgaan? Is het wenselijk dat een veroordeelde in beroep kan gaan? Wordt het later met het strafproces meegenomen als er een voorwaarde is overtreden?

Hoe zorgt de minister ervoor dat de veroordeelde inhoudelijk goed wordt ingelicht over de bijzondere voorwaarde, hoe daarmee in de praktijk moet worden omgegaan en wat de consequenties zijn? Weet die dat op voorhand of pas als de bijzondere voorwaarden zijn overtreden?

De heer Van der Staaij heeft het punt van omgang met deze wetgeving bij een cellentekort geagendeerd. Het herroepen van voorwaardelijke invrijheidstelling is een zwaar middel. Het is geen sluitpost waarmee gemakkelijk omgegaan kan worden. Bij een cellentekort is het voor ons absoluut niet de bedoeling om de herroepingsgevallen als eerste op vrije voeten te stellen. Hoe gaat de minister daarmee om? Geeft hij daar extra prioriteit aan ten opzichte van mensen die later aan een straf kunnen beginnen?

De heer Teeven (VVD): Is de heer Anker voorstander van een beroepsmogelijkheid voor een veroordeelde die een bijzondere voorwaarde krijgt opgelegd? Ik begrijp uit het wetsvoorstel dat daarvan geen sprake is.

De heer Anker (ChristenUnie): Ik heb de vraag aan de minister gesteld of een veroordeelde de mogelijkheid heeft om in beroep te gaan als die een bijzondere voorwaarde krijgt opgelegd. Wij vragen ons af hoe dat geregeld is. Daarover is nog niet heel veel gezegd. Het wordt in het voorstel niet genoemd. De vraag is dus welke status een bijzondere voorwaarde heeft en hoe een veroordeelde daarmee moet omgaan als hij het niet met die voorwaarde eens is.

De heer Teeven (VVD): Ik heb uit het wetsvoorstel begrepen dat er sprake is van instemming in plaats van toestemming. Ik vraag de heer Anker of hij voorstander is van een beroepsmogelijkheid voor een veroordeelde die een bijzondere voorwaarde krijgt opgelegd.

De heer Anker (ChristenUnie): Dat hangt af van het antwoord van de minister over de status van de bijzondere voorwaarden. Het is netjes om degene die onder dit soort voorwaarden worden gesteld enige bescherming te bieden tegen willekeur. Vandaar dat wij het belangrijk vinden dat het OM de verantwoordelijkheid neemt voor het stellen van de bijzondere voorwaarden.

Tweede termijn De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Er is niet veel meer dat aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Over twee punten wil ik nog iets zeggen. Wij zijn blij met de reacties van de minister, ook met zijn reactie op ons amendement. Hij doet het voorkomen dat het om het even is wie de finale beslissing neemt. Onze voorkeur gaat uit naar het OM. De informatie waarover het OM beschikt is van groter gewicht dan die van de DJI. Haar informatie moet niet gebagatelliseerd worden, maar zij kan betrokken worden bij de afweging. De heer Teeven deed een mooie suggestie voor de coördinatie en hij noemde de executieofficier en het landelijke overleg. Hoe die coördinatie precies vorm krijgt, laat ik graag aan de minister, maar er moet wel sprake zijn van centrale aansturing.

Mijn tweede punt betreft de interruptie van de heer Teeven in mijn eerste termijn. Die interventie ging over de status van de bijzondere voorwaarde en over de vraag of er de mogelijkheid van beroep moet komen. Wij zijn tevreden met het antwoord van de minister op dit punt. De logica brengt met zich mee dat zonder instemming de werking van het systeem zodanig is dat de beroepsmogelijkheid niet nodig is.