Eén op de twintig leerlingen maakt school niet af

maandag 19 maart 2007

Hoe hoger het onderwijsniveau, des te lager de schooluitval. Dat geldt in het algemeen en voor het mbo in het bijzonder. Volgens cijfers van het CBS verlaat gemiddeld één op de twintig leerlingen in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs de school zonder startkwalificatie.

Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) telt meer uitvallers (tien procent) dan het voortgezetonderwijs (vier procent). De uitval op het hoogste niveau van het mbo is gemiddeld zes procent. Op het laagste niveau verlaat een derde van de leerlingen de school zonder startkwalificatie: het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om kans te maken op duurzaam werk.

Binnen het voortgezet onderwijs vallen de meeste leerlingen voortijdig uit tijdens de twee laatste leerjaren van het vmbo. In het schooljaar 2004-2005 was dat meer dan zes procent. Het gaat vooral om oudere leerlingen, die eerder zijn blijven zitten.

Het CBS baseert de vandaag gepubliceerde cijfers op onderzoek dat is gehouden in het schooljaar 2004/2005. Gekeken is hoeveel leerlingen een jaar later de school voortijdig hadden verlaten. Er is ook gekeken naar de uitval binnen specifieke groepen.

Onder allochtone leerlingen is de schooluitval met bijna negen procent bijna twee keer zo groot als onder autochtonen. Opgesplitst naar land van herkomst zijn de verschillen gering. Ook eenoudergezinnen tellen relatief meer uitvallers dan gezinnen met twee ouders. Een klein aantal leerlingen voert een eigen huishouden, vooral binnen het mbo. Binnen deze groep is het aantal voortijdige schoolverlaters bijna zeventien procent.