Gemeente Utrecht


| |
|Week 12                                                               |
|                                                                      |
|                                                                      |
|Toelichting op besluiten van het college van burgemeester en          |
|wethouders                                                            |
|                                                                      |
|1. Negen kerkgebouwen worden gemeentelijk monument                    |
|Negen Utrechtse kerkgebouwen krijgen de status van beschermd          |
|gemeentelijk monument. Het college kiest daarvoor omdat veel          |
|kerkgebouwen hun functie verliezen en daardoor kwetsbaar zijn voor    |
|ontwikkelingen die het karakter van de gebouwen aantast. Bovendien    |
|krijgt de architectuur van meer moderne na-oorlogse gebouwen een      |
|positievere waardering. De negen kerkgebouwen zijn gekozen uit een    |
|inventarisatie van waardevolle kerkgebouwen. De laatste inventarisatie|
|van waardevolle kerkgebouwen werd uitgevoerd in 1986. Toen werd vooral|
|gekeken naar oudere gebouwen.                                         |
|Bij de inventarisatie worden de kerkgebouwen beoordeeld op hun        |
|architectonische kwaliteit, maar ook de stedenbouwkundige waardering  |
|speelt een belangrijke rol. Veel kerkgebouwen worden door bewoners of |
|bezoekers van een buurt of wijk als herkenningspunt of landmark       |
|ervaren. Van oudsher dragen kerkgebouwen bij aan de identiteit van een|
|buurt of wijk. Met de bescherming van de negen gebouwen wil het       |
|college de ontwikkeling van de kerkelijke bouwkunst in Utrecht        |
|zichtbaar houden en conserveren. De monumentale status betekent dat de|
|cultuurhistorische waarden worden beschermd. Bovendien ondersteunt de |
|gemeente eigenaren van de kerkgebouwen bij de instandhouding van hun  |
|kerk met een onderhoudsregeling. De op dit moment als monument        |
|aangewezen gebouwen hebben tot nu toe hun kerkelijke functie kunnen   |
|behouden. Dat neemt niet weg dat deze kerkgebouwen in de toekomst hun |
|oorspronkelijke bestemming kunnen verliezen. In dat geval zal het     |
|college actief het behoud en de herbestemming stimuleren. Samen met de|
|eigenaren zal de gemeente zich inspannen om de betrokken gebouwen voor|
|de toekomst te behouden.                                              |
|                                                                      |
|De negen kerken die de monumentstatus krijgen zijn:                   |
|                                                                      |
|- Alendorperweg 57; Gereformeerde kerk Vleuten - De Meern             |
|- 't Goylaan 129; Johannes Maasbach Wereldzending (Immanuelkerk)      |
|- Lichtenberchdreef 2 - 4; Heilige Geestkerk (Rafaëlparochie).        |
|- Moezeldreef 400; Johanneskerk.                                      |
|- Burgemeester Norbruislaan 1; Bethelkerk.                            |
|- Prinses Irenelaan 51A, de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen   |
|der Laatste dagen.                                                    |
|- Prinses Margrietstraat 126/128; Apostolisch Genootschap.            |
|- Troosterlaan 65, Jeruzalemkerk.                                     |
|- Werner Helmichstraat 1/3; Verenigingsgebouw van de hersteld         |
|apostolische zendings              gemeente.                          |
|                                                                      |
|Meer informatie: Hans Scholten, 030- 286 1015                         |
|                                                                      |
|                                                                      |
|2. Minder vuil via riolering in oppervlaktewater en vervanging        |
|verouderde rioleringen                                                |
|Het vuil bij lozingen van het riool op het oppervlaktewater moet per 1|
|januari 2013 met minimaal vijftig procent zijn verminderd ten opzichte|
|van 2003. Dit heeft het college besloten met de vaststelling van het  |
|"Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan 2007-2010", ook bekend |
|als het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Utrecht voldoet hiermee aan|
|eisen die de waterschappen stellen aan de kwaliteit van het water.    |
|Voor bewoners betekent dit minder stankoverlast en voor vissen een    |
|gezondere leefomgeving. Het GRP bevat ook het plan om de komende jaren|
|ongeveer 23 km verouderde riolering vervangen. Dit zal vooral in      |
|Hoograven en Kanaleneiland gebeuren. Het plan wordt voorgelegd aan de |
|gemeenteraad.                                                         |
|                                                                      |
|Volgens het maatregelenpakket van het GRP komen op diverse locaties in|
|de stad bergbezinkbassins, waarin het vuil in het rioolwater kan      |
|bezinken. Hierdoor komt minder, maar vooral ook schoner water terecht |
|in het oppervlaktewater. Verder wordt bij het vervangen van           |
|rioleringen en op bedrijventerreinen de afvoer van afvalwater en      |
|hemelwater gescheiden, het zogenaamde afkoppelen. Dit geldt voor alle |
|nieuwbouwlocaties van enige omvang en daarnaast ook voor de wijken    |
|waar de komende jaren riolering wordt vervangen, zoals Oog in Al,     |
|Schepenbuurt, Hoograven, Overvecht, Kanaleneiland en Ondiep. Verder   |
|gaat het om de bedrijventerreinen Lage Weide en rondom de             |
|Cartesiusweg. Voor de maatregelen is tot 1 januari 2013 E38 miljoen   |
|gereserveerd, waarvan E27 miljoen in de jaren 2007-2010. De kosten    |
|worden gedekt via de rioolrechtenheffing.                             |
|                                                                      |
|Meer informatie: Erlijn Mulder, 030- 286 11 48                        |
|                                                                      |
|                                                                      |
|3. Meedenken over de Wmo in Utrecht                                   |
|De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) is sinds begin dit        |
|jaar van kracht.  Het maatschappelijk doel van de Wmo is dat iedereen |
|kan 'meedoen' aan de samenleving. De manier waarop                    |
|de gemeente  daar vorm aan gaat geven wordt vastgelegd in een         |
|meerjarenbeleidsplan Wmo. Om een plan te maken dat goed aansluit bij  |
|de praktijk  betrekt de gemeente bestaande adviescommissies en        |
|belangenorganisaties bij het opstellen van het plan. Zodoende is het  |
|niet nodig er een apart Wmo-platform voor in te stellen. De gemeente  |
|vindt het ook belangrijk om de mening van specifieke doelgroepen te   |
|horen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om mensen met een verstandelijke |
|beperking, mantelzorgers, vrijwilligers, (ex)psychiatrisch patiënten, |
|dak- en thuislozen en verslaafden, maar ook ouderen, gewone           |
|buurtbewoners of kleine instellingen. Daarom                          |
|krijgen vertegenwoordigers van deze groepen financiele steun, waarmee |
|ze nieuwe manieren kunnen ontwikkelen om mee te denken over het te    |
|voeren beleid of om hun relatie met de achterban versterken. Het      |
|college maakt hiervoor de komende 3 jaar ieder jaar                   |
|E50.000 (extra ) geld vrij en vraagt aan Cliëntenbelang Utrecht om    |
|hiervoor hun expertise in te zetten.                                  |
|                                                                      |
|Om de beleidsparticipatie Wmo goed aan te pakken en te komen tot een  |
|breed gedragen beleidsvisie op de Wmo organiseert de gemeente medio   |
|2007 bijeenkomsten voor allerhande instellingen, zoals                |
|welzijnsinstellingen, zorgaanbieders, woningbouwcorporaties en        |
|maatschappelijk werk. Burgers die willen meedenken kunnen hier ook aan|
|deel nemen. Via de formele inspraakprocedure kunnen de inwoners van de|
|stad vervolgens laten weten wat zij van het meerjarenbeleidsplan Wmo  |
|2008 - 2012 vinden.                                                   |
|                                                                      |
|Kennis en informatie halen uit de wijk is  belangrijk voor het        |
|stedelijke zorg- en welzijnsbeleid. Het college vraagt daarom de      |
|advies- en overlegorganen of ze hun werkwijze willen verscherpen      |
|en  veel aandacht willen besteden aan het versterken van hun relaties |
|met de achterban en met bijzondere doelgroepen. Ook kunnen ze hun     |
|banden met de wijken versterken via intensievere contacten met        |
|wijkraden en cliëntenraden van instellingen zoals zorgcentra. Op deze |
|manier kunnen de adviescommissies en overlegorganen de                |
|beleidsparticipatie op stedelijk niveau verbinden met die op          |
|wijkniveau.                                                           |
|                                                                      |
|Meer informatie: Anita van Wijnbergen, 030- 286 10 44                 |

---- --