Rijksuniversiteit Groningen

De legende van Bahira, 'de christelijke leermeester' van Mohammed

Datum: 22 maart 2007

De islam ontstond in de zevende eeuw als nieuwe religie en ontwikkelde zich in korte tijd als nieuwe politieke macht. Als reactie op het religieuze en politieke gezag van de moslims voelden de christelijke gemeenschappen in het Midden-Oosten zich genoodzaakt hun geloof te verdedigen. Gedurende de achtste en negende eeuw werd het hun duidelijk dat de islam niet alleen een andere religie was dan het christendom, maar ook dat de islam zich de bijbelse geschiedenis had toegeëigend en een radicaal andere opvatting had over Christus. Volgens de Koran was Christus niet gestorven aan het kruis en was hij niet de Zoon van God, maar slechts een profeet.

Hoewel christelijke theologen deze ideeën in eerste instantie belachelijk maakten, waren er twee onmiskenbare redenen waarom zij in apologetische geschriften ook serieuzere pogingen ondernamen om de spanning tussen islam en christendom te verklaren. Ten eerste omdat islamitische theologen propageerden dat Mohammed een profeet was wiens heilige boek alle eerdere openbaringen overtrof. Ten tweede omdat moslims de aandacht vestigden op hun indrukwekkende militaire overwinningen, die volgens hen door God gegeven waren. God stond, zo gezegd, aan hun kant.

Om deze propaganda te ondergraven gaven christenen een historiserende verklaring voor het ontstaan van de islam. Zij beweerden dat Mohammed in zijn jeugd door een christen onderwezen was. Een monnik, genaamd Bahira, had hem een simpele versie van het christelijke geloof gegeven in de hoop dat hij daarmee de Arabieren zou kunnen bekeren. Dit idee werd in de negende eeuw uitgewerkt in een legende die probeerde aan te tonen dat de islamitische doctrines die op het christendom lijken teruggaan op deze monnik, terwijl afwijkende doctrines verklaard zouden moeten worden vanuit het onbegrip van de heidense Arabieren. Daarnaast wordt in de legende gesuggereerd dat de islam slechts een tijdelijk verschijnsel is. Door middel van een apocalyptisch visioen op de Sinai wordt een voorproefje gegeven van de toekomst: de islam zal uiteindelijk volledig ten onder gaan.

Promovendus Barbara Roggema onderzocht deze legende van Bahira. Haar proefschrift omvat edities en vertalingen van de twee Syrische en twee Arabische versies van deze legende, met een gedetailleerde studie daarvan. Zij vergeleek de legende met andere oosters-christelijke geschriften, waardoor zij nieuw inzicht kon geven in de manier waarop de legende probeert het christendom te verdedigen. Verder bleek de legende geen verband te hebben met de vele westers-middeleeuwse geschriften waarin de docent van Mohammed als ketter wordt afgeschilderd. Bovendien vond zij een tweede Arabische versie van de legende. Roggema vond gedetailleerd bewijs voor een negende-eeuwse oorsprong. Tot slot toonde zij aan dat de Latijnse tekst van de legende geen oudere versie van de legende vertegenwoordigt.

Barbara Roggema (Noorwegen, 1969) studeerde Semitische talen aan de Rijksuniversiteit Groningen . Zij verrichtte haar promotieonderzoek bij de afdeling Talen en Culturen van het Midden-Oosten van de Faculteit der Letteren. Roggema was van 2004-2006 docent aan de John Cabot Universiteit te Rome . Zij is tegenwoordig medewerker van de Universiteit van Birmingham in Groot-Brittannië. /GG

Datum en tijd

22 maart 2007, 16.15 uur

Promovendus

B.H. Roggema

Proefschrift

The legend of Sergius Bahira. Eastern christian apologetics and apocalyptic in response to islam

Promotores

prof.dr. W.J. van Bekkum en prof.dr. G.J. van Gelder

Faculteit

letteren

Plaats

Aula Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen

Informatie

B.H. Roggema, tel. 00 39 069 302 215 97 (privé), e-mail: b.h.roggema@bham.ac.uk