Gemeente Utrecht


Beantwoording vragen 2007, nr. 30 inzake loopafstand tussen school en coffeeshops. 2007 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
30 Vragen van de heer drs. C.A. Geldof
(ingekomen 23 februari 2007
en antwoorden door het college verzonden op 26 maart 2007)


De VVD heeft zowel op landelijk als op lokaal niveau in discussies over coffeeshops aangegeven dat ze zich zorgen maakt over coffeeshops in de nabijheid van scholen of andere instellingen waar zich veel jongeren bevinden.

In het coalitieakkoord van het kabinet Balkenende IV dat donderdag 22 februari aantreedt, is de intentie geformuleerd om coffeeshops in de buurt van scholen te sluiten, in het kader van een "krachtig preventiebeleid" ten opzichte van jongeren (Coalitieakkoord tussen de Tweede Kamerfracties van CDA, PvdA en ChristenUnie, 2007, p.34). De gemeente Den Haag heeft reeds in 1997 maatregelen geformuleerd, die in de jaren erna gefaseerd zijn ingevoerd. Deze maatregelen bestaan onder meer uit het sluiten van coffeeshops die binnen een loopafstand van 500 meter van een school voor voortgezet onderwijs liggen. Voor scholen voor basisonderwijs is het criterium dat vanaf het schoolterrein geen coffeeshop zichtbaar mag zijn.

De VVD-fractie is verheugd dat dit kabinet de visie van de VVD betreffende softdrugsgebruik onder jongeren deelt en is van oordeel dat het beleid ook snel in Utrecht werkelijkheid moet worden. Naast negatieve gevolgen voor leerprestaties kan softdrugsgebruik ook in sociale zin negatieve gevolgen hebben voor jongeren. In aansluiting op het respectievelijk reeds gevoerde en voorgenomen beleid heeft de VVD-fractie daarom de volgende vragen aan het College:


1. Deelt het College de zorgen van de VVD-fractie over softdrugsgebruik onder jongeren in Utrecht?


Ja, zie de gemeentelijke nota algemene verslavingszorg 2006/2010 (april 2006 vastgesteld) en, als uitwerking van een van de speerpunten daaruit, de maatregelen m.b.t. problematisch alcohol- en cannabisgebruik die in januari 2007 zijn gepubliceerd.

2. Heeft het College kennis genomen van het gevoerde beleid betreffende coffeeshops in de gemeente Den Haag? Zo ja, is zij ook bekend met de resultaten? Wat zijn deze resultaten precies?


Ja; o.m. door toepassing op bestaande coffeeshops van het in de stad Den Haag geldende afstandcriterium van 500 meter loopafstand t.o.v. scholen voor voortgezet onderwijs en het zichtcriterium op basisscholen, is het aantal coffeeshops in Den Haag teruggebracht tot ongeveer 40 (was in 1994 103). Door een nu vastgestelde andere benadering van het speciaal voortgezet onderwijs zal het aantal coffeeshops nog iets verder afnemen.

3. Heeft het College kennis genomen van de intenties van het 22 februari 2007 aantredende kabinet om coffeeshops bij scholen te sluiten, zoals geformuleerd in het coalitieakkoord van het kabinet Balkenende IV?


Ja.


4. De VVD acht snelle invoering in Utrecht van het nieuwe landelijk beleid van groot belang. Hoeveel coffeeshops bevinden zich in Utrecht binnen een loopafstand van 500 meter van middelbare scholen?


In Utrecht gaat het om 11 van de 17 coffeeshops. De genoemde 500 meter loopafstand maakt geen onderdeel uit van landelijk beleid of van de gedoogcriteria zoals verwoord in de richtlijnen van het College van Procureurs-generaal. Het is een onderdeel van het lokale beleid, dat ook lokaal verschillend is ingevuld.


5. Ziet het College dergelijk beleid ook als een serieuze optie voor de situatie in Utrecht? Zo ja, is het College bereid om een beleidsvoorstel te ontwikkelen op dit gebied?


Nee. In Utrecht geldt een afstandscriterium t.o.v. onder meer onderwijsinstellingen van 250 meter, bedoeld als een lokale objectivering van het landelijke gedoogcriterium (geen) Overlast. Het geldt hier voor aanvragen voor nieuwe vestigingen, waarbij een overname van een coffeeshop als een nieuwe aanvraag geldt. In het collegeprogramma is t.a.v. de coffeeshops opgenomen dat het aantal vergunningen voor coffeeshops niet mag toenemen tot 2010 en dat de gemeente de vastgelegde veiligheidscriteria (zoals het verbod op verkoop aan klanten onder de achttien jaar en het verbod van verkoop in de buurt van scholen) strikt toe past. Wij achten de huidige mogelijkheden om tegen overlast van coffeeshops op te treden voldoende. Van een vergaande vermindering van het aantal coffeeshops mag gezien de vraag verwacht worden dat alternatieve verkooplocaties ontstaan, zoals horeca-instellingen, woningen, mobiele verkooppunten. Dat maakt de situatie, ook in de omgeving van scholen, niet beter controleerbaar.Uiteraard zullen wij de uitwerking van de in het regeerakkoord aangegeven intentie met grote aandacht volgen.


---- --