Technische Universiteit Delft

Delftenaar brengt 200 jaar 'strijd om de rivieren' in kaart

Historicus Alex van Heezik onderzocht de geschiedenis van het Nederlandse rivierenbeleid in de laatste 200 jaar. Hij promoveert op dinsdag 3 april 2007 op dit onderwerp aan de TU Delft.

Het Nederlandse rivierenlandschap heeft de voorbije eeuwen enorme veranderingen ondergaan. De meeste en meest radicale ingrepen in het riviersysteem kwamen tot stand vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw. Deze ontwikkeling werd in hoge mate bepaald door de veranderingen in het maatschappelijk klimaat, vooral de veranderende houding ten aanzien van de omgang met de natuur. In de periode 1850-1965 werd de tijdgeest beheerst door een sterk geloof in de mogelijkheid en noodzakelijkheid de natuur in dienst te stellen van economische behoeften. Als essentieel onderdeel van de natuurlijke leefomgeving werd dit geloof bij uitstek belichaamd in het optreden ten opzichte van de rivieren. Vanaf 1850 werd het 'normaal maken' van de rivieren, het normaliseren, hét toverwoord in het rivierenbeleid. Zelfs toen duidelijk werd dat de technische beheersingsdrift een ernstige bedreiging vormde voor de kwaliteitsgevoelige functies van de rivieren, bleef men groot vertrouwen stellen in het probleemoplossende vermogen van de techniek.

Kentering
Op het hoogtepunt van deze technocratische aanpak van de rivierenproblematiek trad echter een kentering op. Vanaf de jaren zestig ontstond grote twijfel over de juistheid van deze strategie. Gevoed door het algemene maatschappijkritische klimaat van deze jaren, waarin de ongebreidelde economische groei en de daaruit voortvloeiende vervuiling en aantasting van het natuurlijk milieu tot de belangrijkste kritiekpunten behoorden, stond in korte tijd een krachtige tegenbeweging op die de strijd aanbond tegen de vertegenwoordigers van de normaliseringsstrategie. Door de enorme vervuiling, de uitputting, de fysieke aantasting en het verlies aan biodiversiteit verkeerden de rivieren inmiddels in een erbarmelijke staat. Om de rivieren weer nieuw leven in te blazen was volgens velen een drastische omslag in het beleid noodzakelijk. De verantwoordelijke beleidsmakers moesten ervan overtuigd worden dat men niet langer de kwantitatieve, aan economische belangen gebonden, functies centraal moest stellen, maar voorrang moest geven aan de kwaliteitsgevoelige functies van de rivieren: de ecologie en het landschap. De strijd om de rivieren in de periode na 1965 stond dan ook vooral in het teken van de tegenstelling tussen kwantiteit en kwaliteit, tussen economisch-materialistische en ecologisch-culturele waarden van het riviersysteem. Bij dit gevecht om de kwaliteit van de rivieren was sprake van twee grote strijdtonelen: de waterkwaliteit en de hoogwaterbescherming.

Natuurlijke dynamiek
Terwijl de omslag in het waterkwaliteitsbeleid zich rond 1990 al voor een belangrijk deel had voltrokken, leek deze op het terrein van de hoogwaterbescherming op dat moment nog mijlenver weg. Vooral de waterschappen hadden grote moeite de traditionele belangen op het gebied van veiligheid en economie op te offeren voor de 'moderne' belangen van landschap, natuur en cultuur. Op 'extreme' voorstellen, zoals de pleidooien voor de herinvoering van overlaatsystemen, ging men niet serieus in. Dit veranderde echter in het begin van de jaren negentig, toen als gevolg van de introductie van baanbrekende natuurontwikkelingsplannen in binnen- en buitenland duidelijk werd hoe het herstel van de natuurlijke dynamiek van de rivier bij kon dragen aan een andere aanpak van het hoogwaterbeschermingsbeleid. Als 'natuurlijke' tegenhanger van de normaliseringsaanpak kwam nu ook de oude 'afleidingsstrategie' weer in beeld als serieuze mogelijkheid de hoogwaterproblematiek op natuurlijker wijze op te lossen. Hoewel ook de dijkverzwaarders langzamerhand meer belangstelling toonden voor een natuurlijker oplossing van de hoogwaterproblematiek, was de herinvoering van overlaten, afleidingen en groene rivieren voor hen nog een brug te ver. De natuur kwam de aanhangers van de veerkrachtstrategie echter te hulp. De hoogwaters van 1993 en 1995 wisten in korte tijd een doorbraak te forceren. Daarmee was de weg vrij voor de opmars van de alternatieve hoogwaterbeschermingsstrategie. Onder het motto ruimte voor de rivier werd de 'natuurvriendelijke' aanpak van de overstromingsproblematiek in de tweede helft van de jaren negentig in verbazingwekkend snel tempo door nagenoeg alle beleidsmakers als nieuw paradigma geadopteerd, om vervolgens in 2000 tot officiële beleidsstrategie te worden uitgeroepen.

Draagvlak
Van een daadwerkelijke en structurele koerswijziging was (en is) echter nog geen sprake. Het maatschappelijke draagvlak bleek minder groot dan de voorstanders van de veerkrachtstrategie hadden verwacht. Na 2000 is de kritiek op de beleidsvoornemens niet van de lucht geweest en de eerste tekenen van aarzeling over de juistheid van de ingeslagen koers zijn al weer waargenomen. Veel ingrijpende maatregelen om de rivieren meer ruimte te geven (noodoverlopen en dijkverleggingen) zijn inmiddels van de baan en ook tegen de resterende projecten wordt nog steeds geprotesteerd.

Bovenstaande tekst is een samenvatting van de bevindingen van het promotieonderzoek van Van Heezik die hij vorig jaar al, vooruitlopend op de publicatie van zijn proefschrift, in een populaire versie van zijn dissertatie wereldkundig maakte.