RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE
NL
P/07/22
Brussel, 26 maart 2007
7198/07 (Presse 56)
(OR. en)
Verklaring van het voorzitterschap namens de Europese Unie ter
gelegenheid van de Internationale Dag ter bestrijding van
rassendiscriminatie op 21 maart 2007
De VN heeft 21 maart, de dag waarop in 1960 het bloedbad van
Sharpeville heeft plaatsgevonden, uitgeroepen tot Internationale Dag
ter bestrijding van rassendiscriminatie. Bijna 50 jaar later heeft de
ervaring van Sharpeville niets van haar relevantie verloren voor het
wereldwijde optreden tegen racisme, vreemdelingenhaat en
discriminatie, die in veel landen nog een dagelijkse werkelijkheid
zijn.
Er zijn nieuwe vormen van racisme bijgekomen ten gevolge van de
mondialisering, het ontstaan van multi-etnische samenlevingen en de
strijd tegen terrorisme, waardoor in het bijzonder etnische en
godsdienstige minderheden, immigranten, vluchtelingen en asielzoekers
worden getroffen. Racistisch denken komt ook voort uit antisemitisme,
christianofobie en islamofobie, alsook uit een complexe problematiek
rond ras, etniciteit, cultuur en godsdienst, waardoor de bestaande
waarden op het gebied van de mensenrechten dreigen te worden
uitgehold.
De EU veroordeelt krachtig alle vormen van racisme,
rassendiscriminatie, onverdraagzaamheid en discriminatie, en dringt er
bij de staten op aan doeltreffende maatregelen te nemen om de
symptomen en oorzaken van racisme en discriminatie te bestrijden en de
vrijheid van gedachte, geweten, godsdienst en overtuiging voor een
ieder, zonder onderscheid daadwerkelijk te garanderen. Op grond van de
overtuiging dat alle mensen vrij en gelijk in waardigheid en rechten
geboren worden, verbiedt het Handvest van de grondrechten van de
Europese Unie uitdrukkelijk discriminatie op grond van geslacht, ras
of kleur, afkomst, godsdienst of overtuigingen, of op grond van
denkbeelden of seksuele geaardheid.
In 2007, het jaar dat is uitgeroepen tot "Europees Jaar van gelijke
kansen voor iedereen", wordt in Europa een breed debat gelanceerd over
de voordelen van diversiteit voor de Europese samenlevingen. Parallel
daarmee is in maart 2007 het Bureau van de Europese Unie voor de
grondrechten opgericht. Aangezien het Bureau de voortzetting vormt van
het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat,
zullen de werkzaamheden van het Bureau betrekking blijven hebben op
racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme, de bescherming van de
rechten van personen die tot minderheden behoren, alsmede op
gendergelijkheid, als essentiële elementen voor de bescherming van de
grondrechten.
Voor de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en discriminatie in
de hele wereld werkt de EU ook nauw samen met alle desbetreffende
internationale actoren en in alle relevante internationale fora, in
het bijzonder de Verenigde Naties en hun gespecialiseerde organen, de
Raad van Europa, de OVSE, de Hoge Commissaris voor de mensenrechten en
de organisaties van het maatschappelijk middenveld die op dit gebied
werkzaam zijn.
In dit verband houdt de EU onverminderd vast aan de uitvoering van de
oogmerken en doelstellingen zoals omschreven door de Wereldconferentie
tegen racisme, rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en aanverwante
onverdraagzaamheid die in 2001 te Durban, Zuid-Afrika heeft
plaatsgevonden. De EU wijst erop dat er bij consensus overeenstemming
moet worden bereikt over de follow-up van Durban en dat de gehele
internationale gemeenschap hier werk van moet maken.
De internationale mensenrechtennormen met betrekking tot
non-discriminatie vormen de basis van de strijd tegen racisme. De EU
herhaalt haar verzoek aan alle staten die dat nog niet hebben gedaan,
om het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van
rassendiscriminatie, het belangrijkste internationale rechtsinstrument
op dit gebied, bij voorrang te bekrachtigen en uit te voeren.
Op Europees niveau zet de Raad van Europa zich reeds lange tijd in
voor de bestrijding van racisme. In het kader van die organisatie is
de Europese commissie tegen racisme en intolerantie (ECRI) opgericht,
die onder meer tot taak heeft politieke aanbevelingen aan de
regeringen van de lidlanden aan te nemen. Het twaalfde Protocol bij
het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens
verbiedt elke vorm van discriminatie door enig openbaar gezag. Het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens ziet erop toe dat die
bepalingen worden nageleefd. Sinds 2006 is er een aanvullend protocol
bij het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden
met elektronische netwerken dat de verspreiding van racisme en
vreemdelingenhaat via computersystemen tegengaat.
De EU steunt eveneens de niet-aflantende inspanningen van de OVSE om
racisme en discriminatie te bestrijden, waaronder het werk van de drie
speciale vertegenwoordigers die in 2004 zijn benoemd om meer
tolerantie te bevorderen en om racisme, antisemitisme,
vreemdelingenhaat en discriminatie in de deelnemende staten te
bestrijden. Volgens de EU is de uitvoering van de onlangs ingevoerde
OVSE-normen op dit gebied van essentieel belang in de strijd voor de
vrijheid van gedachte, geweten, godsdienst of overtuiging en tegen
iedere uiting van haat en intolerantie.
De strijd tegen racisme en vreemdelingenhaat blijft een wereldwijde
uitdaging, die een eveneens wereldwijde aanpak vereist. De EU dringt
er bij alle staten op aan hiertoe zowel nationaal als internationaal
effectieve maatregelen te treffen en bevestigt bereid te zijn met alle
landen samen te werken ten einde racisme, vreemdelingenhaat,
discriminatie en aanverwante vormen van intolerantie, waar die zich
ook voordoen, tegen te gaan.
De kandidaat-lidstaten Turkije, Kroatië* en de Voormalige
Joegoslavische Republiek Macedonië*, de landen van het stabilisatie-
en associatieproces en mogelijke kandidaat-lidstaten Albanië, Bosnië
en Herzegovina, Montenegro en Servië, en de EVA-landen IJsland,
Liechtenstein en Noorwegen, die lid zijn van de Europese Economische
Ruimte, alsmede Oekraïne en de Republiek Moldavië, sluiten zich bij
deze verklaring aan.
* Kroatië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië blijven
deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces.
European Union