Beantwoording vragen van het lid De Wit (SP) over dreigende uitzetting van een jongen naar Congo (ingezonden 20 maart 2007)

Beantwoording vragen van het lid De Wit (SP) over dreigende uitzetting van een jongen naar Congo (ingezonden 20 maart 2007).

Categorieën: Migratie en integratie, Recht

Bron: Ministerie van Justitie

Bijlagen:

|Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG |Bezoekadres
Schedeldoekshaven 100
2511 EX Den Haag
Telefoon (070) 3 70 79 11
Fax (070) 3 70 79 72
www.justitie.nl | |
|Onderdeel         |Directie Vreemdelingenbeleid          |                |
|Datum             |27 maart 2007                         |                |
|Ons kenmerk       |5476512/07/DVB                        |                |
|Uw kenmerk        |2060709920                            |                |
|Onderwerp         |Beantwoording vragen van het lid De   |                |
|                  |Wit (SP) over dreigende uitzetting van|                |
|                  |een jongen naar Congo (ingezonden 20  |                |
|                  |maart 2007)                           |                |
|                  |                                      |                |
|                  |                                      |                |
|                  |                                      |                |
|                  |                                      |                |
|                  |                                      |                |
Hierbij bied ik u de beantwoording aan van de schriftelijke vragen van het lid De Wit (SP) over de dreigende uitzetting van een jongen naar Congo.

De Staatssecretaris van Justitie,

Antwoorden van de Staatssecretaris van Justitie op de vragen van het lid De Wit (SP) over de dreigende uitzetting van een jongen naar Congo. (2060709920)

Vraag 1:
Kent u de zaak van de 17-jarige jongen uit Klundert? Klopt het bericht dat deze jongen dreigt te worden uitgezet naar Congo?

Vraag 2:
Deelt u de mening dat het van een bijzondere hardheid zou getuigen indien deze minderjarige, die al zes jaar in onzekerheid zit, zal worden gescheiden van zijn moeder? Deelt u eveneens de mening dat het niet proportioneel is te beslissen dat het enkele ontbreken van de machtiging tot voorlopig verblijf leidt tot het vertrek van deze jongen uit Nederland?

Vraag 4:
Bent u van plan uw discretionaire bevoegdheid aan te wenden te bewerkstelligen dat deze jongen niet zal worden uitgezet? Zo neen, waarom niet?

Antwoord op vragen 1, 2 en 4:
Ik ben op de hoogte van de betreffende zaak. In 2002 is ten behoeve van betrokkene een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor gezinshereniging bij zijn moeder met de Nederlandse nationaliteit. In eerste instantie is deze aanvraag afgewezen vanwege het mvv-vereiste, hetgeen door de rechter is bevestigd . Na weging van alle betrokken belangen heb ik besloten dat betrokkene bij een nieuwe aanvraag op grond van de hardheidsclausule zal worden vrijgesteld van het vereiste te beschikken over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Indien blijkt dat betrokkene voldoet aan de overige voorwaarden, zal aan hem na het indienen van een nieuwe aanvraag verblijf kunnen worden verleend. De raadsman van betrokkene is hierover geïnformeerd.

Vraag 3:
Deelt u de mening dat u in voorkomende individuele gevallen steeds een afweging kunt maken tussen de verschillende belangen die op het spel staan? Kunt u dat toelichten? Deelt u de mening dat het recht op gezinsleven, zoals onder andere gewaarborgd in het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens, en diverse rechten uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind een belangrijke rol dienen te spelen in voorkomende gevallen?

Antwoord op vraag 3:
In iedere vreemdelingenzaak vindt reeds een individuele belangenafweging plaats. De huidige regelgeving voldoet aan de genoemde verdragsrechtelijke verplichtingen, te weten de bescherming van het recht op respect van het familie- of gezinsleven neergelegd in het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Ook in onderhavige zaak heeft de rechter in zijn uitspraak van 1 november 2006 getoetst aan artikel 8 EVRM en het IVRK en geoordeeld dat geen sprake is van schending van deze verdragsrechtelijke normen.

Vraag 5:
Bent u eveneens van plan een individuele afweging te maken voor alle minderjarigen of jong-volwassenen die in dezelfde of in een vergelijkbare situatie verkeren als deze jongen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord vraag 5:
Ik zal mij beraden op de vraag of het noodzakelijk is dat het mvv-beleid, daar waar het minderjarigen betreft, aanpassing behoeft. Ik zal uw Kamer hierover nader berichten.


-----------------------
www.erikmoetblijven.nl
BN De Stem, 3 maart 2007
AWB 05/47455

---- -- Noot voor redacties (