Ministerie van Financiën

Omzetbelasting en AWBZ- en Wmo-geïndiceerde zorg

Besluit | 21-03-2007 | nr CPP06-2764

Omzetbelasting. Vrijstelling voor AWBZ- en Wmo-geïndiceerde zorg

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten

Besluit van 21 maart 2007, nr. CPP2006/2764M, Stcrt. nr. 63

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit betreft een actualisering, samenvoeging en intrekking van tot de datum van publicatie van dit besluit gepubliceerde beleidsbesluiten met betrekking tot artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 2o, van de Wet op de omzetbelasting 1968.


1. Inleiding

Dit besluit behandelt de vrijstelling voor diensten op het gebied van de AWBZ-zorg en de Wmo-zorg (artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 2o, van de wet).


1.1. Gebruikte begrippen en afkortingen

wet

Wet op de omzetbelasting1968

uitvoeringsbesluit

Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968

btw-richtlijn

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU 2006, L347)

Hof van Justitie

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen

AWBZ

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

Wmo

Wet maatschappelijke ondersteuning

CIZ

Centrum Indicatiestelling Zorg


2. Artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 2o, van de wet


2.1. Juridisch kader

Op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 2o, van de wet zijn van heffing van omzetbelasting vrijgesteld:

"de diensten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, en h, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, verleend aan personen ten behoeve van wie in een indicatiebesluit op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is vastgelegd dat ze op in die onderdelen bedoelde zorg zijn aangewezen, alsmede huishoudelijke verzorging, bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning, verleend aan personen ten behoeve van wie ingevolge die wet vaststaat dat ze op die verzorging zijn aangewezen. Tot de in de vorige volzin bedoelde diensten behoren niet de bij ministeriële regeling in verband met het voorkomen van een ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen aan te wijzen diensten;"

Deze vrijstellingsbepaling is gebaseerd op artikel 132 van de btw-richtlijn.

2.2. Reikwijdte van de vrijstelling

2.2.1. AWBZ-zorg

Op grond van de tekst van de wet is de vrijstelling alleen van toepassing op het verlenen van één of meer aangewezen vormen van AWBZ-zorg als die personen aan wie de zorg wordt verleend, beschikken over een indicatiebesluit van het CIZ. In het indicatiebesluit staan de reden en de soort van de toegewezen AWBZ-zorg vermeld. Ook bevat het besluit het aantal uren en de periode waarvoor de zorg is toegewezen. Het komt voor dat een cliënt zelf extra uren zorg inkoopt. Als die extra uren zorg worden verleend binnen de periode waarin de ge ïndiceerde AWBZ-zorg wordt verstrekt én het dezelfde zorg betreft als de geï ndiceerde zorg, dan is de vrijstelling ook daar op van toepassing.

2.2.2. Wmo-zorg

De Wmo kent, in tegenstelling tot de AWBZ, geen verplichte indicatiestelling. De aanspraak op de zorg en daarmee op de vrijstelling, moet aan de hand van andere door of namens de gemeente afgegeven bescheiden worden aangetoond. Inkoop van extra uren staat de toepassing van de vrijstelling niet in de weg, zolang sprake is van dezelfde zorg, verleend in de periode waarin op grond van de Wmo aanspraak bestaat op die zorg.

2.2.3. Kraamzorg

Op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 2o, van de wet zijn bepaalde vormen van zorg vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting, ongeacht of daarmee winst wordt beoogd. Kraamzorg valt alleen onder de vrijstellingsbepaling als geen winst wordt beoogd (zie artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de wet juncto artikel 7 en bijlage B, onderdeel b, post 9, van het uitvoeringsbesluit). Dat leidt er toe dat kraamzorg, als daarmee winst wordt beoogd, niet is vrijgesteld. Gezien de reikwijdte van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 2o, van de wet en gelet op jurisprudentie van het Hof van Justitie, vind ik deze beperking van de vrijstelling voor kraamzorg niet wenselijk.

Goedkeuring
Ik keur daarom goed, vooruitlopend op aanpassing van de regelgeving, dat op het verlenen van kraamzorg waarmee winst wordt beoogd, de in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 2o, van de wet opgenomen vrijstelling wordt toegepast. De vrijstelling is alleen van toepassing voor het verlenen van daadwerkelijke kraamzorg. Dit betekent dat een ondernemer die, al dan niet op eigen naam, bemiddelt bij het verlenen van kraamzorg, de vrijstelling niet kan toepassen op zijn bemiddelingsdienst. Als de betaling door de cliënt voor de daadwerkelijke kraamzorg via de bemiddelaar loopt, hoeft de bemiddelaar geen omzetbelasting te voldoen over de voor het verlenen van daadwerkelijke kraamzorg doorbetaalde gelden.


3. Ingetrokken regeling(en)

De volgende besluiten zijn ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit: Besluit van 19 juni 2001, CPP2001/0810M, (kraamzorg) Besluit van 26 november 2001, CPP2001/2187M (thuiszorg) Besluit van 7 augustus 2003, CPP2003/1854M (thuiszorg)


4. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2007.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 maart 2007.

De staatssecretaris van Financiën,
namens deze:
de directeur-generaal Belastingdienst,
mr. J. Thunnissen.

Meer informatie


* Besluit 21 maart 2007 nr. CPP07-2764

* Bijlage | 29-03-2007 | PDF bestand, 27.0 kb