kamervragen over bescherming van de Nederlandse markt tegen dierlijke producten
Internationale Zaken
De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
6 maart 2007 2060708840
IZ. 2007/604 29-03-2007
onderwerp bijlagen
Kamervragen lid Thieme (PvdD) -
Geachte Voorzitter,
In deze brief willen we graag ingaan op de vragen gesteld door kamerlid Thieme (PvdD),
ingezonden op 6 maart jl., over de bescherming van de Nederlandse markt tegen dierlijke
producten.
1. Kent u de publicatie "Dierenwelzijn is al geregeld".
Ja.
2. Kunt u aangeven op welke wijze de Nederlandse markt in WTO-verband beschermd
mag worden tegen dierlijke producten welke afkomstig zijn van dieren die onder
slechtere omstandigheden worden gehouden dan in Nederland?
Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit Op dit moment kennen de WTO-regels geen expliciete bepalingen die het mogelijk
Internationale Zaken maken om de eigen markt middels invoerverboden of andere instrumenten af te
Bezuidenhoutseweg 73
Postadres: 20401 schermen van dierlijke producten welke afkomstig zijn van dieren die onder slechtere
2500 EK 's-Gravenhage omstandigheden voor wat betreft dierenwelzijn worden gehouden dan in Nederland
Telefoon: 070-3784450 c.q. de Europese Unie.
Fax: 070-3786105
Web: www.minlnv.nl 3. Kunt u aangeven op welke wijze dergelijke bescherming ook kan gelden voor non-
trade concerns op morele gronden, zoals bijvoorbeeld bezwaren tegen genetisch
gemanipuleerde producten, welke verder gaan dan verplichte etikettering?
Het is belangrijk om te weten dat landen voor het eigen territoir op het terrein van
gezondheid van mens, dier of plant, milieubescherming en veiligheid het
beschermingsniveau, dat zij willen, zelf mogen bepalen. De WTO-bepalingen staan dat
niet in de weg. Het WTO-verdrag betreffende sanitaire en fytosanitaire maatregelen
(SPS Verdrag) staat onder voorwaarden de toepassing van het voorzorgsbeginsel toe.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
29-03-2007 IZ. 2007/604 2
Zoals onder vraag 2 aangegeven is het in WTO-kader in beginsel niet mogelijk om
invoerverboden of invoerrestricties in te stellen. Op deze algemene regel bestaat een
aantal uitzonderingen, die onder strikte voorwaarden een rechtvaardiging kunnen
bieden voor de schending van deze verbodsregel. Een van die uitzonderingsgronden
betreft maatregelen die noodzakelijk zijn om de publieke moraal te beschermen. De
betrokken maatregel gebaseerd op de publieke moraal mag in de toepassing ervan
bovendien niet leiden tot ongerechtvaardigde discriminatie tussen landen of een
verkapte handelsbelemmering opleveren. Deze uitzonderingsgrond is tot heden door
vrijwel geen WTO-lid ingeroepen en nog nooit onderwerp geweest van
geschillenbeslechting in de GATT/WTO.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft opdracht gegeven om onderzoek te doen
naar de Europees rechtelijke en WTO-aspecten van zogenaamde `non-trade concerns'
en de mogelijke gevolgen daarvan voor ontwikkelingslanden. De studie zal naar
verwachting voor het zomerreces zijn afgerond. De Tweede Kamer zal geïnformeerd
worden over de uitkomsten van voornoemde studie.
Wellicht ten overvloede wijs ik u met betrekking tot genetisch gemodificeerde
organismen (GMO's) op de regelgeving van de Europese Gemeenschappen (EG). De EG
heeft zoals bekend regels gesteld over markttoegang, traceerbaarheid en etikettering
van GMO's en producten waarin GMO's zijn verwerkt.
4. Kunt u aangeven welke ruimte u ziet op basis van de WTO-regels om diervriendelijk
geproduceerde producten extra te steunen met fiscale voordelen, subsidies of
preferentiële tarieven?
Wanneer het gaat om het steunen van diervriendelijk geproduceerde producten,
bieden de WTO-bepalingen enige ruimte. In 2005 heeft het Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit het LEI een onderzoek laten verrichten naar de ruimte die
er is. Dit resulteerde in het rapport "Product differentiation under the WTO. An
analysis of labelling and tariff or tax measures concerning farm animal welfare". In dit
onderzoek zijn drie beleidsinstrumenten onderzocht die gebaseerd zijn op de idee van
voorkeursbehandeling voor meer duurzame producten: etikettering van producten,
gedifferentieerde invoertarieven en gedifferentieerde consumentenheffing. De
belangrijkste conclusie was dat van de onderzochte beleidsinstrumenten etikettering
onder bepaalde voorwaarden een goede kans heeft te worden geaccepteerd door de
WTO gegeven WTO-bepalingen en bestaande jurisprudentie. Over de uitkomsten van
het onderzoek is uw Kamer uitgebreid geïnformeerd bij brief van 24 juni 20051. Naar
aanleiding van de begrotingsbehandeling van het Ministerie van LNV december vorig
jaar is uw Kamer nader geïnformeerd over deze randvoorwaarden2. Tijdens het
Algemeen Overleg met de Vaste Kamercommissie LNV op 14 maart jl. heeft de
Minister van LNV de Kamer toegezegd de mogelijkheden voor (verplichte) etikettering
opnieuw te zullen bezien en de Kamer hierover nader te zullen inlichten.
1 Kamerstuk 2004-2005, 28461, nr. 3, Tweede Kamer
2 Kamerstuk 2006-2007, 30 8000 XIV nr. 81 d.d. 16 januari 2007
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
29-03-2007 IZ. 2007/604 3
Verder biedt het WTO-kader aanknopingspunten, zij het niet eenduidig, om boeren
financieel tegemoet te komen in de investeringskosten voor bijvoorbeeld een
diervriendelijke stal. Dit zou in WTO-terminologie onder de zogenaamde `Groene
Boxsteun', steun die niet of nauwelijks handelsverstorend is, kunnen vallen. In
Nederland maken we van deze mogelijkheid onder andere gebruik middels de MIA-
VAMIl regeling, waarbij investeringsaftrek mogelijk wordt gemaakt indien, op het
gebied van dierenwelzijn en milieu, bovenwettelijke verbeteringen in
huisvestingssystemen worden doorgevoerd.
Daarnaast moet het ons inziens ook mogelijk zijn om boeren financiële ondersteuning
te bieden voor de meerkosten in exploitatie die gepaard gaan met extra eisen voor
dierenwelzijn. Deze mogelijkheden zijn echter nog niet expliciet erkend als Groene
Boxsteun. Zoals u bekend zet Nederland in de lopende onderhandelingen in het kader
van de Doha Ronde zwaar in om ook deze mogelijkheden van Groene Box-steun
opgenomen te krijgen in het nieuwe Landbouwakkoord.
5. Kunt u aangeven welke ambities u heeft voor de huidige regeerperiode om in de WTO-
onderhandelingen in te zetten op bescherming van de Nederlandse markt voor
dierlijke producten welke afkomstig zijn van dieren die onder slechtere
omstandigheden worden gehouden dan in Nederland?
De economie en de samenleving die wij als Kabinet voor ons zien, zijn doordrongen
van verantwoordelijkheidsgevoel voor het leven van mens, dier en natuur zowel in
Nederland als daarbuiten. Zoals aangegeven in het Coalitieakkoord maakt deze
Regering zich hard voor een verdere verbetering van dierenwelzijn. Ook in
internationaal verband.
Hoewel de non-trade concerns, waartoe dierenwelzijn behoort, onderdeel uitmaken
van zowel de brede onderhandelingsagenda voor de Doha Ronde als het
onderhandelingsmandaat van de Europese Commissie, bestaat er brede weerstand
tegen de non-trade concerns, in het bijzonder van de kant van de
ontwikkelingslanden. Niet alleen voor veel van onze handelspartners, maar ook een
groot aantal EU-collega's zijn de non-trade concerns op dit moment nog een brug te
ver.
Zoals hierboven aangegeven zet Nederland bij de onderhandelingen in het kader van
de Doha Ronde in om in het nieuwe WTO Landbouwakkoord steun voor meerkosten
die gepaard gaan met extra eisen voor dierenwelzijn expliciet erkend te krijgen als
toegestane steun onder de Groene Box. Daar het de Europese Commissie is die
namens de EU-lidstaten onderhandelt, is mijn inzet in eerste instantie gericht op de
Europese Commissie en de collega-lidstaten. Waar opportuun blijft Nederland ook
buiten de EU pleiten voor de erkenning van dierenwelzijn.
We moeten realistisch blijven, maar tegelijkertijd ook blijven zoeken naar
mogelijkheden. Los van de Doha Ronde, ben ik van mening dat we binnen de huidige
WTO-bepalingen ruimte moeten zoeken voor non-trade concerns die de huidige
verdragen toelaten. Tegelijkertijd moeten we de discussie in WTO en in internationale
organisaties die zich (mede) richten op dierenwelzijn op gang houden.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
29-03-2007 IZ. 2007/604 4
6. Bent u bereid in te zetten op een concrete uitwerking van de mogelijkheden van de
non-trade concerns op morele gronden in het nieuwe vrijhandelsakkoord? Zo neen,
waarom niet?
De vrijhandelsakkoorden waarover de EU op het punt staat te gaan onderhandelen
met onder meer India, Zuid-Korea en de ASEAN-landen, bieden wellicht meer ruimte
om bilaterale dan wel regionale afspraken te maken over samenwerking op het
gebied van non-trade concerns. Vrijhandelsakkoorden in kleiner verband bieden de
ruimte om afspraken te maken over onderwerpen die in multilateraal verband moeilijk
van de grond komen.
Het verheugt ons dan ook zeer dat in de onderhandelingsrichtsnoeren die de Europese
Commissie een dezer dagen voor goedkeuring aan de Raad van Ministers zal
voorleggen, aandacht voor dierenwelzijn en duurzaamheidaspecten uitdrukkelijk zijn
opgenomen. Wij kunnen u verzekeren van de actieve en constructieve bijdrage van
Nederland in deze, ook in het zoeken naar mogelijkheden om deze onderwerpen
adequaat te adresseren.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE
NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, ZAKEN,
G. Verburg F. Heemskerk
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit