College van Beroep voor het bedrijfsleven

Niet tijdige toekenning borgstelling. Afwijzing verzoek om schadevergoeding

Het Uwv had de borgstelling (tot een bedrag van f 45.000,--) uiterlijk op 24 december 1999 moeten toekennen. Nu deze toekenning eerst op 10 juli 2000 heeft plaatsgevonden, is het Uwv gehouden de reële schade die betrokkene als gevolg daarvan lijdt, te vergoeden. Naar het oordeel van de Raad is betrokkene er echter niet in geslaagd aannemelijk te maken dat van voor vergoeding in aanmerking komende schade sprake is. Ook na daartoe herhaaldelijk in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft hij geen enkel stuk in het geding gebracht waaruit zou kunnen blijken dat hij als gevolg van het ontbreken van de borgstelling kosten heeft moeten maken voor het, ter overbrugging van de periode van 25 december 1999 tot en met 9 juli 2000, op andere wijze verkrijgen van financiering tot een bedrag van (ten hoogste) f 45.000,--. Van enig oorzakelijk verband tussen alle overigens door appellant opgevoerde schadeposten (in het bijzonder inkomstenderving en niet renderende investeringen) en het niet tijdig toekennen van de borgstelling, is voorts niet gebleken. Dit betekent dat bij het bestreden besluit in zoverre terecht geen schadevergoeding is toegekend.

LJ Nummer:

BA0197

Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 3 april 2007