Wageningen Universiteit

beter voor milieu en dierenwelzijn Biologische landbouw beter voor milieu en dierenwelzijn

3 apr 2007

Onderdeel: Wageningen UR
Nummer: P025

De huisvesting van vee in de biologische sector geeft vooral bij varkens en pluimvee meer natuurlijk gedrag, vergeleken met de gangbare sector. Op milieugebied is het energieverbruik en de emissie van broeikasgassen per hectare lager bij biologische bedrijven. Dit blijkt uit twee studies van Wageningen UR, waarin op basis van literatuur is vastgesteld hoe biologische landbouw in Nederland zich onderscheidt van gangbare landbouw op het gebied van dierenwelzijn en milieu. De studies worden 4 april op het 10e Bio-congres in De Steeg gepresenteerd.

Dierenwelzijn
Uit de studies blijkt dat dierenwelzijn in de biologische veehouderij op veel punten beter is dan in de gangbare veehouderij. Huisvesting, gezondheidsmanagement, voeding en de manier van omgaan met dieren bepalen het welzijn van dieren. Met name de biologische varkenshouderij en pluimveehouderij hebben een huisvesting die sterk verschilt met de gangbare houderijen. Biologische varkens kunnen meer wroeten en exploreren. De biologische varkens kunnen hun staarten houden, want staartbijten, een indicatie voor verveling, komt minder voor. Met meer ruimte en met stro op de vloer zijn varkens minder agressief dan hun soortgenoten in kleinere, kale hokken.

Ook in de biologische pluimveehouderij vertonen kippen meer natuurlijk gedrag, zoals exploreren en scharrelen. Blootstelling aan daglicht vermindert angst bij pluimvee. In de biologische sector vertonen vleeskuikens een gevarieerder gedrag door de keuze van langzaam groeiende vleeskuikenrassen. De huisvesting van biologische melkveehouderij verschilt weinig met de gangbare. Beide systemen bieden veel ruimte voor natuurlijk gedrag. Gemiddeld wordt er in de biologische melkveehouderij meer geweid en meer gebruik gemaakt van potstallen. Beide zijn positief voor beweging en comfortabel rusten en liggen.

Op het gebied van gezondheid heeft de biologische veehouderij een aantal belangrijke pluspunten, maar worden ook negatieve aspecten gevonden. In de biologische melkveehouderij komen minder stofwisselingziekten voor, omdat veel melkveehouders het type dier selecteren dat minder hoog-productief is en past bij een lagere voederwaarde van het rantsoen. Uierontsteking bij melkkoeien komt meer voor in de biologische sector. Biologische melkveehouders mogen niet, zoals hun gangbare collegaâs, met antibiotica de koeien âdroog zettenâ om deze aandoening te voorkomen. Ingestrooide dichte vloeren in de biologische varkenshouderij zijn positief voor de pootgezondheid. Met stro op de vloer hebben de varkens ook minder huidschade door onder andere staartbijten en agressie. Omdat de zeugen vrij kunnen rondlopen, komt in de biologische varkenshouderij doodliggen van biggen meer voor. Ook blijkt aan de slachtlijn dat biologische varkens wat vaker long- en leverschade hebben door respectievelijk stof en parasieten. Daglicht in de buitenloop is positief voor de stofwisseling van varkens en pluimvee. Door de buitenloop en de strooisellaag is echter de infectiedruk hoger. Het gebruik van langzaamgroeiende vleeskuikens geeft minder gezondheidsproblemen in de biologische vleeskuikenhouderij. Ook vertonen deze dieren minder uitwendige beschadigingen.

Pijn kan worden veroorzaakt door ziekte of verwondingen, maar ook door ingrepen. De biologische regelgeving staat minder ingrepen toe dan de gangbare: het couperen van staarten en knippen van de tanden bij varkens is verboden en leghennen houden hun snavels intact. Verenpikken bij leghennen is een probleem in zowel biologische als gangbare systemen, maar met intacte snavels kan er meer schade worden aangericht. Managementfactoren, ook in de opfok, spelen een belangrijke rol en verschillen tussen bedrijven zijn groot.

De gangbare en biologische veehouderij vertonen slechts kleine verschillen in welzijnsaspecten gerelateerd aan voeding.

Milieu
Biologische landbouw scoort op veel punten beter voor het milieu dan de gangbare. Bij de prestaties per hectare is dit overtuigend. Uitgerekend per ton product scoort biologische landbouw soms beter en soms slechter dan de gangbare landbouw. Dit omdat de productie op biologische bedrijven 20 â 40 % lager is per hectare dan bij gangbare bedrijven.

Het energiegebruik en de emissie van broeikasgassen per hectare is in de biologische landbouw lager dan in de gangbare. De enige uitzondering hierop is de jaarrond gestookte glastuinbouw, die hierop bij beide typen bedrijven ongeveer gelijk scoort. Omgerekend naar ton product blijft de biologische melkveehouderij gunstiger wat betreft energieverbruik en emissie van broeikasgassen. Bij akkerbouw en vollegrondsgroenteteelt is het resultaat afhankelijk van het gewas. Soms is er bij biologische producten een vergelijkbaar, soms een hoger verbruik of emissie per ton. De jaarrond gestookte biologische glastuinbouw verbruikt meer energie en stoot meer broeikasgassen uit per ton product dan de gangbare glastuinbouw.

De milieubelasting door het gebruik van bestrijdingsmiddelen is in de biologische landbouw zeer gering en veel lager dan in de gangbare landbouw. De biologische landbouw gebruikt geen synthetische bestrijdingsmiddelen en de milieubelasting door gebruikte biologische bestrijdingsmiddelen is minimaal.

De biologische landbouw heeft een lagere stikstofuitspoeling per hectare. Biologische pluimvee- en varkensbedrijven veroorzaken wel meer stikstofuitspoeling in de uitloop. De ammoniakemissie per hectare is in de biologische melkveehouderij lager dan in de gangbare.

Uit de studies blijkt dat er grote verschillen bestaan tussen afzonderlijke bedrijven. Zowel voor dierenwelzijns- als voor milieuaspecten komen hoge en lage scores voor bij gangbare en biologische bedrijven. In de onderliggende rapporten staan meer geconstateerde verschillen tussen biologische en gangbare landbouw.