SGP
04 - 04 - 07 | SGP had en heeft geen behoefte aan Irak-onderzoek.
Onderzoek naar politieke besluitvorming rond Irak, Van der Staaij,
woensdag 4 april 2007
Waar gaat dit debat nu precies over? In eerste instantie leek het te
gaan om de actuele strategie van de VS in Irak. Dat is inderdaad een
belangrijk onderwerp. De situatie in Irak is helaas zorgwekkend. De
vrede is er bepaald niet gewonnen. Alle reden dus voor een
voortdurende bezinning hierover. Wij hebben eerder al aangegeven dat
wat ons betreft goedkope oplossingen, zoals eenzijdige pleidooien voor
een snelle terugtrekking van de troepen, niet voldoen. Met holle
anti-amerikaanse retoriek is nog nooit een oorlog gewonnen. De
moeilijke situatie in Irak vraagt naar de mening van de SGP-fractie
wel om een voortdurend, constructief politiek en zonodig militair
commitment: (de training van de Irakese) veiligheidsmensen. Welke
inzet van het kabinet kunnen we hierin verwachten?
Waar gaat dit debat nu eigenlijk over? De focus van dit debat is
inmiddels verschoven naar de politieke steun die in maart 2003 door de
Nederlandse regering is gegeven aan het militair optreden in Irak. De
SGP-fractie heeft met die politieke steunverlening ingestemd. Reden
daarvoor was het mislukken van de diplomatieke pogingen om Saddam
Hoessein tot nakoming te brengen van de verplichtingen die de
internationale gemeenschap hem had opgelegd inzake
massavernietigingswapens.
Prangende vragen over ontwapening werden niet afdoende beantwoord.
Reden voor gepast wantrouwen was er volop: tot twee maal toe was
Saddam het buitenland binnengevallen en had hij er niet voor
teruggedeinsd chemische wapens, mosterdgas en zenuwgas te gebruiken
tegen Iraniërs en Koerden. Met pijn in het hart âomdat een oorlog
altijd vreselijk isâ heeft de SGP-fractie daarom overtuigd steun
gegeven aan de inval in Irak. Wel hadden wij moeite met de figuur van
een politieke steun die wegens gebrek aan draagvlak op dat moment niet
gepaard ging met enige militaire steun. Het kwam toch wat als een
zwaktebod over: we stonden er bij, en we keken er goedkeurend naar.
Figuurlijk gesproken dan â want toen een Nederlandse generaal
letterlijk te prominent in beeld kwam bij een persconferentie, werd
daar zelfs ijlings van de kant van de NL regering treurnis over
uitgesproken.
Het is opmerkelijk dat die tamelijk vrijblijvende politieke steun
kennelijk politiek meer los heeft gemaakt dan de daadwerkelijk
militaire betrokkenheid die Nederland nadien bij de situatie in Irak
heeft gehad: zowel in al Muthanna als â nog steeds - ten aanzien van
de trainingsmissie.
Er is waarschijnlijk in de laatste jaren geen onderwerp te vinden
waarover zoveel moties zijn ingediend, dan over de achtergrond van de
verleende politieke steun. Sinds maart 2003 is zeker eens per half
jaar een motie ingediend die om parlementair onderzoek vroeg, of het
nu de motie-Koenders, -Van Bommel, -Karimi of -Kocer Kaya was. Steeds
met hetzelfde, heldere resultaat: de motie is verworpen. Kortom: geen
besluit uit de afgelopen jaren is democratisch zo stevig gelegitimeerd
als het afwijzen van een parlementair onderzoek naar de politieke
steun aan de inval in Irak.
De vraag kan niettemin opkomen: maar een minderheid blijft er toch om
vragen, is dat geen reden om het dan maar alsnog toe te staan? We
hebben toch niets te verbergen? Eerlijk gezegd is zoân redenering een
zeldzaam zwaktebod. Dat zou een premie zetten op het eindeloos
herhalen van een verworpen motie. Dat is alleen voor een efficiënte
parlementaire werkwijze al niet erg raadzaam, om een motie die
talloze keren op goede gronden verworpen is, dan toch maar te
honoreren om van het gezeur af te zijn. De suggestie te wekken, dat
wie tegen onderzoek is, kennelijk iets te verbergen heeft, is een
doorzichtige retorische truc.
Die truc, waarbij de bewijslast wordt omgekeerd, moet kennelijk
maskeren dat er onvoldoende positieve redenen zijn te bedenken waarom
zoân onderzoek nuttig zou zijn. Dat laatste is immers de reden
geweest waarom de motie geen meerderheid kreeg: de exacte omvang en
acuutheid van de dreiging is voor de Nederlandse regering en het
Nederlandse parlement nooit een reden geweest om militair ingrijpen
legitiem te achten. De politieke steun was zorgvuldig juridisch
gegrondvest op het schenden van de resoluties door Saddam Hoessein.
Die motivering is glashelder en stond en staat nog steeds als een
huis. De problemen die nadien in Irak zijn ontstaan zijn hierop niet
terug te voeren.
De eigenstandige motivering van de Nederlandse regering voor de
verleende politieke steun maakt dat elke vergelijking met andere lande
waarin wel parlementair onderzoek plaatsvond volstrekt mank gaat.
Bovendien is een wezenlijk verschil dat landen als de Verenigde Staten
en het Verenigd Koninkrijk ook daadwerkelijk militair deelnamen aan
het optreden in Irak. Kortom: wij konden en kunnen onze parlementaire
energie wel beter besteden, dan met de rug naar de toekomst, te willen
spitten in documenten die uiteindelijk simpelweg niet de basis vormden
voor het relevante besluit tot politieke steunverlening.
Waar gaat dit debat nu precies over? Het is de regering moeilijk te
verwijten dat zij geen uitvoering heeft gegeven aan de telkens weer
overtuigend verworpen moties over de politieke steunverlening. De
kritiek lijkt zich nu toe te spitsen op de houding van de
PvdA-fractie, die de hardnekkig volgehouden wens tot parlementair
onderzoek heeft prijsgegeven tijdens de kabinetsonderhandelingen en
politieke steun onthield aan een motie waar deze fractie op
inhoudelijke gronden erg voor was. Die inhoudelijke kritiek snijdt
eerlijk gezegd wel hout. Als je âzoals de PvdA- echt vindt dat het
heel erg nodig is dat hier parlementair onderzoek naar plaatsvindt, is
het ongepast om dit als wisselgeld te gebruiken in
coalitieonderhandelingen. Het is een riskant precedent om niet het
voorgenomen beleid, maar de controlebevoegdheid van het parlement tot
onderhandelingsinzet voor een coalitieakkoord te maken. Deelt het
kabinet die analyse?
MdV, ik rond af. Het zal duidelijk zijn dat de SGP-fractie geen enkel
nieuw feit of argument ziet om terug te komen op het standpunt dat wij
steeds hebben ingenomen: er is geen goede reden voor parlementair
onderzoek naar de Nederlandse politieke steun aan het militair
optreden in Irak.
Uit oogpunt van parlementaire controle heb ik tot slot nog wel een
vraag over de verzoeken die de Nederlandse regering krijgt om militair
aan bepaalde operaties bij te dragen. Vanzelfsprekend wordt het
Nederlandse parlement steeds geïnformeerd als de regering
daadwerkelijk van plan is âjaâ te zeggen tegen zoân verzoek. Maar hoe
zit het met de verzoeken waar âneeâ tegen wordt gezegd? Daarover
worden wij niet steeds geïnformeerd. Zou het niet goed zijn als de
Kamer ook hier steeds over wordt geïnformeerd, wanneer een dergelijk
verzoek aan de orde is? Het is immers voor een samenhangende
beoordeling ook goed om te weten welke verzoeken worden afgewezen.
Graag hierop nog een reactie.
SGP had en heeft geen behoefte aan Irak-onderzoek.